‘Als de Duitsers komen moet je je niet verzetten’


Beau, Tygo, Marcel, Luuk vertellen het verhaal van Mariet Wentholt
Korte Minnebroederstraat, Utrecht

Met een warme glimlach begroet Mariet Wentholt Beau, Tygo, Marcel, en Luuk die haar komen interviewen. Mevrouw Wentholt laat de leerlingen van de Beppino Sartoschool in Eindhoven veel foto’s zien. Ze toont interesse in het viertal en die is wederzijds. De kinderen zijn onder de indruk van haar verhalen, maar de meeste indruk maakt haar vergevingsgezindheid naar de Duitsers die veel van haar familieleden gedood hebben.

Hoe begon de oorlog voor u?
‘Ik werd vlak voor de oorlog geboren in Hilversum. Mijn vader en moeder gaven me de naam Eva. Maar vlak na mijn geboorte stierf mijn moeder. Toen mijn vader bij het stadhuis in Hilversum het overlijden van mijn moeder en mijn geboorte ging aanmelden, besloot hij mij de naam van mijn moeder te geven en zo werd ik twee dagen later Maria Eva Jacoba genoemd. De schoonzus van mijn moeder, tante Geesje, en haar gezin zorgden tijdelijk voor mij. Ik noemde haar mama. Mijn vader was Joods en moest al meteen een ster op. Na een tijdelijke vrijstelling werd hij opgeroepen om naar werkkamp Havelte te gaan. Mijn vader had hele fijne vrienden. Een van zijn vrienden werkte bij de gasfabriek in Laren en zei: ga niet naar het kamp, maar kom bij ons onderduiken. Maar mijn vader vond dat niet solidair met zijn familie omdat veel familieleden ‘niet teruggekomen zijn’. Zo noemen wij dat. Wij zeggen nooit ‘ze zijn vergast’, maar wij zeggen ‘ze zijn niet meer teruggekomen’. Hij zei: ik ben niet meer of minder dan de rest van mijn familie. Dus is hij uit solidariteit uiteindelijk in het kamp Havelte terechtgekomen. Mijn vader mocht de eerste tijd af en toe kort thuiskomen.’

Bent u ondergedoken geweest?
‘Op een dag zei vader toen hij thuiskwam in Utrecht: ‘Ik zie je misschien nooit meer terug’. Hij zou gedeporteerd worden. Ik stond boven aan de trap. Vader deed heel stug. Ik begreep het niet en dacht dat hij boos op mij was, maar dat leek zo omdat hij zo verdrietig was, begreep ik later. Ik zie het beeld nog van vader die wegliep terwijl ik boven aan de steile trap stond. De Joodse mensen van kamp Havelte zouden na een lange periode van hard werken met treinen naar de Duitse vernietigingskampen getransporteerd worden. De vriend van mijn vader in Laren zat bij het verzet. Hij deed heel gevaarlijk werk en had veel contacten bij de ondergrondse. Die heeft mijn vader en anderen helpen ontsnappen op het moment dat ze naar de trein moesten lopen. Mijn vader telde zijn stappen, naar een verhaal uit de Bijbel, toen hij vanuit het kamp naar de transporttrein liep. Het was het dealen met de Eeuwige om op aarde bij zijn dochter te kunnen blijven. Hij zei: ‘Ik neem 10 stappen. Nog 10, nog 9, nog 8, nog 7 stappen… Als de Eeuwige niets doet weet ik bij de laatste stap dat ik mee moet.’ Maar plotseling werd er vreselijk gebombardeerd en geschoten. Op dat moment kon vader met de andere mannen vluchten. Ze renden naar de schepen van de ondergrondse die in het kanaal lagen en kropen snel onder een zeil, terwijl er enorme explosies en schietpartijen plaatsvonden. Ze zijn naar een boerderij gegaan en hebben zich in hooibergen verstopt. ‘s Nachts zijn ze in etappes naar Utrecht gelopen. Ik mocht mijn vader de eerste dagen niet zien, hij was zo op, onder de blaren en helemaal verzwakt mede vanwege zijn diabetes. Binnen anderhalve dag werden we opgehaald door de vriend uit Laren, mijn onderduikvader. Dat was heel spannend en moest snel gebeuren want aan de overkant van ons huis stond het stadhuis, daar zaten al die hoge SS-officieren. Ze konden zo bij ons binnenkijken. We werden opgehaald door een klein busje van de wasserij die voor de Duitsers waste. Het wagentje werd vlak voor de deur gezet. Zo kwamen we bij mijn onderduikouders in Laren terecht. Heel moedig van deze mensen om ons in huis te nemen. Je weet dat je hele gezin eraan gaat als het ontdekt wordt. Hun vierde kindje was op komst. We hebben veel aan hen te danken.’

