School: Vox College

‘Als we wilden zwemmen, moest er altijd een militair mee’

Rens, Binc, Tiebe en Jasmijn van het Vox College interviewen Jeanette van der Stelt.  Zij is in 1943 geboren in Zwolle en in 1948 is mevrouw van der Stelt naar Indonesië gegaan.  Op de Nieuwdammerdijk in Amsterdam worden de leerlingen welkom geheten met limonade en koekjes. Op tafel staan specerijen uit Indonesië. Ook oude boeken met foto’s van de stad en het huis waar ze vroeger woonde.

Wat was de reden dat uw familie naar Indonesië vertrok?
‘Toen ik pas 5 jaar oud was ging ik vanuit Rotterdam met de boot naar Indonesië. We gingen er heen omdat mijn ouders daar graag wilden wonen. Mijn vader had een contract gekregen als leraar in Indonesië voor vijf jaar. Ik herinner me niet veel van de reis omdat ik de hele tijd in de crèche aan boord zat. We reisden met bijna het hele gezin, want mijn vader was al in Indonesië om een huis te zoeken voor ons. Mijn kleine broertje, ik, mijn oudere broer en zus. We woonden de eerste vijf jaar in de stad Malang. Er was een lerarentekort waardoor mijn vader en moeder daar docenten werden. De Indonesische kinderen kregen les alsof ze in Nederland woonden, omdat de Nederlanders toen in Indonesië de baas waren. Later was er oorlog in Indonesië tussen de Indonesische vrijheid strijders en Nederland. Daarom mochten ik en mijn broertje niet van het erf af. Het was daar best gevaarlijk, dus als we wilden zwemmen, moest er altijd een militair mee. Je hoorde in onze straat vaak ook schoten, waardoor ik nog steeds schrik van harde knallen met Oud en Nieuw.’

Wanneer ging u weer terug naar Nederland?
‘Toen ik bijna tien werd gingen we terug naar Nederland. We wilden niet weg, maar moesten weg, omdat mijn vader’s contract was verlopen.  Mijn broertje en ik gingen bij onze oom en tante wonen, want we hadden geen huis in Holland. En daar moest ik erg wennen, want zij waren gelovig en we moesten dus twee keer in de week naar de kerk. Ik heb daar twee jaar gewoond, want daarna hadden mijn ouders weer een huis. Ook moest ik van school moest veranderen, maar eindelijk konden we met het hele gezin weer bij elkaar wonen. Ik heb drie jaar in Nederland gewoond, dus het duurde niet lang voordat ik wéér naar een nieuwe school moest. Mijn vader kreeg opnieuw een contract in Indonesië en volgde nogmaals zijn hart. Mijn zus ging niet mee. Ze was 18 jaar en klaar met haar middelbare school. Ik weet nog heel goed hoe mijn zus en mijn oom en tante, ons op de kade stonden uit te zwaaien Na vier lange weken, kwamen we dan eindelijk aan in het mooie Indonesië.

De tweede keer gingen we weer voor vijf jaar. We woonden in Bandung. Daar leerden we Kees kennen, een aapje van een rubberplantage waar we op vakantie waren. Hij was net vier dagen oud. De moeder was geschrokken en had het aapje per ongeluk laten vallen uit de rubberboom. Aangezien iedereen daar in de buurt een aapje had, mochten we hem houden. Hij kwam mee in een vogelhokje naar de stad. Het waren hele goede waakdieren. We hebben hem melk gevoed met een pipetje en hij is gezond en groot geworden. Hij woonde in de tuin bij ons thuis, ik nam hem vaak met mij mee op mijn schouder. Alle kinderen keken mij dan aan. Kees had namelijk een lange staart. Bij tamme apen knipten ze die af, maar bij Kees niet. Het allerlekkerste vond hij suiker. Hij wist altijd de pot te vinden en at dan een hele hand vol. We hadden een  Cherry boom, een tropische boom met besjes eraan; Kees propte zijn wangen er helemaal mee vol. Eens in de maand mocht hij in de teil, dan mocht hij zwemmen. Uiteindelijk moesten wij weer vertrekken uit Indonesië, maar deze keer door een oorlog. We gingen eerder terug naar Nederland en lieten Kees achter. Mijn vader bleef nog daar, omdat hij zijn contract moest afmaken.’

