Erfgoeddrager: Walid

‘Het was net alsof we in Nederland waren, midden in de tropen’

Vol spanning gaan Walid, Dylan, David en Zubair op een herfstige dag in oktober op weg naar het interview met de 89-jarige Dee van Eldik. De spanning verdwijnt meteen als ze hen hartelijk ontvangt in haar warme huis, vol sporen van haar leven in het voormalige Nederlands-Indië en op Aruba. De jongens van basisschool De Schelp in Eindhoven zijn onder de indruk van de Indonesische muziekinstrumenten van bamboe waarop mevrouw Van Eldik nog altijd speelt. Terwijl ze thee inschenkt, stellen de jongens hun eerste vragen.

Hoe was het om een gemengde achtergrond te hebben?
‘Weet je, heel lang geleden, wel bijna 300 jaar, was Nederland de baas in Indonesië. Dat noemen we de koloniale tijd. Er kwamen veel Nederlanders naar Indonesië om handel te drijven, vooral in specerijen zoals kruidnagel en nootmuskaat. Daar werd Nederland heel rijk van.

In het begin mochten Nederlandse mannen geen vrouwen meenemen uit Europa, en dus kregen ze gezinnen met Indonesische vrouwen. Zo ontstonden kinderen die een beetje van allebei waren, een beetje Nederlands en een beetje Indonesisch. Dat zijn wij: de Indo-Europeanen, of Indische mensen.

We waren niet helemaal Indonesisch, maar ook niet helemaal Europees. We zaten er een beetje tussenin, en dat was soms moeilijk. We kregen een Nederlandse opvoeding, spraken Nederlands en gingen naar Nederlandse scholen. Maar in ons hart leefden twee werelden: de warmte van Indonesië en de gewoontes van Nederland. Dat maakte ons wie we zijn, een beetje van beide.’

Hoe was het op de Nederlandse school?
‘Toen ik kind was in Nederlands-Indië, ging ik naar een Nederlandse school. We begonnen al vroeg, om half acht, want later werd het veel te warm, soms wel 40 graden!

Op school leerden we lezen, schrijven, rekenen en netjes schrijven met kroontjespennen. Maar weet je wat vreemd was? We leerden niets over Indonesië, het land waar we woonden. We leerden alleen over Nederland, over rivieren, steden, sneeuw en bloemenvelden. De meeste kinderen hadden nog nooit sneeuw gezien!

We spraken Nederlands, zongen Nederlandse liedjes en lazen uit Nederlandse boeken. Het was net alsof we in Nederland waren, midden in de tropen. Toch heb ik er ook warme herinneringen aan: de geur van het krijt, de zon door het raam en de bel die klonk als we eindelijk buiten mochten spelen.’

Hoe was het leven tijdens de Japanse bezetting?
‘Tijdens de Japanse bezetting hoefden mijn moeder en ik niet naar een kamp. Wij waren buitenkampers, dat betekende dat we buiten het kamp woonden. Maar het leven was zwaar. We hadden bijna niets te eten, en omdat we half Nederlands waren, kregen we geen werk. We moesten alles verkopen: eerst sieraden, zelfs de trouwringen van mijn ouders, daarna kleren en meubels.

Mijn moeder was heel vindingrijk. Van kleine lapjes stof maakte ze kleertjes om te verkopen, zodat we een beetje rijst of groenten konden kopen. Ik miste mijn vader verschrikkelijk. Hij zat in een kamp, en elke dag hoopte ik dat hij terug zou komen.’

Hoe was de onafhankelijkheidsoorlog?
‘In 1942 kwamen de Japanners naar Indonesië. Ze wilden er de baas worden en zeiden: ‘Azië voor de Aziaten’. Ze leerden de Indonesiërs vechten om hun land terug te krijgen. Zo begon de strijd voor onafhankelijkheid.

Na de oorlog wilden de Indonesiërs hun vrijheid. Ze stuurden de Nederlanders weg en namen de plantages en huizen over. Maar toen kwamen wij aan de beurt, mensen met gemengd bloed. Tegen ons zeiden ze: ‘Jullie horen bij de vijand’.

We werden uit onze huizen gejaagd en konden bijna niets meenemen. Alles foto’s, spullen, herinneringen moesten we achterlaten. Ik was nog maar negen of tien jaar en ik weet nog goed hoe bang ik was. De mensen wilden hun land terug, en dat begrijp ik nu. Maar toen voelde het vooral alsof we nergens meer echt bij hoorden.’

Waarom zijn jullie toen naar Nederland gekomen?
‘Na de oorlog moesten we kiezen: blijven we in Indonesië en worden we Indonesisch, of gaan we naar Nederland? De Nederlanders zeiden dat we beter konden blijven. Mijn vader tekende daarvoor, want hij vond Nederland niet zo leuk. Maar al snel bleek dat de Indonesiërs ons ook niet wilden. Ze zeiden: ‘Jullie horen bij de Nederlanders’. We werden weer gepest en buitengesloten. Toen kregen we spijt dat we gebleven waren.

