‘Net op tijd kon ik in het internaat terecht’


Fadia, Emmy, Werner en Jahmea vertellen het verhaal van Anneke van der Valk
Yogyakarta, IndonesiëAmsterdam-Zuid

Het is de eerste keer dat de negentigjarige Anneke meedoet met het project Koloniale Sporen. Haar dochter Inge vergezelt haar op de Rivierenschool en dat is behalve gezellig ook erg handig, want Anneke is haar gehoorapparaat vergeten in te doen. Als Anneke de vragen van de kinderen niet verstaat, herhaalt Inge het voor haar moeder en vaak geeft ze ook aanvullende informatie. Als ze lekker op de bank zitten, steken Fadia, Emmy, Werner en Jahmea van wal.

Hoe was het om in Nederlands-Indië te wonen?
‘Ik vond het heel fijn, vooral de vrijheid die je er had. Ik woonde in een heel klein plaatsje. Ik liep lekker slenterend door de sawah’s, de rijstvelden, naar school. Dat was een hele goede Nederlandse zusterschool, die ik vanaf de fröbelschool tot de vierde klas heb bezocht. Omdat mijn vader KNIL-militair was, hebben we op verschillende plekken gewoond. Mijn herinneringen zijn vanaf een jaar of vier, toen we in Borneo woonden. Ja, ik heb een Nederlandse achternaam. Mijn voorouders, en wij dus ook, zijn allemaal heel licht van kleur.’

Door wie werd uw vader gevangengenomen? 
‘Door de Japanners, die Indonesië hadden veroverd. Alle militairen die in het Nederlandse leger zaten, werden opgepakt en net, zoals de Duitsers met de Joden deden, in kampen gestopt. De Indonesiërs, de oorspronkelijke bewoners, hebben ze met rust gelaten. Maar alles wat blank of Indisch was, werd opgepakt. Waaronder mijn vader. Mijn moeder en ik bleven achter, samen met mijn grootmoeder, die bij ons inwoonde. We hadden toen niet genoeg geld meer om de huur te betalen, dus moesten we verhuizen naar de kampong. Ik voelde me daar eenzaam. Ik wist dat je op het meisjesinternaat in Bandung, waar mijn vriendinnen zaten, wél te eten kreeg. Ik heb toen aan mijn moeder gevraagd of ik daar naartoe mocht. Dat internaat was eigenlijk voor rijke, Nederlandse kinderen. Maar ik belde gewoon aan. Een non deed de deur open en ik zei: “Mijn vader is geïnterneerd en mijn moeder kan niet voor me zorgen, kan ik hier terecht?” Dat mocht, de volgende dag al! Ik was zo blij. Het was net op tijd, want niet veel later werden veel vrouwen opgepakt door de Japanners en gingen ze halve wijken afzetten met prikkeldraad. Mijn moeder was inmiddels met haar schoonmoeder weggegaan uit Bandung en zat veilig in Cimahi.’

Heeft u nog nare herinneringen aan de oorlog?
‘Ja, van toen de Japanners Indonesië binnen vielen. Er werden veel Indische mensen opgepakt en in kampen gestopt. Je mocht er niet uit. De kampen werden omheind door hoge muren. Mijn vader zat in een kamp en zag hoe sommige van zijn vrienden als straf de hele dag in de bloedhete zon zonder eten of drinken moesten zitten. De Japanners kwamen trouwens op de fiets Bandung binnen. Ze hebben het gewoon bezet en overal bewaakte posten neergezet. Als je buiten liep, moest je altijd voor ze buigen, anders kreeg je een klap.’

Hoe vond u het om in Nederland te wonen? 
‘Veilig, wat het in Indonesië niet meer was. Indische mensen werden er vervolgd, je kon geen baan of uitkering krijgen en je paspoort werd ingenomen. Mijn man kreeg geen werk meer, omdat hij een Europees paspoort had. Je moest kiezen tussen de Indonesische of Europees/Amerikaanse nationaliteit. Zelfs de mensen uit de kampong zeiden tegen ons dat het beter was om weg te gaan. Toen de laatste kans om te vertrekken kwam, dat was in 1965, hebben we al onze spullen verkocht en zijn we met onze zeven kinderen weggegaan. We gingen met een vliegtuig van de KLM, wat wel bijzonder was, want de meeste Indische Nederlanders kwamen met de boot. Hier aangekomen, werden we naar Bennekom gestuurd. Daar ‘kregen’ we kleding. Dat was niet gratis, het werd allemaal bijgehouden en alles moest later terugbetaald worden. Zo werd zestig procent van het inkomen van mijn man, die binnen twee maanden al een baan bij de Nederlandsche Middenstandsbank had, ingehouden als aflossing. Na Bennekom werden we in een pension in het centrum gepropt. Dat was een Amsterdams herenhuis, waar we een kamer met z’n allen deelden. We mochten niet koken; eten kregen we. Aardappels mét jus bijvoorbeeld en dat aten wij helemaal niet. Vanaf dat moment moesten we echt omschakelen. We moesten ons aanpassen.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892