‘Agent Poppensnor dacht dat mijn moeder chantabel was’


Jan (10), Patricia (11), Mees (11) en Melanie (12) vertellen het verhaal van Coby Viersma 2 jaar toen de oorlog begon
Zwanenburgwal

Wij interviewden Coby Viersma bij haar thuis. We gingen met de tram, Er was  een actie voor Valentijnsdag en toen hebben we een foto voor haar gemaakt met een groot hart. We kregen cola en roze koeken.

U zat vroeger op de Oudeschansschool. Zat u met veel Joodse kinderen op school?
‘Nee, zij waren toen al weg. Er gaat een verhaal over de hoofdonderwijzer meneer Blok. Als er in de buurt iets aan hand was dan zou hij Joodse kinderen in de kelder hebben verstopt voor de Duitsers.’

Was u bang tijdens de oorlog?
‘Toen de oorlog begon kwam er een bom over die ergens in Noord is gevallen. Wij hoorden sirenes en we stonden voor het raam in de keuken. Door de luchtdruk zijn mijn moeder, broertje en ik door de keuken heen geslingerd. Al ben je nog zo klein, dat vergeet je nooit meer.
Boven ons woonde een vrouw, (jullie komen uit de buurt, dus jullie kennen het woord) zij was een hoertje en ging om met de Duitsers voor geld en eten. Zij woonde op de tweede etage en wij op de eerste. Constant kwamen er Duitsers de trap opgelopen en die waren niet altijd nuchter. Ze sloegen op de deur van onze etage en dan was niet alleen ik bang, maar mijn moeder ook. We gingen dan met z’n drieën onder een deken in bed liggen totdat het voorbij was.
Er was ook een commissaris van politie die een hekel aan mijn moeder had, Poppensnor. Hij had een hele grote snor, vandaar dat ze hem Poppensnor heeft genoemd. Hij dacht dat mijn moeder chantabel was, omdat ze Abrahams heette. Dat is een joodse naam en dat vond men in de oorlog verdacht. Hij probeerde steeds te achterhalen of mijn moeder niet toch Joods was.’

Hoe kwam uw moeder aan eten?
Ze haalde het op de zwarte markt. Mijn moeder zorgde voor zeven mensen. Ze moest van alles bedenken om aan eten te komen en dat was echt niet makkelijk. Ik bewonder haar dat ze zwarte handel ging verkopen, want het was strafbaar.
Mijn vader heeft in de oorlog eigenlijk nooit voor ons kunnen zorgen. Hij zat samen met mijn oom gevangen in Duitsland. Hij is opgepakt door de Duitsers toen hij in Bosplan aan het werk was en afgevoerd naar Duitsland. Mijn moeder was ook vaak afwezig voor de voedseltochten. Dan duurde het twee weken voordat ze weer terugkwam.’

Wat dacht u toen u erachter kwam dat jullie waren bevrijd?
‘Iedereen zei dat we waren bevrijd. Mijn moeder heeft mij en mijn kleine broertje naar school gebracht. Zij is met haar moeder naar de Dam gegaan, om de bevrijding te vieren. Bij de Bijenkorf stond het vol met mensen. Mijn moeder zag op het dak van de Grote Club, een hoog gebouw in de Kalverstraat, Duitsers met geweren in hun handen. Mijn moeder zei: ‘Hoe kan dat nou dat die Duitsers nog steeds gewapend zijn?’ Toen begonnen de Duitsers te schieten en zijn er heel veel mensen doodgeschoten. Mijn moeder is de Damstraat ingerend. Ze kwam mijn school binnenvliegen om te zorgen dat de kinderen daar bleven. Je beseft als kind dan niet dat je de volgende dag wel bevrijd bent. Ik werd nog steeds naar school gebracht, totdat mijn moeder ook besefte dat het veilig was.’

foto’s: Marieke Baljé

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892