Waardoor hebben jullie de oorlog overleefd?
‘We zijn eigenlijk door een Duitse mevrouw uit Laren gered tijdens de oorlog. Zij was een ‘Rijksduitse’, getrouwd met een hoge SS-officier, en woonde tegenover ons. Zij hadden het huis van een Joodse familie geconfisqueerd. Zij hield alles in de gaten in onze laan. Ze zag mij en mijn vader aankomen op het onderduikadres. Tegen mijn onderduikvader zei ze toen we uitstapten: ‘Jullie nemen Joden in huis’. Doordat ze veel contact had met de familie Mooij, mijn onderduikouders, en haar kinderen met hun kinderen speelden liet ze het zo. Ik werd als een evacueetje gezien. Door dit contact leek de familie Mooij voor de Larense bevolking ‘fout’ te zijn. Niemand vermoedde dat er onderduikers bij hen zaten. Elke avond als ik naar bed ging, zei mijn vader: ‘Hier staat jouw koffertje en als de Duitsers komen – ‘de stoute soldaatjes’ noemde ik ze – als die komen dan moet je je heel rustig aankleden, je niet verzetten. Hier zijn je kleertjes, daar staan je schoentjes, je kan je beertje meenemen en that’s it.’ Vaak kwamen er soldaten Laren binnen om mannen op te halen die in Duitsland in dienst moesten, en om te kijken of er Joden waren. Dat wist onze Rijksduitse overbuurvrouw. Ze zag hen altijd aankomen en lokte ze haar huis in. Ze was een hele mooie vrouw van 28 jaar. En dan gaf ze die mannen een heleboel bier en wijn tot ze helemaal dronken waren. Vervolgens zei ze: ‘Jullie moeten terug naar de kazerne want jullie moeten voor tien uur in de kazerne zijn’. Stomdronken liepen ze dan terug. Ze zei ook tegen hen: ‘ Ik hou hier alles onder controle en het is hier Judenrein’. Dat betekent: er zijn hier geen Joden. En zo zijn we door de oorlog gekomen. Had ze ons verlinkt, dan waren we er niet mee geweest en ook het hele onderduikgezin niet.’

Had uw vader een hekel aan de NSB?
Na de oorlog is de Rijksduitse mevrouw opgepakt en kwam in het Oranjehotel in Scheveningen terecht. Mijn vader is naar haar toegegaan en heeft een goed woordje voor haar gedaan. Ze is er vervroegd uitgekomen. Haar man is wel heel erg gestraft en zijn vader ook. Er zaten ook veel NSB’ers in het Oranjehotel. Een aantal NSB’ers zei tegen mijn vader: ‘We zijn verkeerd geweest in de oorlog. Zou u ons willen vergeven?’. Toen zei mijn vader als gelovige Jood: ‘Vergeven wil ik het omdat de Eeuwige ook vergevingsgezind is, maar vergeten zal ik het nooit’. En hij heeft ook nooit meer een stap in Duitsland gezet. Terwijl hij eigenlijk altijd naar Duitsland ging voor zijn werk.’

Voelt u of uw vader haat naar de Duitsers?
Mijn kleindochter Esra is balletdanseres. Ze woont in Duitsland en is getrouwd met een Rus die zich heeft laten neutraliseren tot Duitser. Zij had in het Duitse Wiesbaden haar première in het prachtige theater. Ik was natuurlijk heel trots dat mijn kleindochter optrad, maar ik zag wel voordat de voorstelling begon in een flits van die hoge officieren voor me die hun arm uitstrekten en ‘Heil Hitler’ zeiden. De volgende ochtend kwam mijn kleindochter bij mijn bed zitten en vroeg me hoe ik het had gevonden. Ik antwoordde dat ik het fijn en bijzonder vond, maar ook wel een beetje moeilijk. Ook om over die Duitse wegen te rijden die als oorlogswegen gebruikt zijn. Ze keek me aan met diezelfde ogen als mijn vader, pakte mijn hand en zei: ‘Ik begrijp het’. Zij heet Esra en Esra betekent ‘Gods hulp‘. Als ik straks kleinkinderen krijg dan zijn zij Duits. Daarmee maakt zij het kringetje rond.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892