‘Al die gele briefjes zijn vermoorde familieleden’
Livia, Cate, Milan en Maritou vertellen het verhaal van Dolly Rouwers
Van Woustraat 58Amsterdam-Zuid
Livia, Cate, Milan en Maritou van de Dongeschool gaan op een stormachtige dag met hun begeleider met de auto naar Amstelveen om Dolly Rouwers (1936) te interviewen. Zij is kind van een Duitse, katholieke vader, die in 1920 naar Nederland kwam, en een Joodse moeder. Dolly heeft veel foto’s van haar familie in vroegere tijden. En verhalen. Maar eerst: ‘Jullie willen vast wat drinken. Er is appelsap en perensap. Je kan of een glas of een rietje pakken. Neem maar wat je wil!’
Moesten uw moeder en u een ster dragen in de oorlog?
‘Mijn moeder moest dat wel. Ik kom uit een zogenoemd gemengd gezin. Mijn moeder werkte in de slagerij van mijn vader in de Van Woustraat. Ze is toen een keer opgepakt door de Duitsers, omdat ze op haar witte slagersjas geen ster droeg. Ze heeft toen een paar dagen gevangen gezeten bij de Sicherheidsdienst, in de Euterpestraat. Gelukkig kwam ze weer vrij. Het bijzondere is dat mijn middelbare school, de Gerrit van der Veenschool, na de oorlog in dat gebouw zat. In de fietsenkelder van school, had mijn moeder jaren daarvoor dus in de cel gezeten. Hoe bizar.
In de oorlog zat ik op de Wilhelmina Catharinaschool aan de Weteringsschans, op loopafstand van mijn huis aan de Van Woustraat. Wij kinderen noemden dat de WC-school. Ik heb een onbezorgde schooltijd gehad. Ik speelde met alle kinderen, je lette niet op wie er Joods was en wie niet. Maar op een gegeven moment moesten de Joodse kinderen weg. Er werd een muur geplaatst en zij moesten voortaan aan de andere kant van de muur naar school. Weer later waren ze allemaal weg. Opgepakt of ondergedoken. Omdat mijn zus en ik een Duitse vader hadden, bleven we buiten beeld. Na de oorlog lazen we de gedichtjes van klasgenoten terug in het poesiealbum van mijn zus en zag je namen van kinderen die niet zijn teruggekomen, waaronder Ankie Horduik of Hordijk, een goede vriendin van m’n zus. Ik heb het album altijd bewaard.’
Zijn familieleden van u opgepakt?
‘Oh, de grote razzia van juni 1943! In dat jaar moesten alle Joodse mensen zich melden of ze werden opgepakt. Mijn moeder was helemaal in paniek. Alle familieleden werden weggehaald. Ook het gezin van mijn even oude neefje Eddy. Mijn moeder zei tegen hen: “Laat Eddy bij ons. Wij zorgen wel voor hem.” Maar ze wilden bij elkaar blijven en namen Eddy mee de trein in, de ondergang tegemoet. Zijn ouders hebben nog een kaartje uit de trein gegooid met daarop de tekst ‘Ik zit hier met Eddy op schoot…’ Ze zijn nooit meer teruggekomen. Ik heb het grote boek met de 102.000 namen van de Nederlandse Joden die vermoord zijn. Zie je al die gele briefje die in het boek zitten? Dat zijn allemaal vermoorde familieleden van mij. Ik heb ze allemaal goed gekend. Sommigen hebben geprobeerd onder te duiken. Sommigen hebben het overleefd. Mijn familie en ik hebben door de jaren heen steeds meer waardering gekregen voor mensen die onderduikers in huis hebben genomen.’
Hoe heeft uw gezin de Hongerwinter beleefd?
‘Omdat mijn vader slager was, hadden we de eerste tijd genoeg te eten. Aan het eind van de oorlog moest de winkel sluiten, omdat er gewoon niet meer genoeg was. Mijn vader ging dan op pad om eten te ruilen tegen kruiden, die hij nog had uit de slagerij. Ruilde hij peper en zo voor tarwe. Daarvan liet hij bij de molen in de Czaar Peterstraat, die er nog steeds staat trouwens, meel malen. Waar we dan weer brood van maakten. Mijn ouders stuurden ook eten naar familie in het kamp. Wij hadden wel genoeg.’
Heeft u bombardementen of beschietingen meegemaakt?
‘Ja, er waren bombardementen in Amsterdam-Noord en ook op de Apollolaan, vlak bij jullie school. Ik weet nog dat we dan met mijn moeder thuis gingen schuilen in het trappenhuis, omdat je eerder had gezien dat na een bombardement het trappenhuis meestal nog overeind stond tussen al het puin. We wisten dus, dát is het sterkste punt van het huis. Daar stonden we dan, mijn moeder met haar armen om mij heen. Gelukkig kwam in 1945 de Bevrijding. Een vrolijke tijd, er waren overal feesten en er werden spelletjes georganiseerd, waaronder een hardloopwedstrijd bij ons in de Van Woustraat. Ik werd eerste en won een leverworst… van mijn vaders slagerij! Worst had ik genoeg gegeten, dus toen heb ik gevraagd of ik het mocht ruilen voor yoghurt. Dat mocht. Ik ben nog altijd dol op yoghurt. Ik eet het elke ochtend.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.