Erfgoeddrager: Tufan

‘Mijn ouders hadden een banketbakkerij aan het Mosplein’

Het interview dat Yassell, Yassin, Tufan en Yassine van De Klimop hielden met Ton Freitag, vonden ze heel boeiend. Meneer Freitag was pas 8 jaar oud toen de oorlog begon, maar wist zich nog ontzettend veel te herinneren. Dat vonden de kinderen knap van hem. Zo vertelde hij dat hij een bombardement op de kerk heeft overleefd en dat zijn vader in het verzet zat. Ze hebben veel van hem geleerd en bedanken hem voor zijn verhalen.

Wat weet u nog van het bombardement?
‘Het was een groot feest, de katholieke Sint Ritakerk bestond 25 jaar. Op zaterdag was het feest en ik zat in de kerk toen opeens het luchtalarm afging. Maar ja, dat luchtalarm hoorde je iedere dag vanwege de overvliegende Engelse vliegtuigen. De bisschop maakte zijn verhaal af, tot we opeens een hele harde klap hoorden. BAM! Ik draaide mij om en zag de hele achterkant van de kerk instorten. Het was ineens donker. Ik dacht dat ik doodging. Gelukkig werd ik onder de kerkbank vandaan getrokken en ben toen heel hard naar huis gerend om het mijn ouders te vertellen. Acht mensen zijn bij het bombardement omgekomen, onder wie twee van mijn vriendjes.’

Kende u veel Joodse mensen?
‘Tijdens één van de bombardementen in Noord was ons huis beschadigd geraakt waardoor we tijdelijk in Zuid woonden. Daar had ik een vriendje, Peter Piek, hij woonde beneden ons en had hele mooie speelgoedautootjes, zo mooi had ik ze niet. Zijn moeder zei nog tegen Peter: ‘Laat Tonnie ook eens met een mooi autootje spelen.’ Ook kreeg ik een kopje thee van haar. Dat vond ik zo bijzonder, want mijn moeder had mij nog nooit een kopje thee gegeven. De volgende ochtend keek ik uit het raam en zag ik een overvalwagen, een Duitse auto, met allemaal mensen erin. Peter en zijn moeder stonden voor de auto en zwaaiden nog naar mij. Ik heb ze daarna nooit meer teruggezien. Daar heb ik toen veel verdriet van gehad.’

Wat deed uw vader in het verzet?
‘Mijn ouders hadden een banketbakkerij aan het Mosplein, waar wij ook boven woonden. Ze hadden een tweede winkel aan de Wingerdweg. Deze moest dicht in de oorlog en werd daarom als wapenopslag gebruikt, ook zaten daar andere verzetslieden ondergedoken. Mijn vader had boven bij ons op zolder een radio verstopt. Elke avond zaten we daar naar Radio Oranje te luisteren. Dan kregen we de berichten uit Londen te horen en wisten we hoe ver de Duitsers waren teruggedrongen. We moesten goed met ons oor dicht bij de radio zitten, want er was veel ruis op de zender. De Duitsers probeerden de verzending namelijk te verstoren. Ook kwamen de mensen van Het Parool, Trouw en Vrij Nederland bij ons radio luisteren. Nu zijn dat grote, dikke kranten, toen waren ze illegaal en slechts een A4’tje met verzetsnieuws.’

Hadden jullie een auto in de oorlog?
‘Tijdens de oorlog mocht je niet autorijden en namen de Duitsers auto’s in beslag. Daarom stond onze auto in de garage. Tijdens de Hongerwinter stonden twee Duitse soldaten met een geweer bij de garage. Ze wilden weten van wie die auto was. Van Freitag, is hen toen verteld. “En waar zijn de banden?”, wilden ze weten. “Die staan bij Freitag op zolder.” De Duitsers gaven mijn vader twee uur de tijd om de banden onder de auto te doen, anders zouden ze hem doodschieten. Mijn vader wilde niet dood, dus die was natuurlijk doodsbang. Met hulp heeft hij de banden weer onder de auto gedaan. Om 6 uur kwamen de Duitsers de auto wegslepen en hebben we de auto niet meer teruggezien.’

Erfgoeddrager: Tufan

‘Ik vraag me nu nog steeds af wie zij was’

Wij zijn Tufan, Yasmine en Calvanio en we hebben Nicolaas Dekker geïnterviewd. Niek is de oudste van zeven kinderen van een bakker aan de Osdorperweg 539. Het huis is inmiddels gesloopt, daar is nu Garage van der Laan. De huisnummers 535 en 537 zijn er nog wel. Hij vindt het nog steeds naar dat hij niet weet wie er bij hem thuis ondergedoken heeft gezeten.

Heeft u veel last gehad van de oorlog? 
Het begin van de oorlog kan ik me niet herinneren, maar wel veel dingen uìt de oorlog. Mijn vader en moeder zorgden dat er genoeg eten was. Onze vader was bakker en moeder stond in de winkel. We hadden gelukkig lang de beschikking over meel. Vader kreeg van de klanten de bonnen voor brood. In ruil voor die bonnen kreeg hij precies zoveel meel als nodig was om de gevraagde broden van te bakken. Wij hebben nooit armoede en honger gekend. Dus wij hadden er niet veel last van. Natuurlijk merkten we wel dat je veel dingen niet meer mocht. Er woonden Duitse soldaten bij Weerdenburg op nr 512, dat is waar nu de brouwerij De 7 Deugden zit. Daar ging je naar beneden en dat weggetje heette het Onderlaagje. Daar woonden mijn opa en opoe. Zij moesten een hoge Duitse militair huisvesten. In de tuin zat ook nog iemand ondergedoken, Jan Evers. Bij onraad kroop hij in de broeibakken.

Hebt u de Hongerwinter meegemaakt?
In de Hongerwinter kwamen heel veel mensen achterom, ook al was de winkel dicht. Mijn moeder gaf dan twee of drie sneden brood mee. In een oude schuur bij ons huis werd illegaal geslacht. Zo was er ook een keer een varken geslacht. Mijn vader had een transportfiets met mand en daar heeft hij toen het vlees in gestopt. Hij is er mee door de Duitse controlepost gereden en niet gesnapt. Waarom hier zoveel goed ging? De mensen in onze buurt konden heel goed een geheim bewaren. Ook de kleine kinderen.

Waren er bij u in de buurt onderduikers?
Bij ons was een oude Joodse vrouw in huis. Ik weet niet wie zij was. Ik vind het heel naar dat mijn ouders me dat nooit hebben verteld. Die mevrouw was oud en ziekelijk. Zij woonde bij ons op zolder op een kamertje. Wij waren bang gemaakt voor het kamertje zodat we er niet kwamen. Niemand mocht het merken, dat zou mijn ouders het leven hebben kunnen kosten. Ik ben mijn ouders dankbaar dat ze deze mevrouw hebben geholpen. Maar ik vraag me nu nog steeds af wie zij was.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892