School: Admiraal de Ruyterschool

‘Het eten uit de melkwinkel gaf mijn moeder weg aan hongerige kinderen’

Lola en Onurhan van de Admiraal de Ruyterschool interviewden Pia Korstman over haar oorlogsherinneringen. Met z’n drieën zijn ze langs het oude huis van mevrouw Korstman in de Van Speijkstraat gelopen. Haar ouders hadden hier ook een melkwinkel. Onderweg vertelde Pia niet alleen over de oorlog, maar drukte ze de leerlingen ook op het hart om een goede opleiding te volgen, een leuke baan te zoeken en een hobby te hebben. ‘Je moet doen wat je leuk vindt!’

Wat vond u van de NSB?
‘Mijn vader en moeder hadden een melkwinkel. De Duitsers vonden dat mijn ouders te weinig melk verkochten. Mijn vader moest eigenlijk naar Duitsland om in een fabriek te werken, maar als hij meer melk zou verkopen, mocht hij hier blijven. Toen zijn we verhuisd naar de Van Speijkstraat, niet ver van jullie school vandaan. Hier had hij een grotere winkel en kon hij meer melk verkopen. Ik ging toen ook naar een nieuwe school, om de hoek bij onze winkel. Daar kreeg ik een nieuwe leraar, meneer de Haan. Dat was een NSB’er. De andere leraar, die niet NSB’er was, was er opeens niet meer. Niemand wist waar hij was gebleven. Misschien moest hij wel naar Duitsland. Ik wist eerst helemaal niet dat meneer de Haan een NSB’er was. Er werd mij niet alles verteld. Ik werd beschermd door mijn vader en moeder natuurlijk. Ik was zes jaar toen de oorlog uitbrak en elf toen het was afgelopen. Later heb ik pas gehoord hoe het echt zat in de oorlog. Een oorlog is niet leuk of spannend, het is angstig.’

Hoe was het in de hongerwinter?
‘Dat was heel erg. Nog voordat onze winkel ’s morgens open ging om zeven uur, zaten er al kinderen op de stoep. Mijn moeder deelde dan namelijk wat eten uit. Aan het einde van de oorlog hadden wij ook geen melk meer. We hadden wel melkpoeder, wat ze tegenwoordig ook nog aan baby’s geven. Mijn moeder vond de situatie vreselijk. Ze moest eigenlijk de producten verkopen voor geld natuurlijk maar ze gaf het weg aan die kinderen. Ze mengde wat melkpoeder met water en dat smeerde ze dan op brood voor. De kinderen moesten in de tuin of in huis wachten want als ze buiten op de stoep zouden blijven, zou de hele buurt komen voor eten. Op het laatst kregen die kinderen nog maar een halve boterham, want er was gewoon niks meer. Het was ook nog eens zó koud. In die tijd was het ’s winters veel kouder dan de winters nu. Mensen haalden de deuren uit hun huis en dat verbrandden ze in de kachel voor warmte en om op te koken. Er was geen gas of elektra meer, dus dan werd de kachel gebruikt.  Als je niks meer hebt, ga je overal zoeken wat je nog kan verbranden. Maar zonder al die deuren in huis ging het ontzettend tochten en was het nog kouder.’

Hoe was de bevrijding?
‘Dat was fantastisch! Ik deed mee met allerlei spelletjes op straat, zoals zaklopen en koekhappen. Daar heb ik nog een prijs mee gewonnen, een naaidoosje. Ik heb nog nooit zoiets moois beleefd. Ik was eerst nog ziek, dus toen ben ik in de etalage van onze winkel gaan zitten. Iedereen was op straat aan het dansen, zo blij was iedereen. Ik wilde natuurlijk ook naar buiten, maar dat mocht niet omdat ik zo verkouden was. Ik keek mijn ogen uit vanuit de etalage. Ik was nog nooit zo gelukkig geweest. Als je vijf jaar niks mocht, niks kon en alleen maar in angst zat en het is opeens afgelopen… ja dat is logisch dat je dan heel gelukkig bent natuurlijk. Vlak na de oorlog mochten we allemaal twee ons snoep kopen bij de snoepwinkel op de Admiraal de Ruyterweg. Er stond een hele rij waar ik wel zeven uur in heb gestaan voordat ik aan de beurt was. Toen ik eindelijk aan de buurt was, was al het snoep nog bijna uitverkocht ook. Gelukkig kon ik nog wat mee krijgen.’