In mijn Buurt Koloniale Sporen Jeanette 13-10-2023
In mijn Buurt Koloniale Sporen Jeanette 13-10-2023

 

 

School: Vox College

‘Mijn vrienden hebben toen gezegd: ‘als hij niet mag, dan gaan wij ook niet naar binnen’

Lily, Lyse,Manuel en Najimi van het Metropolis Lyceum/Vox College in Amsterdam-Noord interviewen Waldy Neijhorst, 73 jaar oud. Hij is geboren op Curaçao en is daar tot z’n 13e gebleven, ging daarna naar Suriname. Meneer Neijhorst werkt nog steeds, omdat hij een missie heeft in zijn werk als therapeut. Vooral met jongens en vaders en  jongens die het moeilijk hebben.

Hoe was uw jeugd in Curaçao?
‘Je hebt een goede jeugd als je jong bent en je ouders om je heen hebt. Je kunt doen wat je leuk vindt. Pas wanneer je ouder wordt ga je verschillen zien en keuzes maken. Ik had een machtig leven. Ik ben op Curaçao  geboren mijn vader en moeder zijn Surinaams. Ik ben op mijn 13e naar Suriname gegaan Op Curaçao mocht ik niet buiten spelen; ik mocht alleen op een stukje terrein blijven. In Suriname mocht ik wel naar buiten. Ik had mazzel dat ik veel sportte; ik basketbalde en ik was er erg goed in. Ook kreeg ik een beurs en ging sport studeren, zat ook in een basketbalteam in Leiden en Amsterdam.’

Hoe vond u het toen u naar Nederland kwam?
‘Ik vond het heel spannend en het was heel anders dan Suriname. Je kon worden wat je wil zolang je maar heel hard je best deed en er was veel minder werkloosheid. Het eten was ook anders en het weer ook. Ik had ook een boodschap meegekregen van mijn moeder dat Nederlanders niet douchen; dat zit nog steeds in mijn hoofd. In Curaçao is het weer heel tropisch en zweet je veel, ik douchte twee keer per dag, maar in Nederland was het heel anders zonder dat tropische weer.’

Bent u in Nederland wel eens gediscrimineerd?
‘Ik was met mijn witte vrienden in Haarlem we gingen naar een club toe. Toen we daar voor de deur stonden mochten zij naar binnen en ik niet. Dat was de eerste keer dat ik daarmee geconfronteerd werd. Mijn vrienden hebben toen gezegd: ‘als hij niet mag, dan gaan wij ook niet naar binnen’ en ik ben sindsdien nooit meer naar een club gegaan; het is me altijd bij gebleven. Ik moest van mijn  moeder vrienden maken met witte mensen, zodat mijn carrière iets makkelijker ging en zodat ik met meer verschillende groepen meeging. Maar nu met het digitale leven kan je thuis zitten en je hebt de hele wereld in je woonkamer. Toen ik jonger was  had je dat niet, dus je hebt de juiste mensen nodig die je levenservaringen geven of om de  juiste informatie mee te delen.’

Wat voor verschillen zijn er tussen Suriname en Nederland?
‘Wat anders was en bijzonder, was dat in Suriname  niet alles  luxe was en in Nederland wel. In Nederland kan je een frikandel of een gehaktbal uit een muur halen en in Suriname had je dat niet.’

 

School: Vox College

‘Als we Surinaams spraken, kregen we een klap met een liniaal op onze hand’

Asli, Lucia, Sam en Joshua van het Vox College in Amsterdam-Noord gaan Lucia de Bouva interviewen. Zij is geboren in Suriname en is nu 75 jaar.
Het gesprek vindt plaats in de OBA, de bibliotheek, waar mevrouw Lucia gezellig met andere dames aan het handwerken is geweest.

