‘Albert liet mij onderduiken toen ik zes weken oud was’


Marta, Fiene, Leah en Mijntje vertellen het verhaal van Betty Mock
President BrandstraatAmsterdam-Oost

Betty Mock was nog maar een baby toen ze werd gescheiden van haar ouders. Ze kwam terecht bij vrienden van haar ouders. Aan Marta, Fiene, Leah en Mijntje van de Lidwinaschool in Amsterdam-Oost vertelt ze haar aangrijpende verhaal over haar oorlogstijd.

Wat heeft uw onderduikvader gedaan dat hij een held was?
‘Mijn onderduikvader Albert kwam uit Paramaribo in Suriname. Hij en Janna, zijn vrouw, woonden in hetzelfde gebouw als mijn ouders en ik. Janna was de beste vriendin van mijn moeder. Albert had mij laten onderduiken toen ik een heel klein baby’tje was van zes weken oud, toen mijn vader en moeder waren weggevoerd naar Auschwitz.’

Hoe was de oorlog voor uw onderduikvader?
‘Mijn onderduikvader was voor de oorlog een hutbediende. Hij maakte de bedjes op van het personeel van de boten. Later ging hij in het verzet, hij ging anti-Duitse blaadjes rondbrengen. Dat mocht natuurlijk niet. Na een jaar ontdekten de Duitsers dit en brachten Albert Wittenberg (mijn onderduikvader) naar een gevangenis, en vanaf daar naar kamp Vught. En van Vught is hij naar Duitsland gebracht, naar een dwangarbeiderskamp. Daar werd je niet doodgemaakt, het was geen vernietigingskamp, maar je moest er wel heel hard werken. Je kreeg bijna niet te eten en het was er koud. Daar zat hij tot het einde van de oorlog, tot ze bijna bevrijd werden. De Duitsers wilden helemaal niet dat de geallieerden of de Russen zagen wat er gebeurde in die kampen. Dus werden de gevangenen meegesleurd door Duitsland heen. Dat heten de Dodenmarsen, omdat er zoveel mensen bij stierven. Die mensen vielen bij bosjes dood neer langs de kant van de weg. Sommige gevangenen wisten te ontsnappen, maar mijn onderduikvader Albert niet. Hij en duizend anderen gevangen werden in een grote graanschuur gestopt en die hebben de Duitsers in de brand gestoken. Het is heel verdrietig dat hij het niet overleefd heeft. Die man heeft een Joods kind gered, mij.’

Bent u bij uw adoptiemoeder Janna blijven wonen?
‘Ik ben in 1943 geboren, en ik kwam dus bij Albert en Janna te wonen toen ik zes weken was. Ik hoefde nog niet naar school, en omdat ik zo jong was hoefde ik gelukkig ook geen Jodenster op. Janna heeft heel de oorlog gedaan alsof ik hun echte kind was, zodat ik veilig was. Ik kreeg ook Alberts achternaam: voortaan heette ik Betty Wittenberg. We woonden hier vlak bij deze school. Ik had er een broertje en een zusje. Maar na de oorlog ben ik weggehaald bij mijn onderduikmoeder. Ik ben eigenlijk door mijn oom en tante weggehaald bij Janna zonder dat ze dat wist. Toen ben ik terechtgekomen bij adoptieouders in Laren. Ook daar kreeg ik een nieuwe naam, Betty Rijksman. Mijn nieuwe adoptiefamilie was ook Joods en had ook ondergedoken gezeten. Ze deden net alsof ik in een weeshuis had gezeten in plaats van dat ik bij Janna en Albert had gewoond.’

Kon u bij uw adoptieouders in Laren over de oorlog praten na de oorlog?
‘Dat was een gesloten boek, er mocht niet over gesproken worden. Ik wist niet eens de naam van mijn onderduikouders. Ik wist eigenlijk heel weinig. Het was natuurlijk zo’n heftig onderwerp. Ik durfde er niet over te praten. Pas toen mijn adoptieouders waren overleden, durfde ik onderzoek te gaan doen naar wie mijn adoptieouders waren. Ik kwam achter hun namen, maar Albert was natuurlijk in Duitsland vermoord en ik kwam erachter dat Janna later was overleden. Van hun kinderen, mijn onderduikbroertje- en zusje Albert en Tine, leefde Tine nog wel. Ik heb Tine ontmoet, en zij kon foto’s laten zien van mijn tijd in hun gezin. Veertien dagen na onze ontmoeting overleed ze. Haar zoon, Janna’s kleinzoon, heeft mij uitgenodigd voor de crematie. Dat was heel bijzonder, omdat zij mij als één van hen beschouwden. Als één van de kinderen van Janna en Albert. Ik mocht daarom plaatsnemen op de eerste rij. Ik heb aan de mensen daar verteld dat Tine en haar ouders mijn leven hebben gered. Met de kleinzoon van Janna en Albert heb ik historisch onderzoek gedaan en voor Albert en Janna heb ik de Yad Vashem onderscheiding aangevraagd. Die hebben ze gekregen, als oorlogshelden.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892