‘Ach, du bist nur ein Kind’


Looiersgracht

We werden door meneer en mevrouw Neijts met limonade ontvangen in aanleunwoning de Klinker. Hij vond het goed dat we veel vragen hadden: ‘Als je ouder wordt, komt het verleden sterker terug!’.

Hoe was het begin van de oorlog voor u?
‘Ik was 13 toen de oorlog begon. Toen wist ik er nog weinig van, je speelde als kind op straat. Je was niet met de oorlog bezig. Op een gegeven moment speelde ik op straat en kwamen er bommenwerpers overvliegen. We hadden geen radio thuis, maar er was wel distributie. Dat was een soort radio aan de muur, waar je naar twee zenders kon luisteren. Daar hoorden we dat de Duitsers waren binnengevallen en dat er gevochten werd op verschillende plekken in Nederland. Voor mij begon de oorlog eigenlijk pas bij de Februaristaking. De Jodenvervolging werd toen steeds sterker aanwezig. Ik ben zelf half Joods, niet officieel want alleen mijn vader is Joods. Mijn moeder komt uit een Christelijk gezin. Ze mochten ze niet trouwen en ik kreeg de naam van mijn moeder. Achteraf gezien was dat een groot geluk voor mij en mijn broertjes en zusjes. Mijn vader dook onder in de Cornelisschuitstraat. Daar heeft hij vier jaar in het magazijn van een drogisterij gezeten. Een heel enkele keer kwam hij naar huis. Hij heeft het gelukkig overleefd en mijn ouders zijn ze na de oorlog wel getrouwd.’
 
Heeft u dierbaren verloren in de oorlog?
‘Ik had twee Joodse tantes, die van mijn moeder de straat niet meer op mochten, omdat het te gevaarlijk werd. Wij brachten dan elke week een tas levensmiddelen naar hun toe. Toch kregen ze op een gegeven moment een oproep om naar de Hollandse Schouwburg te komen. ‘Ach, we moeten alleen maar werken in Duitsland, we komen wel terug’, hadden ze ondanks de waarschuwingen van mijn moeder gezegd. Dat was natuurlijk niet zo, ze kwamen niet terug.’

Wat is u het meest bijgebleven van de oorlog?
‘Ik had een vriendje en zijn ouders zaten in het verzet. Die verzetsgroep kwam daar steeds bij elkaar om te praten over wat ze moesten doen. In die periode (1944) werkte ik in een geneesmiddelenfabriek op de Looiersgracht. Daar werkte ik als leerling op het magazijn. Op een gegeven moment kom ik bij dat vriendje thuis en zegt de leider van het verzet tegen mij: ‘Jij werkt toch bij die geneesmiddelenfabriek? Wij hebben een grote behoefte aan vitamines bij het verzet, zou je daar aan kunnen komen?’. En wat deed ik? Ik verstopte de kokers met vitamine in mijn kniekousen. Als je de fabriek verliet moest je bij de portier aan een kauwgomballenautomaat trekken. Trok je een groene, dan mocht je doorlopen. Ik trok 4 of 5 keer een groene, en kon gewoon mijn vitamines bij het verzet afleveren. Totdat ik een rode trok. Ik werd aan mijn schouders naar boven gebracht naar een oude Duitse officier in uniform. Hij was oud en grijs en keek mij aan: ‘Waarom doe je dat nou? Ik moet je eigenlijk uitleveren he? Ach, du bist nur ein Kind’. En toen mocht ik gaan, ik heb heel erg geluk gehad. Met de verzetsgroep is het niet goed afgelopen. Ze zijn verraden en doodgeschoten. Mijn moeder werd bang en we gingen verhuizen. Daarna viel er een bom op onze oude woning! Twee keer geluk gehad.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892