Hoe was uw schooltijd?
‘Op school moest je goed opletten. Je moest Nederlands praten en geen Surinaams. Soms kregen we een kleurplaat. Een plaat waar sneeuw, molens en tulpen op te zien waren. Allemaal Nederlandse dingen. We leerden geen Surinaams. Als we Surinaams spraken, kregen we een klap met een liniaal op onze hand. We wilde dat natuurlijk niet, dus we letten goed op en deden goed mee. En als we uit waren mochten we naar huis.
Na schooltijd moesten we gelijk ons uniform uitdoen. Toen we nog klein waren moesten we eerst even slapen, een uurtje of twee. Als ik wakker werd, moest ik gelijk mijn huiswerk maken. Was ik dan klaar, vroeg ik aan mijn ouders of ik mocht buitenspelen, want als zij sliepen, mocht ik al helemaal niet meer naar buiten. Dat was gevaarlijk. We hadden veel respect voor onze ouders, want als je dat niet zou hebben, had dat grote gevolgen. Tegen zes uur moesten we ons terrein opruimen. Dan moesten we ons ‘netjes maken’ voor het avondeten.

 Wat was de reden van uw vertrek naar Nederland?
Als je door wilde studeren om later een goed beroep te krijgen, moest je naar Nederland om daar te studeren. Dit kon niet iedereen. Alleen de leerlingen die goed hun best deden op school en die ook goeie cijfers hadden, mochten naar Nederland. We moesten in Nederland onze school afmaken, omdat dat in Suriname niet kon. Het was niet heel moeilijk, want we spraken al vloeiend Nederlands, omdat we in Suriname ook alleen Nederlands mochten praten.’

 Was het leven heel anders in Nederland?
‘Toen we eenmaal in Nederland aankwamen, waren er veel dingen anders voor ons. In Suriname was het normaal om een groot gezin te hebben en je kamer te delen met meerdere broers of zussen. De jongens en meisjes sliepen wel gescheiden. In Nederland bestond het gemiddelde gezin uit één of twee kinderen. Het beste voor ons was, dat we hier  allemaal onze eigen kamer kregen! De buurt in Nederland was erg gezellig, maar wij werden nog wel gediscrimineerd. Ook konden we in Nederland voor het eerst een bijbaantje nemen. Geld bijverdienen en sparen om nieuw speelgoed te kopen bijvoorbeeld.’

 

 

 

School: Vox College

‘Je past je aan en probeert zoveel mogelijk te genieten’

 

Mick, JD, Rosanne en Mandy van het Vox college  in Amsterdam-Noord  interviewen André Antonius. Hij is in 1938 in Paramaribo geboren. Meneer Antonius vertelt leuke, maar soms ook wat minder leuke dingen en de leerlingen vinden het behalve leerzaam ook supergezellig met meneer Antonius!

Hoe was het in uw jeugd?
‘Als kind vond ik het leuk in Paramaribo waar ik ben opgegroeid. Ik ben daar geboren in 1938. Ik heb daar op school gezeten, eerst op de kleuterschool en toen de lagere school. Het was  daar heel leuk, maar ze waren ook streng. Je mocht niet rennen, den werd je aan je oor getrokken. Ik ben naar Curaçao gegaan toen ik zeven jaar was. Later ben ik weer terug naar Suriname gegaan toen ik 14 jaar was. Daar heb ik mijn middelbare school afgemaakt. We zijn helemaal Nederlands opgevoed.’

Kunt u iets over uw achtergrond vertellen?
‘Mijn overgrootvader kwam uit China als contractarbeider, hij moest op een suikerplantage werken. Die contractarbeiders waren jonge mannen die geen vrouwen mee mochten nemen. Die gingen dus met de zwarte vrouwen, want daar waren er genoeg van. Hij kreeg ook een zwarte vrouw, een vrijgekomen slavin want het was 1843, die vrouw was al vrijgekocht. Dat kostte toen vijfhonderd gulden of meer. Iets over de geschiedenis; zij die hebben gevochten voor hun vrijheid, de totslaafgemaakte mensen, die wilden geen slaaf zijn. Zij werden ‘brandstichters’ genoemd, nooit ‘vrijheidsstrijders’. Criminelen werd er gezegd.  Dat hebben we geleerd. Niet van onze ouders, maar op school. Hoe kan dat? We gingen dat zelf onderzoeken en toen kwamen we erachter dat het vrijheidsstrijders waren.
Ik ben dus van Chinese en zwarte afkomst, verder ook een beetje wit Joods.  En in Suriname had je problemen, want de belangrijkste groep waren witte mensen, die waren de baas. Hoe lichter je was, hoe meer kans je had om te werken bij de overheid en hoe donkerder je was hoe minder kans je had. Dat zijn heel pijnlijke dingen geweest voor veel mensen toen.’

