Oorlog in mijn Buurt
‘Moeder kwam met een revolver in de rug mijn slaapkamer binnen’
Isa, Roos, Thomas ontmoeten Wil Docters
Amir, Mohammed, Meral en Marley van basisschool De Schelp zijn te gast in de bibliotheek van Wilgenhof in Eindhoven. Ze ontmoeten er Rasoelan Rodjan (1951). Zij gaat de kinderen vertellen over haar jeugd in de jungle van Suriname.
Hoe zijn uw voorouders in Suriname terecht gekomen?
‘De oma van mijn moeder kwam uit India. In 1863 is de slavernij afgeschaft in Suriname, toen waren er dus geen goedkope arbeidskrachten meer voor het werk op de plantages. Daarom gingen de Nederlanders onder valse voorwendselen mensen ronselen voor de Surinaamse plantages. De moeder van mijn oma had twee dochters en had al heel jong haar man verloren. India was toen nog een kolonie van Engeland. De Engelsen bepaalden dat mijn overgrootmoeder met haar dochters naar Suriname moest om daar te werken. De lange reis werd per boot afgelegd. Op de boot moest ze werken in de keuken. Zij was een hele knappe vrouw en werd vaak lastig gevallen. Er was een man, die voor haar opkwam en haar beschermde. Uiteindelijk is deze man op de boot met haar getrouwd. Maar hij moest haar eerst kopen voor 30 cent. Toen ze in Suriname aankwamen, gingen ze werken als contractarbeiders op een plantage.’
Waar hebben de opa en oma van uw moeder gewerkt toen ze in Suriname waren?
‘Zij hebben gewerkt op de suikerrietplantage Mariënburg en daar was ook een suikerfabriek. Toen de kinderen wat groter waren, moesten zij ook meewerken. Na vijf jaar hard werken, was hun beloofd, zouden ze terug mogen naar India. Maar in de plaats daarvan werden ze in de jungle van Suriname achtergelaten en moesten hier zelf een nieuw leven opbouwen. Het leven in het oerwoud was heel zwaar. Ze moesten leven met wat de natuur hen bood. Dus gingen ze vissen vangen, groente zoeken en erachter komen wat je wel en niet kunt eten. Omdat ze uit India kwamen, kenden ze veel planten.’
Hoe woonden jullie in de jungle?
‘Wij woonden daar met elf gezinnen. De huizen waren gebouwd van bamboestokken die daar groeiden. Het dak werd gemaakt van bladeren. Er was geen radio, geen tv en er waren geen straten. In de modder liepen wij naar school, zonder schoenen, en als wij op school aankwamen, moesten wij onze voeten wassen. Toen ik er woonde, was er plaats vrijgemaakt om gewassen te verbouwen. Als de rivier heel hoog stond, kwam er water in huis. Dan moesten wij binnen zitten. Onze huizen stonden op kokosstammen, die als palen fungeerden. Als er een overstroming was, kwamen er krokodillen en allerlei slangen! Ik was dan heel bang en ik ben nog steeds bang voor slangen.’
Hoe was het om naar school te gaan?
‘Ook de school was in de jungle. Er waren juffen, maar ook twee Nederlandse leraren om ons Nederlands te leren. Na school moesten we water halen in twee emmers. De weg was gemaakt van modder dus moesten we uitkijken om niet te vallen. Je moest wel met water thuiskomen, anders kreeg je klappen! Er zaten ook krokodillen en piranha’s in het water.
Mijn vader werkte op een rijstplantage van een Nederlander en mijn moeder werkte op het land. Wij aten van de groenten die zij op het land verbouwden. Vanaf dat wij 8 jaar waren, moesten we ook meewerken op het land. Wij vonden het als kind leuk om met zijn allen op het land te werken. Dat was normaal voor ons.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.