School: De Klimop

‘Toen kwam er een voltreffer op die schuilkelder’

Mohamed, Jasiera, Great en Leendert van De Klimop hoeven niet ver te fietsen naar het huis van meneer Van Geelen want hij woont aan de andere kant van het Noorderpark. In de oorlog woonde hij in Vogeldorp. Daar fietsen de kinderen ook nog even heen. Meneer Van Geelen wil ze graag laten zien waar hij geboren is en waar hij gewoond heeft. Hij is wel 90, maar fietst vrij vlot voor iedereen uit, op zijn elektrische fiets.


Hoe was het leven in de oorlog?

‘Ik heb niet zo’n gelukkige jeugd gehad. Mijn jongere zusje en ik werden al vroeg thuis alleen gelaten. Mijn moeder werkte namelijk ook. Ze maakte schoon bij Joodse mensen op de Plantage Middenlaan. Daar was een confectieratelier, waar ze van ’s ochtends half 9 tot ’s avonds 5 uur was. Ik moest dan zorgen dat de aardappels geschild waren, dat het eten klaar stond en dat boel schoon was. Ik moest ook ‘kolen vissen’, want om 5 uur ging de kolenkachel aan. Pas ’s avonds kon ik spelen.’

Wanneer ging het luchtalarm af?
‘Dat ging vaak genoeg af. De eerste keer dat het alarm afging, hadden ze de Shell-toren vlakbij het Tolhuis gebombardeerd. Die stond toen in brand. We zijn wel even gaan kijken. Als het alarm afging, kon je eigenlijk nergens heen. Ja, je kon onder de tafel zitten of op de wc, dat waren de meest veilige plakken. Er waren wel schuilkelders, maar die waren van hout en met zand erover. Voor de apotheek was er een. Mevrouw Kosters, de moeder van een vriendje van me, zat tijdens een luchtalarm daarin. Toen kwam er een voltreffer op die schuilkelder en was ze dood, samen met nog wat anderen.’

Zat uw vader ook in het verzet?
‘Ja, hij hielp Joodse mensen onderduiken. Mijn vader had een groentewinkel op het Vogelplein, maar in de stad, op de Rechtboomsloot 83, was een opslagplaats voor de groente. Daar had hij toegang toe, samen met een paar anderen. Er woonden tijdelijk ook een paar onderduikers. Ik hielp soms mee en stond dan op de uitkijk. In Vogeldorp ging ik mee kalken met ome Nico. Dat was mijn achterbuurman, een communist. We liepen met een emmer kalk met waterglas, dan kreeg je het er niet meer af. En dan schreven we op de muren: Facisme is moord of Weg met die moffen.’

School: De Klimop

‘Ik had geluk want ik was een dagje schoolziek’

‘We zitten hier als vrienden onder elkaar. Kom maar op met jullie vragen’, zegt Hans van ’t Veer tegen Sherien, Anas en Mohammed van De Klimop in Amsterdam-Noord. Het is leuk dat meneer Van ‘t Veer zelf in het gesprek ook weer dingen van de kinderen hoort die ze over de oorlog weten. ‘Zo leer ik ook weer van jullie’, zegt hij. Het is een mooie ontmoeting, die veel te snel voorbij gaat!

Hoe oud was u in de oorlog?
‘Ik was pas vier jaar en ik wist niet wat oorlog was, zelfs niet hoe je het woord schreef… ik zat nog op de kleuterschool. Maar ik heb het begin van de oorlog wel gevoeld, omdat er boven ons huis in de Van der Pekstraat een luchtgevecht was. Het geluid van de vliegtuigen en het schieten vond je als jongetje van vier wel prachtig. Voor mij was het dat op die dag de oorlog was begonnen, terwijl eigenlijk al eerder Rotterdam was gebombardeerd. Mijn vader legde me uit wat oorlog was en dat Duitsers Nederland zouden willen overwinnen.’

Wat heeft u meegemaakt van het bombardement op Noord?
‘Alles! Waar nu de viswinkel in de Van der Pekstraat is, viel een bom en ook een schuin achter in de tuin. Ik had geluk want ik was thuis omdat ik een dagje schoolziek was. Er viel een bom op de Ritakerk, het gebouw dat later de bibliotheek werd, en álles wat van glas was, is kapot gegaan. Het dak was van riet en het stucwerk kwam allemaal naar beneden. Zal ik je ook iets leuks vertellen? Je weet hoe een bom werkt hè… Die explodeert en als hij op de grond komt, ontstaan er kuilen. Met de regen liepen die helemaal vol water en wij als jongetjes van een jaar of zes gingen dan met onze zwembroek in die bommenkraters zwemmen. Er zwommen ook vieze ratten en beesten in, dus kreeg ik enorm op mijn sodemieter van mijn ouders.’

