Op vrijdagochtend fietsen Wende, Kasper, Saartje en Luca vanaf hun school Het Wespennest in Amsterdam-Noord naar de Elpermeer. Saartje belt aan bij een hoge flat. Op de 9e verdieping ontvangt Anneke Koehof ze hartelijk. Het uitzicht vanuit haar flat is prachtig! De tafel staat vol lekkernijen en de kinderen krijgen chocomel. Mevrouw Koehof, “zeg maar Anneke hoor” heeft alles geweldig voorbereid. Ze begint met het voorlezen van het verhaal van haar tante Roosje, die tijdens de oorlog in de regenjassenfabriek Hollandia Kattenburg in Noord werkte.
Wat vond u het meest indrukwekkende van het verhaal van uw tante?
‘Toen ze me vertelde over de dag dat 367 Joodse medewerkers van Hollandia Kattenburg werden weggehaald. Op woensdag 11 november 1942 vielen de Duitsers onverwacht de fabriek binnen. De directeur van Hollandia Kattenburg wilde nog iets zeggen, maar hij moest zwijgen. De Joden moesten aan de ene kant staan en de niet-Joden aan de ander kant. Mijn tante Roos fluisterde nog tegen haar Joodse vriendinnetje dat ze in de rij van de niet-Joodse mensen moest gaan staan zodat ze niet mee zou hoeven. Maar haar vriendinnetje durfde niet. Ze is ook afgevoerd. In vrachtauto’s vertrokken ze van het terrein, bij het huidige IJplein, en zijn samen met hun gezinnen, in totaal 826 personen, diezelfde dag nog naar Auschwitz en andere kampen gedeporteerd. Slechts acht meisjes van dit transport hebben de kampen overleefd.’
Wat vond uw tante het ergste?
‘Een collega was die dag dat de Duitsers kwamen, thuis omdat ze net was bevallen. Ook zij werd opgepakt, samen met haar baby. Roosje was pas nog bij haar op kraambezoek geweest. Ze heeft zich later nog vaak afgevraagd waarom ze de baby toen niet heeft meegenomen naar haar huis. Maar ja, dat doe je niet zomaar, op kraambezoek een baby meenemen. Toch gebeurde het tijdens de oorlog in noodsituaties wel eens dat mensen hun kind aan een ander meegaven zodat het kindje het in ieder geval zou redden. Tante Roosje heeft zelf nooit kinderen gekregen, dat maakt het extra verdrietig.’
Had uw tante contact met het verzet?
‘Nee, zij zelf niet, maar haar broer wel. Hij maakte pistooltasjes van leer; de kelder van zijn huis aan de Ringdijk lag er vol van. Verzetslieden hadden die tasjes nodig om een pistool in te kunnen verstoppen. De pistooltasjes werden stiekem vervoerd in kinderwagens, verstopt onder het matrasje. Zelfs zijn eigen vrouw wist er niets van. Hij was een lieve zachtaardige oom van wie je nooit zou verwachten dat hij dit zou hebben gedaan, wat een held!’