‘Hij dacht; nou word ik doodgeschoten, maar ze lieten hem gaan’


Zeynelabidin (Zeynel), Ryan, Ceyda vertellen het verhaal van Corrie van Druenen
Zaandam

Op school hebben we met z’n vieren een mooie plek gevonden waar we Corrie van Druenen (1935) kunnen interviewen. De thee wordt ingeschonken en de limonade wordt geregeld ‘Jullie mogen gewoon ‘je’ tegen mij zeggen hoor.’

Voelde je je veilig tijdens de oorlog?
‘Eigenlijk heeft de oorlog vijf dagen geduurd. Daarna was Nederland bezet door de Duitsers, er waren toen geen bombardementen meer. Wel af en toe een luchtalarm. Ik ben eigenlijk nooit bang geweest. Dankzij mijn moeder die zei dat alles wel weer goed zou komen.’ Toen mijn vader in kamp Amersfoort zat zei ze: die komt wel weer terug.’ Zelf was ze natuurlijk best wel bang, maar dat liet zij niet merken aan ons.
Wij woonden in een vrij klein huis. Mijn zus van vijf jaar ouder, mijn moeder en ik. Er waren twee slaapkamers, een woonkamer en keuken, meer niet. Een badkamer hadden wij niet eens. Mijn vader zat in een strafkamp in Amersfoort. Op een dag zei mijn moeder tegen mijn zus: ‘zullen we gezellig met z’n drieën in de slaapkamer gaan slapen?’ Later heeft ze ons verteld, dat ze bang was dat als er iets zou gebeuren, dat zij niet bij ons kon komen. Als je moeder je niet bang maakt, ben je dat zelf ook niet.’

Had je vriendinnen die Joods waren?
‘Ik had Joodse vriendinnetjes. Wij woonden in een benedenhuis in Amsterdam.  Boven ons woonden twee Joodse gezinnen met kinderen. Mijn buurmeisje van vijftien was veel ouder dan ik, maar zij speelde vaak met ons, dus haar kende ik goed. Zij zijn weggegaan en nooit meer teruggekomen. En dat is eigenlijk iets wat ik nog steeds niet goed kan begrijpen.’
Begin van de oorlog mochten we niet na twaalf uur op straat. Er was spertijd, dat noemen we ook wel de avondklok. Voor de Joden was dat acht uur. Mijn buurmeisjes en ik speelde slagbal op straat, er waren toen geen auto’s. Aan de overkant woonde een NSB’er. Hij heeft na de oorlog twintig jaar gevangenisstraf gekregen. Dat wil heel wat zeggen. Precies om acht uur was stuurde hij de meisjes altijd naar boven. Dat zijn herinneringen die ik niet meer vergeet.’

Waarom was uw vader in een strafkamp?
‘Alle Duitse mannen moesten vechten in de oorlog. Dus de Duitsers hadden ook mannen nodig in Duitsland voor het werk in fabrieken of op het land bij boeren. Daar hadden ze Nederlanders voor nodig. Dus mijn vader werd ook opgepakt. Zijn houtzagerij was niets meer, aangezien er geen hout meer was, maar dat wisten de Duitsers niet. Hij kreeg hij drie dagen verlof om zijn zaken te regelen, maar hij ging niet terug. Helaas is mijn vader toen toch weer ergens opgepakt. Hij had geen persoonsbewijs bij zich, want die hadden de Duitsers bij de vorige arrestatie afgepakt. Hij zat in een strafkamp in Amersfoort tot het einde van de oorlog.’

Hoe is je vader gevlucht uit de trein?
‘Alle gevangenen werden op een dag in de trein gezet. De trein bleef een paar kilometer buiten Amersfoort stilstaan. Wel zo’n anderhalve dag. Ze hadden geen eten en drinken, ze hadden niets. Een mevrouw van het Rode Kruis bracht hun pannen met pap. Alle gevangenen mochten de trein uit. Het Rode Kruis is internationaal, dus de Duitsers moesten het toestaan. Op een gegeven moment is mijn vader onder de trein doorgekropen en is weggelopen. Aan het einde  was een compartiment met officieren, die hem een sigaret vroegen. Dat was een heel eng moment. Hij dacht nou word ik doodgeschoten, maar ze lieten hem gaan. Mijn vader stopte bij het eerste huis dat hij tegenkwam en vroeg om een hoofddeksel, omdat zijn kale hoofd opviel. Hij heeft een pet gekregen en zo is hij naar huis gevlucht.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892