Wat  was de achtergrond van uw komst naar Nederland?
 ‘Ik ben naar dit land gekomen omdat ik een studiebeurs kreeg op psychologie te studeren. Als je in Suriname blijft, dan blijf je dom werd er gezegd. Je moet naar Holland, maar hier zeiden sommige mensen: ‘wat kom je hier doen?’ Ik ben naar Holland gekomen in 1961 en ben hier psychologie gaan studeren bij universiteit van Utrecht. Eigenlijk was het plan om te gaan studeren en daarna terug naar Suriname te gaan.’

Moest u erg wennen in Nederland?
‘We reisden met een boot naar Nederland, een overtocht die zeventien dagen duurde. Na aankomst probeerde ik zoveel mogelijk mee te doen aan dingen die hier leuk zijn, zoals wandelen, schaatsen, fietsen en leuke plekken bezoeken. Je past je aan en probeert zoveel mogelijk te genieten.In Suriname leerde ik niks over Nederland, wel over de Geuzen en de Tachtigjarige Oorlog. De Rijn komt in Lobith ons land binnen. We woonden in Suriname, maar Nederland beschouwden we als ‘ons land’. Ik leerde niks over Suriname toen ik daar was. Ik moest allemaal dingen over Nederland leren. De omgeving in Suriname en de omgeving in Nederland zijn heel anders en dat gold ook voor het weer.’

Hoe zag uw leven er in Nederland later uit?
Toen ik hier in Holland was, waren we maar met een klein groepje.  Ik heb in het onderwijs gezeten, ben ook directeur geweest. Uiteindelijk ben ik niet teruggegaan, want ik heb hier kinderen gekregen. Wel zijn we bijna elk jaar met vakantie teruggegaan. Mijn vrouw is Hollands en zij wilde daar niet wonen. Ook mijn kinderen waren hier, dus ik had die verantwoordelijkheid.’

 

School: Vox College

Tijdens de onderhandelingen over de onafhankelijkheid van Indonesië werd afgesproken dat de Molukken een onafhankelijke republiek zouden worden’

Jasmijn, Noah en Gideon van het Vox College interviewen Coba Tanasale in  Verzorgingscentrum het Schouw. Mevrouw Tanasale heeft een tas met ‘herinneringen’ meegenomen. Bijzonder is het document dat laat zien, dat haar opa ooit burgemeester was.

Kunt u iets over uw achtergrond vertellen?
Ik ben niet geboren op de Molukken, maar in Limburg in 1953. Mijn ouders zussen en broers wel. Ik ben het jongste kind uit een gezin van vijf en ik ben als enige in Limburg geboren. Tijdens de onderhandelingen over de onafhankelijkheid van Indonesië werd afgesproken dat de Molukken een onafhankelijke republiek zouden worden. De Molukse soldaten naar Nederland verhuizen. Dit zou tijdelijk zijn, maar uiteindelijk moest mijn familie in 1950 naar Nederland vertrekken. Op bevel, dat ging niet vrijwillig. Het is heel kwalijk dat deze afspraak niet is nagekomen en dat Nederland ons niet heeft geholpen. Waarom niet? Met die vraag ben ik opgegroeid en die vraag stel ik nog steeds. Rutte heeft wel excuses gemaakt, maar niet aan de Molukkers. Of ik dat erg vond? Ja, heel erg omdat ik heb gezien hoe zwaar mijn ouders het hebben gehad in die beginjaren. Ze moesten werken. Mijn moeder bij de boer en als meisje van tien moest ik het huis aan kant maken en voor eten zorgen. Je moest dus heel snel volwassen worden. De kinderen in het kamp hielpen elkaar, zodat ze dan ook samen konden spelen. Mijn vader zat vroeger bij het KNIL, het Koninklijk Nederlands Indisch leger; hij vocht daar voor de Nederlanders. Vroeger merkte je ook dat hij veel heftige dingen had meegemaakt, hij schreeuwde soms in zijn slaap omdat hij dan nachtmerries had. Mijn opa was burgermeester van een van de Molukse dorpen in Nederland. Ik had het heel leuk in het kamp maar toen ik daarna naar buiten ging, de wijken in, vond ik dat niet zo leuk.’  

