‘Hij trok zijn handschoenen uit, pakte ze bij elkaar in één hand en sloeg ons daarmee links en rechts in ons gezicht, mijn broertje en mij’


Marit, Danilo, Levi, Renate vertellen het verhaal van Wim van Nieuwenhuijse

We zien een sportieve man de Basisschool Tamarinde binnen stappen. Shorts, fietshelm en bidon in de hand. Het is meneer Nieuwenhuijse die eerst door zijn oude buurt in Zaandam is  gefietst. Er worden koekjes neergezet en Marit, Danilo, Levi, en Renate kunnen met het intervinterview beginnen!

Wim  van Nieuwenhuijse werd voor de oorlog geboren in Zaandam, in 1938. Zijn ouders, oma, tantes en oom zaten allemaal bij het (communistisch) verzet. Zijn vader hielp Joodse vluchtelingen uit Duitsland. Later doet hij ook mee met het gewapend verzet in de Zaanstreek. Wim zelf was daar nog te jong voor.

Kunt u iets vertellen over deze buurt?
‘De Jonge Arnoldusstraat was echt een arbeidersbuurt. Hier woonde bijvoorbeeld de familie Kuiper en zij hadden onderduikers in huis en als er alarm was moesten ze via de steeg verdwijnen. Hier woonde ook Frans Oort, hij was een communist die bij de Nationale Brigade ging om tegen Franco (dictator van Spanje) te vechten. Toen die man terugkwam, werd hem zijn Nederlander-schap ontnomen.’

‘Op 11 mei 1940 begon de Duitse aanval op de Grebbeberg, op 14 mei 1940 werd Rotterdam gebombardeerd. Zo’n tachtigduizend vluchtelingen… Zij werden allemaal in de omgeving opgenomen.
Mijn vader was in 1938 al bezig met het onderbrengen van Duitse vluchtelingen die illegaal over de grens kwamen. De communistische partij in Zaandam en die in de Achterhoek organiseerden met elkaar sluipwegen, zodat de mensen wel binnen konden komen.’

Moest u vroeger onderduiken?
‘Ik ben ondergedoken op een boerderij in Haaldersbroek en ook in een molen naast het Kalf. Met mijn broertjes en moeder ben ik daar ondergebracht.’

Zijn er wel eens Duitsers bij jullie thuis geweest?
‘Er zijn twee verhalen binnen mijn familie. Mijn vader, moeder en tante zaten in het verzet en er was huiszoeking op het Vissershop waar mijn oma woonde. Mijn oma was een moedige vrouw. Ze riep tegen de Duitsers; ‘kom niet verder, want ik ben ziek. Anders krijg je dezelfde ziekte.’ Mijn oma lag bovenop de illegale kranten die mijn tante bezorgde; de (illegale) Waarheid. De Duitsers gingen gelijk weg.’

‘Als er een auto van de Duitsers in de straat stond, moesten we altijd door lopen. Bij een huiszoeking was mijn vader snel door het zolderraam gekropen. Daar heeft hij bijna een hele dag op het dak in de goot gelegen om niet ontdekt te worden. Na de oorlog had hij daar een trauma van. Mijn moeder, broertje en ik werden tijdens de huiszoeking door een Duitser met zo’n groene leren jas aan neergezet en toen kregen we van hem chocola. Maar dat wilden we niet aannemen. Je nam van een Duitser niets aan in die tijd, althans bij ons niet. Hij trok zijn handschoenen uit en pakte ze bij elkaar in één hand en sloeg ons daarmee links en rechts in ons gezicht, mijn broertje en mij. Ik heb daar zelfs nog een litteken van.’

Heeft u ook iets positiefs meegemaakt in de oorlog?
‘De saamhorigheid met elkaar, dat je op elkaar aankon. Net als goede vrienden. Je weet dat je altijd een beroep op je vriend of vriendin kan doen. Er zijn veel nare dingen gebeurd in de oorlog, maar wij kregen ondersteuning van het fonds dat gecreëerd werd om verzetsmensen te ondersteunen.’

Kende u ook NSB’ers?
‘Naast ons woonde een verpleegkundige en daarnaast woonde het hoofd van de NSB in Zaandam. Dus wij woonden eigenlijk in de gevarendriehoek. Hij is na de oorlog veroordeeld. Zij hadden wel te eten en ik kreeg ook soms wat. Ze hadden ook een zoon en daar speelde ik mee. In die tijd had je de zogenaamde ‘puttenzuigers.’   Alle ontlasting kwam in een tank terecht die door deze puttenzuiger geleegd werd.
Na de oorlog waren er allemaal feesten bij ons in de straat. Op een dag heb ik de zoon in die put met poep geduwd, maar heb hem er ook weer eruit gehaald, hoor. Mijn eigen frustratie, toen ik erachter kwam wat ze allemaal hadden gedaan in de oorlog. Later bleek dat die jongen totaal niet op zijn vader leek.’

 Bent u bij de Februaristaking geweest
‘Mijn moeder vervoerde voor het verzet allerlei spullen in de kinderwagen, illegale folders en misschien ook wapens. Mijn vader had tussen twee spijlen een plank gemaakt, waar ik op kon zitten. Mijn broertje kon lekker in de wagen slapen. In de luierbak lag altijd een luier met poep en als de Duitsers controles deden, keken ze niet verder als ze die luier zagen.  Zo ben ik met mijn moeder naar de Februaristaking gegaan op de Burcht.’

 

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892