Naar Nederland gaan was moeilijk. We moesten maanden wachten op papieren en langs veel kantoren voor stempels. Toen het eindelijk mocht, waren we zó blij! Op 3 augustus kwamen we aan in Nederland. Het was warm, alles voelde vreemd en nieuw, en de boot zat stampvol mensen.

In Nederland moesten we weer in een opvangkamp wonen. We kregen kleding en eten, maar alles moesten we later terugbetalen. Zelfs toen ik ging werken, moest ik een groot deel van mijn loon inleveren. Toch waren we dankbaar dat we er waren: eindelijk waren we veilig.’

Erfgoeddrager: Walid

‘Ik ben verraden door een ander meisje’

De Joodse Lous Steenhuis-Hoepelman (1941) zat als klein meisje ondergedoken bij haar oom en tante. Haar ouders, Joods en lid van de communistische partij, zaten elders ondergedoken. Lous Steenhuis werd verraden door een meisje en kwam een jaar later in de gevangenis van Westerbork terecht. Op basisschool Zeven Zeeën in Amsterdam-Noord vertelt mevrouw Steenhuis aan de leerlingen een sprookje over het leven van een prinsesje dat werd weggehaald bij haar ouders. Walid, Ihsane, Ikenna, Koray en Adama hangen aan haar lippen en vragen hoe het haar verder verging tijdens de oorlog.

Wat deden uw ouders in het verzet?
‘Voor de oorlog woonden in Amsterdam veel Joodse mensen. Amsterdammers zeiden aan het begin van de oorlog toen de Joden werden vervolgd: ‘Wij pikken het niet dat alle Joden worden weggehaald’ en ‘Blijf met je vuile poten van onze vuile Joden af’. Een groepje mensen besloot te staken als protest tegen het feit dat alle Joden werden weggehaald. Dat heette ‘de Februaristaking’. In de stad werden stiekem pamfletten opgehangen, met een oproep tot staken. Een van die pamfletten heeft mijn moeder gemaakt en met de hand geschreven. Daar ben ik heel trots op. Mijn moeder heeft na de oorlog verteld hoe zij en andere mensen van het verzet dit stiekem maakten, want na 8 uur ‘s avonds mocht je geen licht meer branden. Op een zolderkamer zetten zij een fiets op zijn kop. En door aan de trappers te draaien, kreeg je licht van de dynamo, de lamp van de fiets. Zo hadden ze toch licht. De volgende dag ging mijn moeder op pad om stiekem de pamfletten te verspreiden. Ze had de kinderwagen mee waar ik in lag mee, en onder mijn matrasje had ze deze pamfletten verstopt. Heel Amsterdam staakte. De winkels waren dicht, de bussen reden niet, de trams reden niet, in de havens werd niet meer gewerkt. Als je dan vraagt, heeft het geholpen? Niks, nee. In tegendeel. De Duitsers waren zo kwaad dat een heleboel mannen werden opgepakt en doodgeschoten als straf.’

Hoe zagen de onderduikplekken eruit?
‘Ik was ondergedoken bij een oom in Bussum, dat is vlakbij Amsterdam. Ik moest daar net doen alsof die oom en tante mijn vader en moeder waren, ik moest ook papa en mama zeggen. Ze woonden in een erg mooi huis in een hele deftige buurt van Bussum. Op een gegeven moment moest mijn oom ook onderduiken of eigenlijk zich aangeven omdat hij Joods was, maar dat deed hij niet. En toen moest ik daar weg. In Amsterdam werd ik door mensen van het verzet in een huis geplaatst. Ik moest me ergens op de zolder verstoppen. En daar ben ik verraden, door een ander meisje dat er ook ondergedoken zat. Zij was al verraden en werd weggehaald, en zei toen tegen de Duitsers: ‘Ja, maar er zit nog een meisje’. En dat was ik. Daardoor ben ik ook weggehaald.’


Kent u mensen die zijn doodgemaakt in vernietigingskampen in Auschwitz?

‘Mijn vader is in Auschwitz vermoord, al heel snel bij aankomst. In Auschwitz werd er gezocht naar mensen die jong waren en konden werken. Oude mensen en kinderen werden meteen doorgestuurd naar de gaskamers. Mijn vader was maar 27 jaar en dat is hartstikke jong, dus hij had best nog kunnen werken. Waarom hij meteen werd vermoord, heb ik lange tijd niet begrepen. Maar inmiddels weet ik dat mijn vader, nadat hij in Amsterdam was verraden en onderweg was naar het politiebureau, op de vlucht is geslagen. Toen zijn er 15 kogels op hem afgeschoten en is hij opnieuw gepakt en op het politiebureau gevangengezet. En van het politiebureau is hij naar Westerbork gebracht, en al vrij snel daarna met de trein naar Auschwitz. Ik denk nu dat hij behoorlijk gewond was, waardoor ze niks meer aan hem hadden in Auschwitz. Hij kon niet werken en daarom is hij meteen vermoord.’