Wat vond U het leukste aan de Molukken?
‘Wat ik het leukste vond aan de Molukken is denk ik het weer, het landschap, de zee en het strand. De sfeer van het land gewoon.’

Wat deed u in uw vrije tijd als kind?’
‘We hadden touw en een bal. Dus gingen we touwtjespringen en voetballen, dat was het wel ongeveer. Later konden we ook volleyballen en badminton spelen, daar werden we heel goed in. Als ik nu naar m’n kleindochter kijk, wordt ze helemaal overspoeld met speelgoed. Maar als ik haar dan een touw geef, kan ze daar uren mee spelen, net als met een lege doos. Dus dan denk ik; al dat speelgoed, zonde van het geld. Koop niet te veel speelgoed voor je kinderen, dan weten ze niet wat ze moeten kiezen.
We zingen altijd en ik ken zo veel liedjes. Het mooiste vind ik dat de jongens van ons kamp een liedje hadden ingestudeerd en ze hebben opgetreden in de show van Mies Bouwman met het nummer ‘you’re the reason why’. Dat hadden ze zelf gecomponeerd. Wij zongen altijd, we dansten altijd, we waren heel druk met muziek. Later bij mij thuis stond er dan ook een piano. Mijn zonen musiceren, maar ik had daar geen tijd voor omdat ik altijd druk was met ze naar school brengen, werk en dat soort dingen. Maar nu ben ik eindelijk ná m’n 65ste pianoles gaan nemen.’

OLYMPUS DIGITAL CAMERA
OLYMPUS DIGITAL CAMERA

 

 

 

 

 

School: Vox College

‘Wat ik nog wel heb meegemaakt, was een soort apartheidssysteem’

Emma, Krijn, Rayan en Appelonia van het Vox College hebben Felix Goei geïnterviewd. Meneer Goei is in 1954 geboren in Nederland, maar heeft in zijn jeugd enkele jaren in Indië gewoond.

Hoe was het leven daar?
Toen ik zes was ging ik naar Indië en dat was best heftig. Het rook slecht en het was vies, er waren kleine tentjes. Eerst woonde ik in een buitenwijk, pas later kregen we een koloniaal huis.  In Indië was de wc eigenlijk een bak water, er was geen wc-papier en douchen deed je ook met een bak water. De eerste paar jaar was ik erg ziek, ik was toen erg op mezelf. Ik las veel boeken in die tijd.

Hoe was het om op te groeien in een koloniale samenleving?
‘Mijn ouders hebben meer van de koloniale samenleving meegemaakt. Zij waren een mix van Chinees en Indisch en mochten eerst niet naar Nederlandse scholen. Wat ik nog wel heb meegemaakt, was een soort apartheidssysteem. Je had Etnische Chinezen die vielen een beetje tussen de Indische mensen en witte mensen. Een samenleving in verschillende lagen. Ja, een soort klassenmaatschappij. Mijn ouders hebben dat dus meegemaakt. Bepaalde groepen werden verschillend behandeld. Ze werden uiteindelijk gelijkgesteld en mochten naar een Nederlandse school. Chinese namen zijn best wel lastig, dus het was makkelijker om iemand Job, Evie of Ellie te noemen. Dus je naam werd veranderd. Mijn vader kreeg de naam Rudy en mijn moeder de bijnaam die ze als kind ook al had;  Poppy.’

 Bent u teruggegaan naar Indië?
‘Van mijn zesde tot mijn dertiende was ik daar met mijn ouders, dus ik had geen keus. Later ben ik daar wel met vakantie geweest. Dat was voor mij wel heel bewust, ik wilde langs plekken waar ik had gewoond en naar plekken waar ik verbinding mee had. Ik ben er best vaak op vakantie geweest, toen ik jong was, een keer met mijn ouders en later zelfstandig. Heel bewust ging ik terug naar dat stukje van mijn wortels. Ook ben ik naar China geweest, naar Taiwan en Singapore. Ook daar heeft mijn familie wortels.’