School: Admiraal de Ruyterschool

‘Ik heb mijn hele leven een familie gemist’

Als Bilal, Felix en Nihad van de Admiraal de Ruyterschool aankomen bij het huis van Yvonne van der Zwaard worden ze al opgewacht door haar man. Mevrouw van der Zwaard heeft veel nare dingen meegemaakt tijdens de oorlog, maar ze kan er goed over vertellen. De leerlingen luisteren aandachtig naar haar verhaal onder het genot van stroopwafels en een glaasje bananensap.

Hoe was het voor u om een Duitse moeder te hebben en een joodse vader?
‘Het was heel lastig. Mijn moeder werd na de oorlog met de nek aangekeken, want ze had natuurlijk een Duits accent. Dat was niet makkelijk. Ik werd altijd gepest. De ene keer werd ik uitgescholden voor ‘vuile jood’ of ‘brillenjood’. Een moeder kwam zelfs eens naar ons toe op het schoolplein en zei dat ze ons waren vergeten te vergassen. Ik snapte helemaal niet waar die vrouw het over had, want ik was te jong om het allemaal te begrijpen. Toen ik het thuis aan mijn moeder vertelde, werd ze furieus. Ze is naar school toe gegaan en dat is nog een hele rel geweest. Na de oorlog was mijn moeder zo bang voor die joodse identiteit dat ik naar de zondagsschool werd gestuurd. Dat was op de Admiraal de Ruyterschool. Ik kan me de ingang nog herinneren met een ijzeren hek. Daar kreeg ik elke zondag Bijbelse les.’

Wat is er met uw vader gebeurd tijdens de oorlog?
Mijn vader hoefde niet onder te duiken omdat mijn ouders gemengd gehuwd waren. Wel kwamen er joodse vrienden van hem bij ons onderduiken. Mijn vader had het plafond in de meterkast verlaagd zodat daar een loze ruimte ontstond. Als er dan werd aangebeld, gingen de onderduikers snel die ruimte in. Onze Duitse buurman heeft verraden dat mijn vader onderduikers in huis had. Mijn vader werd eerst vastgehouden in de gevangenis op de Weteringschans. Daarna moest hij aan de weg werken op Schiphol. Dat was heel zwaar werk, vooral als je dat niet gewend bent. Omdat hij een keer pauze nam, werden die bewakers zo kwaad dat hij naar Westerbork is gestuurd. Van Westerbork is hij met de trein naar Auschwitz gestuurd. Mijn vader heeft nog allerlei briefjes uit de trein gegooid die ik nog steeds heb. Ongeveer tien jaar geleden zijn wij er pas achter gekomen dat mijn vader vanuit Auschwitz naar een werkkamp was getransporteerd. Toen de Russen in februari 1945 Berlijn kwamen bevrijden, zijn al die gevangenen op een dodenmars gestuurd. Ze moesten 200 kilometer lopen op blote voeten. Dat heeft mijn vader kennelijk niet overleefd. Ik vond het zo’n treurig verhaal dat wij nooit hebben geweten wat er met hem was gebeurd en dat hij dan zo is overleden uiteindelijk. Wij zijn dat dus pas 60 jaar later te weten gekomen.’

