‘’


Nida, Yassmina en Rania vertellen het verhaal van Wil Wickel, 15 jaar toen de oorlog begon
Javaplantsoen, KramatwegAmsterdam-Oost

Wij interviewden Wil Wickel, die in Duitsland geboren werd als zoon van een joodse vader en niet-joodse moeder. Toen hij vier jaar was, vluchtte zijn moeder met hem naar de Indische buurt in Amsterdam, waar hij de achternaam van de man kreeg met wie zijn moeder al snel hertrouwde. Maar doordat Wil veel joodse vriendjes had, kon zijn nieuwe achternaam er niet voor zorgen dat hij uit handen van de Duitsers bleef.

 

Hoe merkte u dat het oorlog was?
“Het was 10 mei 1940, en de Nederlandse luchtmacht vloog zo laag over het Flevopark dat we konden zwaaien naar de piloten. Toen kwamen de Duitsers binnen, met veel poeha. Toch is het een redelijk rustige tijd geweest tot 1941. Ik speelde met mijn joodse vriendjes vaak op de joodse begraafplaats om de hoek. Dat mocht natuurlijk niet. Het was er een enorme troep, er waren veel stenen gesloopt en soms kwamen er beenderen omhoog.

Maar beetje bij beetje had ik steeds minder vriendjes. Bij station Muiderpoort vertrokken ze ’s nachts met de trein, en mij werd verteld dat ze ziek waren. Het was een erg donkere tijd.”

Bent u zelf ook opgepakt?
“Na de februaristaking op 25 februari 1941 waren er veel arrestaties. Van driehoog werden jongens met geweerkolven naar beneden geslagen; ik heb nooit durven vragen hoe het is afgelopen met Harry en Bertus, twee van mijn vrienden die toen zijn opgepakt. Omdat ik omging met joodse mensen werd ook ik, ik was toen 17, tewerkgesteld in Duitsland, bij I.G. Farben in Bitterfeld. Met bewaking ging ik elke dag om 5 uur werken bij een instrumentenmakerij. Daar heb ik geluk mee gehad, want dat was een heel belangrijke afdeling. Veel andere mensen hebben het slechter getroffen.”

Waren er ook mooie momenten?
“Toen ik op een dag rondwandelde omdat ik te ziek was om te werken, kwam ik een groep Russische soldaten tegen. Ik hoorde een van die jongens zeggen ‘Laat ze het lazarus krijgen, neerzetten die hap!’. Dus ik vroeg: ‘Bent u Hollander?’, en het bleken Nederlandse militairen te zijn in een Russisch gevangenkamp. Daar leefden ze onder afschuwelijke omstandigheden, dus een van die soldaten vroeg of ik hen kon helpen. Ik heb het verhaal aan een NSB’er in mijn kamp verteld, en een paar dagen later kwam de groep soldaten in Nederlandse uniformen aangelopen. Ze waren bevrijd uit het Russische strafkamp omdat ik aan de bel had getrokken.

Toen ik later zelf terug kon naar Nederland, dacht iedereen dat ik een collaborateur was omdat ik voor de Duitsers had gewerkt. Ik werd heel slecht behandeld, maar op een gegeven moment begrepen ze dat het verhaal anders in elkaar stak. Ik had wel voor de Duitsers gewerkt, maar zeker niet uit vrije wil!”

foto’s: Marieke Baljé

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892