OLYMPUS DIGITAL CAMERA
OLYMPUS DIGITAL CAMERA

 

 

School: Vox College

‘De mensen hier waren wel anders, dat was wel een groot verschil met Suriname’

Faye, Noah, Martin en Zoey van het Vox College/ Metropolis lyceum  in Amsterdam-Noord interviewen Orelia Blinker. Ze is 87 jaar en is en geboren in Suriname. Het interview is op school. De leerlingen vinden het interessant en leuk om haar verhaal te horen. Hoe de kindertijd van mevrouw Blinker was, zo heel anders dan die van hen.

Hoe was uw jeugd in Suriname?
‘Mijn familie en ik woonden op een rijstplantage. Daar verbouwden we rijst en bij het zware oogsten kwamen mensen helpen, die met rijst werden betaald. Op die manier had iedereen genoeg eten voor het hele jaar. We speelden veel buiten als kind. Met mijn broers en zussen waren we al een soort clan en er waren veel kinderen om mee te spelen. Ieder kind speelde constant buiten en dat vond ik  echt de leukste tijd van mijn leven op de plantage. Ook kwamen soms mijn neven en nichten langs en die logeerden dan bij ons; dat was ook altijd heel leuk. Ik had geen huisdieren, maar er was een hele grote vis in de rivier, die altijd kwam als ik etensresten ging weggooien in het water. Ik klopte eerst lepels af tegen een boom en die reusachtige vis kwam elke keer terug als ik eten ging weggooien,  dat was zo grappig.
Toen ik wat ouder werd, ging ik in de stad bij mijn nicht wonen  om te studeren.’

Hoe bent u naar Nederland gekomen?
‘Mijn (ex)man was al naar Nederland vertrokken en ik ging hem achterna en vertrok later ook naar Nederland. Het was een lange reis naar Nederland met de boot. Het duurde twee weken op de boot met heel veel Surinamers die allemaal naar Nederland vertrokken. We gingen over de golf van Biskaje (dichtbij Portugal), daar werd ik heel erg zeeziek van; de hele tijd schommelde die boot heen en weer. Dat was zeker geen fijne ervaring, maar toen we uiteindelijk dichter bij Nederland kwamen,  was het wel leuk.’

Hoe was uw leven in Nederland, was dat anders dan in Suriname?
‘Nederland was anders, maar wij wisten al hoe het was in Nederland, dus daar schrok je niet van. Eerst woonde ik in Amsterdam-Oost, maar nu in Noord. Nederland was veel kouder dan Suriname en de schooltijden en andere dagelijks leven dingen waren anders. Je leven hier was compleet anders. Je moest je kind naar school brengen, je huis schoonmaken en koken. De Nederlands cultuur was anders, maar tegelijkertijd waren we er ook bekend mee, want we leerden veel over Nederland. Ook leerde je op school over de geschiedenis van Nederland. De mensen hier waren wel anders, dat was wel een groot verschil met Suriname.’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

School: Vox College

‘Uiteindelijk moet je meegaan in de stroom, maar wel je eigen keuzes maken. Voor jezelf opkomen.’

Ali, Pavlena en Roosmarijn van het Vox College hebben Irving Gill geïnterviewd. Meneer Gill werd geboren in 1941 in Paramaribo. Toen hij 27 jaar was, kwam hij naar Nederland. Hij wilde meer zien dan alleen het kleine Suriname. Het interview was heel interessant en de leerlingen vonden het een leuke en leerzame ervaring. Ze hebben zelf een verslag geschreven van zijn verhaal.

Wat kunt u ons over Suriname vertellen?
‘Mijn moeder komt uit Suriname en mijn vader uit Barbados, een Engelse kolonie. Wij spraken daarom thuis Nederlands, Surinaams en Engels. Ik werd eigenlijk als een Nederlander opgevoed, maar dan in Suriname. Nu weet ik dat dat voordelen geeft en ook nadelen. Het was een paradijs in Suriname, je had alles daar wat je wou en je was vrij. Je leefde niet echt in een huis, we waren veel buiten. Ik wist niet hoe het in Nederland was, ik wist alleen hoe het was in Suriname. Alles wat ik van het buitenland wist, werd ons verteld, maar het was niet de waarheid. Je ontdekt de waarheid als je pas zelf daar bent en dat meen ik serieus. Het was best leuk om op te groeien in een koloniale samenleving, het was de mooiste tijd van mijn leven.  Ik had heel veel vrienden, het leven daar was één grote familie. Rijk of arm, dat speelde geen rol, maar later ging ik dat wel zien. Pas toen ik ouder werd.’

