‘Als de pannen leeg waren, schraapten wij de bodem af om nog iets te krijgen’


Layla en Noëlla vertellen het verhaal van Cisca de Vries

 Layla en Noëlla van Het Baken in Zaandam interviewen mevrouw de Vries.
Cisca de Vries is in 1934 geboren in Amsterdam-Noord en groeide op in Tuindorp-Oostzaan. Zij heeft een jongere broer, een oudere zus en was 6 jaar oud toen de oorlog begon. Haar ouders en opa hebben in het verzet gezeten. Haar moeder heeft veel onderduikers geholpen.

Wat herinnert u zich van het begin van de oorlog, toen Duitsland Nederland aanviel?
Toen de oorlog begon, was ik zes jaar oud. We woonden in Tuindorp-Oostzaan, een klein dorp, en daar gebeurde niet veel. We hadden wel eens bombardementen, omdat er in de buurt een zweefvliegveld was, dat later door de Duitsers werd overgenomen. Als kind was ik bang, vooral ’s nachts. Dan sprong ik uit bed en rende naar mijn ouders.’

 Zijn er wel eens Duitsers bij u binnengevallen in huis?
‘Ja, we hebben veel huiszoekingen gehad. Dan zochten de soldaten in alle kamers om te kijken of er onderduikers verstopt zaten. Wij hebben een heleboel onderduikers gehad. Maar mijn vader en moeder zeiden ook altijd tegen ons: ‘over wat hier in huis gebeurt, mag je nooit vertellen.’

Hadden jullie goede schuilplekken?
‘Ja, de zolder. Daar kon je niet zomaar op, want het was een loze ruimte. Er was ook geen trap naar de zolder. Mijn vader was timmerman en had een luik gemaakt. Als de Duitsers in het dorp kwamen, gingen ze alle huizen af om te kijken of er onderduikers waren. Dan zat mijn vader op zolder, op het luik. Dus het was wel een gevaarlijke situatie.’

Wat voor werk deden uw ouders voor het verzet?
‘Mijn vader saboteerde Duitse apparatuur, bijvoorbeeld door elektriciteitskabels door te snijden. Ook gaf hij schietlessen met een pistool aan mensen die in het verzet zaten. Alles moest stiekem gebeuren. Mijn moeder zorgde voor onderduikers, vooral voor diegenen die geen bonnen of middelen hadden om te overleven.’

Woonden er Joodse mensen in jullie buurt?
‘Achter ons woonde een Joodse vrouw met acht kinderen. De vier oudsten waren al weggevoerd naar Duitsland. Op een dag moest ze zich melden bij de Hollandse Schouwburg in Amsterdam. Ze stond daar met haar vier kinderen, de jongste die erg verkouden was zat op haar arm. Het was vreselijk.
Toen kwam er een Duitse soldaat, één van de weinigen die tegen Hitler was. Hij vroeg haar wat ze daar deed met al die kinderen. Ze antwoordde dat ze moest eten. Hij vroeg naar haar papieren en toen ze die gaf, scheurde hij ze doormidden en zei: ‘Loop naar buiten met je kinderen en kom hier nooit meer terug.’
De vrouw vluchtte snel naar huis en mijn moeder heeft de rest van de oorlog voor haar gezin gezorgd. Dit moet in 1943 zijn geweest.’

Wat at u allemaal?
‘Door de oorlog was er weinig te eten. De Duitsers hadden het gas afgesloten en we kookten af en toe op een houtvuurtje. Wat we kregen kwam uit de gaarkeuken, waar we koolraap en soep van aardappelschillen kregen. Als de pannen leeg waren, schraapten wij de bodem af om nog iets te krijgen. Maar sterke jongens duwden ons altijd opzij.
Mijn vader kreeg op een gegeven moment een zak tarwegordels van een boer. Mijn moeder kon de tarwe fijnmaken met een koffiemolen en daar kon ze wat pap van maken.’

Waarom moest u na de oorlog naar Engeland?
‘Vlak na de oorlog werd ik als kind voor een tijd naar Engeland gestuurd omdat ik zwaar ondervoed was. Ik verbleef daar vierenhalve maand, eerst in een kinderkamp en later bij een gezin met vijf kinderen. Het was gezellig, maar de taal was in het begin lastig. Na acht weken had ik wel wat Engels geleerd, Toen ik terugkwam, begreep ik mijn broertje van vier niet meer, omdat ik zoveel Engels had gesproken.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892