Had u onderduikers?
‘Nee, daar was ons huis niet geschikt voor. Mijn vader was slager. Na 2 of 3 jaar was er geen eten meer, mensen gingen dood van ellende. Zieken konden extra bonnen krijgen. Je kon toen geen eten kopen, daar kreeg je bonnen voor, bijvoorbeeld voor 100 gram suiker of voor groente of fruit. Mijn vader kreeg ‘ziekenvlees’ binnen op maandagochtend, dat kon worden gekocht met de extra bonkaarten. Dit ging per toerbeurt, 3 weken niks, dan ziekenvlees. We hadden daardoor extra vlees en mijn ouders lieten dan mensen mee-eten. Als ik uit school kwam, zaten er nog andere mensen aan tafel. We hadden geen onderduikers, maar zo hielpen mijn ouders toch anderen in leven.’

 
 

School: De Klimop

‘Mijn moeder liep langs het Noordhollandsch Kanaal naar Hoorn’

Hans Notmeijer is pas na de oorlog geboren, maar hij vertelt aan Fabian, Yussef en Nazida van De Klimop in Amsterdam-Noord het verhaal van zijn ouders en grootouders. Toen Hans zijn diploma haalde en ‘meester’ werd, zei zijn oma: ‘Jongen, nu kun jij de verhalen over de oorlog doorvertellen aan de kinderen… maak deze kist maar open.’ De kist van zijn oma is een ware schatkist. Niet gevuld met goud, maar met tastbare herinneringen uit de oorlog: identiteitspapieren, verzetskranten en veel foto’s.

Hoe kwam uw familie aan eten in de Hongerwinter?
‘In de Hongerwinter liep mijn moeder als klein meisje soms dagenlang met haar moeder en een kinderwagen helemaal langs het Noordhollandsch Kanaal naar Hoorn en af en toe zelfs verder. Ze gingen langs de boeren voor eten. Soms was ze wel drie of vier dagen weg. Ze vertelde dat ze wel eens bijna thuis waren, maar alsnog werden tegengehouden door soldaten die alles afpakten. Hadden ze zo hun best gedaan om aan eten te komen…’

Is er ook een bom in de buurt gevallen?
‘Amsterdam-Noord had een voetbalclub en die heette De Volewijckers, hier op de foto kun je hem zien. In 1944 werden ze landskampioen. Het was voor de eerste keer dat een Amsterdamse club zoiets bereikte. Per ongeluk is daarna bij bombardementen een bom in het stadion terechtgekomen. Toen mochten ze daar niet meer spelen omdat het veel te gevaarlijk was.’

Waren uw ouders bang in de oorlog?
Ik heb het nooit aan mijn vader gevraagd, hij overleed toen ik nog heel jong was. Mijn moeder vertelde wel veel over de oorlog. Ook dat ze heel bang was. Als de sirenes in de oorlog afgingen, betekende het dat er vliegtuigen overkwamen. Mijn moeder had met haar ouders afgesproken dat ze het huis uit zouden hollen, naar het park toe, om zich daar te verstoppen. Ja, en toen gebeurde dat ook. Heeft mijn moeder in de wind en regen in het park gelegen om zich te verstoppen, bang dat ze gebombardeerd zouden worden. Daarna was ze bang voor knallen, en ook voor ballonnen vanwege het harde geluid als ze knappen.’

Tijdens het bekijken van de spullen vertelt Hans nog over zijn bezoek aan het concentratiekamp Buchenwald in Duitsland. Daar gebeurde iets heel bijzonders. ‘Ik was er met mijn school en we werden rondgeleid door een kleine, oude meneer in sombere kleren. Waarom ze hem voor de rondleiding hadden uitgekozen, begreep ik niet. Aan het einde van het kamp lagen de gaskamers, de plek waar Joodse mensen werden vermoord. Toen vertelde die oude man dat daar zijn vader, moeder, broer en zijn verbrand. Na de oorlog is hij vlakbij het kamp blijven wonen als een soort herdenking aan zijn familie en is hij in het concentratiekamp rondleidingen gaan geven. Ik werd daar helemaal verdrietig van. Wat erg dat je de rest van je leven bij zo’n concentratiekamp blijft wonen omdat je je vader en moeder, je broer en zus niet in de steek wil laten.’

OLYMPUS DIGITAL CAMERA
OLYMPUS DIGITAL CAMERA
OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892