 Zag u veel verschillen tussen Suriname en Nederland?
‘Er waren zeker verschillen, maar Ik ben en blijf mijzelf. Altijd.Ik heb nooit last van racisme gehad, maar ik had wel verschillen gezien tussen mensen. Dat verschil tussen rijk en arm. Ook is een groot verschil tussen Nederland en Suriname natuurlijk het klimaat. In Suriname was het altijd lekker weer met veel zon, maar in Nederland heb je vier jaargetijden, dat hadden wij daar niet. Omdat Suriname de kolonie was van Nederland, had ik ook de Nederlandse koningin gezien in Suriname, soms kwam ze naar mijn thuisland. Toen ik in Nederland kwam, heb ik mij aangepast aan de omgeving. Ik heb drie kinderen gekregen, maar woon nu alleen. Ik woon nu al 52 jaar in Nederland, in de Spaarndammerbuurt.’

 Wat is uw mooiste levensles?
‘Soms moet je in het leven regels volgen. Net als bij een stoplicht. Rood is stoppen. Groen, dan mag je gaan. Maar oranje… wat doe je dan? Uiteindelijk moet je meegaan in de stroom, maar wel je eigen keuzes maken. Voor jezelf opkomen.’

 

School: Vox College

‘Ik ben blij dat er nu meer erkenning is voor het slavernijverleden’

Romy, Nick en Ferre ontmoeten Hilly Soe Agnie in een klaslokaal van het Vox college. Ze is geboren in 1954 in Paramaribo, Suriname. Mevrouw Soe Agnie groeide op in een groot gezin met zes broers en twee zusjes en zij  was de zesde van de kinderen.

Hoe was het om op te groeien in een groot gezin?
We waren thuis met zijn negenen. Het was eigenlijk altijd druk. Degene met grootse mond, dat waren meestal de oudsten, waren het meest aanwezig. Mijn vader had een goed betaalde baan, hij was minister van financiën. Ik werd op school altijd aangekeken als dat ‘ene rijke meisje’. Rijk zijn had voordelen maar ook veel nadelen. Ik werd heel erg beschermd opgevoed en mocht niet met andere kinderen spelen. Ik werd ook altijd opgehaald in een dure auto. Het was wel leuk om op te groeien in Suriname hoor!’

Wanneer kwam u naar Nederland?
Toen ik 9 jaar was kreeg mijn vader een vakantie aangeboden in Nederland. We zouden een jaar en tien maanden naar een huis in Overveen gaan. We reisden met een vrachtschip. Het was een vreselijke reis; iedereen werd zeeziek. Het schip kwam aan in IJmuiden en ik weet nog dat ik een witte man op een fiets voorbij zag fietsen. In Suriname zag ik nooit echt witte mensen. Voor mijn gevoel zag ik een geest op een fiets en niet een man. Dat vond ik wel shocking; ik dacht: ‘hé zijn mensen nou zó wit hier?’

Hoe was het in Nederland?
We werden ze opgehaald door een tante en met de trein gingen we naar Overveen.  Daar woonden we als enige zwart gezin in een groot huis. De aankomst was niet persé leuk, het was koud, de mensen waren kil. Ik weet nog dat ik dacht: ‘het regent, het is koud, oh wat een rot land.’ Nu houd ik wel van Nederland hoor!’

Hoe ging het toen verder?
Mijn vader dronk veel en werd daardoor ernstig ziek. Het was niet de bedoeling dat we in Nederland bleven, maar omdat hij een hersenbloeding kreeg, mochten we niet meer terug naar Suriname en moesten we verhuizen naar een huis aan de Amstelkade in Amsterdam. De overgang van het rustige Overveen naar de drukke stad was voor mij een verschrikking. Ik herinner me nog hoe ik voor het eerst een tram zag en me afvroeg hoe het mogelijk was, dat mensen zich zo snel konden verplaatsen. In Amsterdam, een stad die nu multicultureel is, voelde ik me als tiener het enige zwarte meisje in de klas. Ik was best een opstandige puber en probeerde me staande te houden. Dat was niet altijd makkelijk want als meisje in zo’n ‘mannengezin’ had ik sowieso niks te zeggen. Ik moest altijd doen wat mijn broers zeiden.’