Hoe is het jullie na de oorlog vergaan?
Na de oorlog wisten we eerst niet wat er was gebeurd met mijn vader. Mijn moeder is overal gaan vragen. Omdat er geen overlijdensbewijs was dat mijn vader ergens was overleden, kreeg mijn moeder ook geen uitkering van de Nederlandse regering. Alle familieleden van mijn vader bleken ook overleden te zijn. Ik heb mijn hele leven een familie gemist. Ik had alleen mijn moeder en mijn zus. Na de oorlog werden wij gesteund door een Amerikaanse familie via een stichting. Alle joodse en half joodse kinderen kregen Amerikaanse pleegouders die elke maand geld stuurden. Ze stuurden ons ook pakketten met eten en kleding wat we helemaal niet kenden. Ik had hele mooie Amerikaanse kleding, dat had geen kind in die tijd. Wij moesten elke maand een brief naar die familie sturen. Hun steun heeft ons er doorheen gesleept. Onze Duitse buurman, die mijn vader had verraden, zat na de oorlog gevangen. Toen hij weer vrij kwam, moest ik altijd met een grote boog om zijn woning heen lopen van mijn moeder. Wij hebben jarenlang nog naast die man gewoond. Dat was heel erg. Hij had mijn vader verraden voor geld. Hij had daar 7,50 gulden voor gekregen. En dat terwijl mijn ouders voor de oorlog bevriend waren met de buurman.’

 

School: Admiraal de Ruyterschool

‘Pas na de oorlog hoorde ik dat ze vermoord waren.’

Op een mooie zonnige ochtend in februari interviewen Dean, Roumaise en Chenille Simon Italiaander. Na afloop van het interview bezoeken zij de Stolpersteine die ter herinnering aan de ouders van Simon op de Admiraal de Ruijterweg zijn neergelegd.

Heeft u nog veel herinneringen aan de oorlog?
‘Ik was zelf nog een kind, dus ik heb niet veel herinneringen. Maar ik weet nog wel wat. Voor veel mensen is de oorlog eigenlijk nooit echt afgelopen. Daar heb ik gelukkig nooit last van gehad. Af en toe is er een geluid wat mij aan de oorlog herinnert. Als er bijvoorbeeld een motorvliegtuig overvliegt, dan denk ik “Dat is een geluid van de oorlog.” Zo´n vliegtuig was slecht nieuws, want die laat vaak iets vallen. De voedseldroppings in april 1945 kan ik mij wel nog goed herinneren. En van mijn onderduik in Alkmaar kan ik mij ook nog veel herinnerne. Ik heb nog altijd warm contact met die familie.’

Hoe ging dat toen u was ondergedoken?
‘Hoe dat precies gegaan is, weet ik niet. Daar was ik te jong voor. Mijn vader en grootvader hadden veel contact met boeren via de groothandel in groenten en fruit waar zij allebei werkten. Ik ben eerst naar Haarlem gegaan. Daar ben ik een keer zomaar de straat over gestoken, omdat ik met het buurmeisje wilde spelen en dat terwijl de hele straat vol stond met politie. Die mensen kregen zelf nog een kindje en konden de zorg voor mij er niet meer bij hebben. Toen ben ik naar Alkmaar gegaan. Daar heb ik het heel fijn gehad. Er werd verteld dat ik een jongetje uit gebombardeerd Rotterdam was. Dat hele straatje moet geweten hebben dat ik eigenlijk een Joods jongetje was, maar iedereen heeft zijn mond gehouden. Er hoeft maar een persoon tussen te zitten die je kan verraden. Dat is bij mijn ouders gebeurd. Zij zijn op de avond voordat ze zouden onderduiken op een tussenlocatie verraden door Ans van Dijk.’

Hoe ging het verder na de oorlog?
‘Na de oorlog was het: we leven nog en we gaan door met leven. Ik heb het er dus ook weinig met mijn kinderen over gehad, terwijl zij dat misschien wel hadden willen weten. Nu ik zo met jullie zit te praten, vind ik het eigenlijk wel heel fijn om het verhaal te vertellen. Als mijn kleinzoon een paar jaar ouder is, ga ik hem ook het verhaal maar vertellen. Ik ben liever niet meer bij de georganiseerde herdenkingen op 4 mei, maar kies daar liever zelf een moment voor uit. Mijn ouders heb ik op een speciale manier herdacht. Voor hen heb ik Stolpersteine, struikelsteentjes, laten plaatsen op hun laatste zelfgekozen adres op de Admiraal de Ruijterweg. Die steentjes herinneren aan mensen die in rook opgegaan zijn.’

         

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892