Heeft u nog zusjes of broertjes?
‘Ik heb een halfbroer gehad. Mijn moeder heeft al vrij snel na de oorlog een nieuwe man leren kennen en hij is mijn tweede vader geworden. Ik zeg nooit stiefvader, dat vind ik zo’n rotwoord. Eerst zei ik heel lang ome Hans tegen hem, en later werd het papa. En toen heb ik nog een broertje gehad, een halfbroer, Erik heette hij. Die is op 21-jarige leeftijd door een auto-ongeluk om het leven gekomen. Dus mijn moeder heeft het niet makkelijk gehad. Eerst haar kind weg, toen haar man vermoord en daarna haar tweede kind omgekomen door een auto-ongeluk.’

Oorlog in mijn buurt – Lous Steenhuis. Foto en © Yvonne Witte
Oorlog in mijn buurt – Lous Steenhuis. Foto en © Yvonne Witte

Erfgoeddrager: Walid

‘’Mijn vader wist al al op vroege leeftijd wat er met Joden stond te gebeuren’’

“Als we maar niet per ongeluk gaan lachen terwijl ze ons filmen”, zeggen Nikata, Walid en Ingmar van de IJpleinschool in Amsterdam-Noord in de auto op weg naar het interview met Carolien van den Berg. Het televisieprogramma Eén Vandaag maakt straks opnames van het interview voor een item over de fabriek Hollandia-Kattenburg in Amsterdam-Noord, waar tijdens de oorlog zo veel Joden werden weggehaald. De Joodse vader van Carolien van den Berg werkte ook in de fabriek en over hem, Bob van den Berg, zal ze vertellen. Dat er televisieopnames worden gemaakt van het interview, maakt het extra spannend voor de kinderen. Gelukkig gaat alles goed. Bovendien heeft Carolien heerlijke taart en koekjes in huis gehaald dus de spanning is ook weer snel weg.

 

Waar woonde uw vader tijdens de oorlog?
“Mijn vader woonde met zijn moeder en zijn broer Jo in de Waalstraat in Amsterdam-Zuid, een Joods gezin. Ze hadden erg weinig geld. Om een extra centje te verdienen, had zijn moeder al vóór de oorlog van hun huis een soort pension gemaakt om Duitse Joden op te vangen die hun land waren ontvlucht. Hierdoor wist Bob al op vroege leeftijd wat er met Joden stond te gebeuren onder Hitler. Dat was niet goed. Hij zag ook de littekens van martelingen die de logés op hun rug hadden. Vanwege al die Duitstalige gasten kon mijn vader vrij goed Duits praten, wat hem later nog van pas zou komen.”

Hoe heeft uw vader de razzia van 11 november 1942 in Hollandia-Kattenburg overleefd?
“Mijn vader was best jong, 19 jaar, toen de Duitsers de fabriek in Amsterdam-Noord kwamen binnenvallen. Alle Joodse werknemers en hun familieleden werden opgepakt en in treinen naar Westerbork gestuurd. Mijn vader had al een vermoeden dat dit niet goed zou aflopen. Hij nam een dapper besluit, sprong uit de trein en rende heel hard weg. De trein stopte nog, maar de Duitsers hebben hem niet meer kunnen pakken. Hij heeft toen een andere naam aangenomen en heeft zich samen met Hans Kattenburg, de zoon van de fabriekseigenaar die ook was ontsnapt, vrijwillig aangemeld om in Duitsland te gaan werken. Zo hoopten ze dat ze niet zouden worden opgepakt. Dat is hun redding geweest. In Duitsland kreeg Bob verschillende baantjes in fabrieken en hotels en omdat hij zo goed Duits praatte en zo aardig was, hebben ze nooit ontdekt dat hij Joods was.”

Waar ging uw vader heen toen de oorlog voorbij was?
“Toen Nederland was bevrijd, reisde mijn vader met een groepje Nederlanders terug naar Amsterdam. Maar eenmaal aangekomen in de Waalstraat, bleken er al andere mensen te wonen in zijn ouderlijk huis. Het was zijn huis helemaal niet meer. Pas veel later hoorde hij dat zijn moeder was opgepakt en vermoord in Auschwitz en zijn broer Jo is doodgeschoten in het kamp in Sobibor. Mijn vader heeft hier met mij nooit over kunnen praten.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892