Bent u nog teruggegaan naar Suriname?
In 2020 ben ik naar Suriname gegaan. Dat was een prachtige reis waarin ik mijn roots probeerde te ontdekken. Ik ben er trots op dat ik Surinaamse verhalen kan delen en onderwerpen als de slavernij kan bespreken. Hoewel ik nooit de taal had geleerd, voelde ik me verbonden met het land en haar geschiedenis.
Nu, vele jaren later, ben ik heel gelukkig in Amsterdam. Ondanks moeilijkheden heb ik een passie voor verhalen vertellen en gedichten schrijven ontwikkeld. Ik ben blij dat er nu meer erkenning is voor het slavernijverleden en dat mensen kunnen zijn wie ze zijn, zonder discriminatie op basis van ras, geslacht of leeftijd.’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

School: Vox College

‘Het leven in Nederlands-Indië was heel anders dan in Nederland’

Anne, Imran, Philip en Leonardo van het Vox college  in Amsterdam-Noord interviewen Annemarie ten Brink, die in Nederlands-Indië werd geboren en nu 92 jaar oud is. Ze is heel aardig en vindt het fijn om over haar verleden te praten en wat zij heeft meegemaakt! Het interview was leuk en best wel wat spannend.

Hoe was het in uw jeugd in Nederlands-Indië?
‘Ik woonde in een huis met bedienden. Mijn dagen bestonden uit school, zwemmen en spelen. Helaas was mijn vader bijna nooit thuis, omdat hij als kapitein bij de marine werkte. Het leven daar heel anders dan in Nederland. In Nederland verbaasde ik me over de vele schooldagen van de kinderen, iets wat voor Nederlands-Indië niet zo normaal was, want daar hadden we veel vrije tijd. De overgang naar een nieuw leven in Nederland was dus niet alleen veranderingen in onze dagelijkse dingen, maar ook in het weer. Het koude weer waren we daar helemaal niet gewend.

Kunt u wat vertellen over het kamp?
‘Met de familie vluchten we voor de Japanners naar de bergen, omdat mijn vader een Nederlandse marine- kapitein was.  Zij vochten tegen de Japanners. Na een tijdje werden wij gevonden door de Japanners en we werden in kampen gezet. Ik kwam in het vrouwenkamp terecht, dat was zwaar maar niet zo erg als het mannenkamp, waar je je dood werkte. De ‘wat minder zware taken’ waren schoonmaken in het kamp. We gooiden we af en toe ook een emmer water op elkaar.  Het irritantste was als de groenten werden bezorgd.  Die werden het buiten het kamp geleverd en dan droogde alles uit.’

Wat herinnert u zich van uw vader?
‘Ik hield veel van mijn vader. Mijn vader was kapitein in de Nederlandse marine , dus toen de oorlog uitbrak moest hij gelijk weer op zijn schip gaan werken. Het schip van mijn vader was niet echt gevaarlijk. Hij liet zijn schip zinken om de tocht van andere schepen moeilijker te maken. Na een ruzie met de admiraal moest hij vertrekken en kwam hij naar Surabaya. Hoe lang mijn vader weg was weet ik niet meer, maar hij was er bijna nooit, omdat hij moest vechten. Ik was het dus wel gewend dat hij niet vaak thuis was. Hij was heel gestressed door de oorlog. Hij werd om alles boos en hij werd heel ongeduldig naar mij. Uiteindelijk is mijn vader in het kamp overleden.’  

Hoe was de reis naar Nederland?  
We moesten wel een maand op een schip zitten en dat klinkt misschien heel lang, maar het voelde niet zo. Omdat de zee altijd anders is; de ene keer is het water heel helder en de andere keer zijn er weer grote golven. Toen wij aankwamen in Nederland werden wij ontvangen door familie van ons. Daar was het heel anders, omdat we de huishoudelijke klusjes zelf moesten doen. Hiervoor deed de huisvrouw/de baboe dat, maar die hadden we nu niet meer. Op school werd ik anders aangekeken, dat was ook moeilijk voor mij, want daardoor ik had veel moeite met het maken van nieuwe vriendinnen.’

 

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892