Erfgoeddrager: Tanya-Marie

‘Als mijn vader Wilhelmina hoorde, kreeg hij kippenvel’

Truus van de Maat is een opgewekte, moderne vrouw, geboren in 1926. Anouar, Teun, Tanya-Marie en Jana van basisschool De Troubadour kunnen met haar over alles praten. Vriendjes, uitgaan, kleding, politiek en natuurlijk ook de oorlog. Die begon toen ze veertien was.

Hoe was de oorlog voor u?
‘Het was geen leuke tijd. Het moest buiten pikdonker zijn en je moest op tijd binnen zijn. Je kon wel naar de bioscoop, maar daar draaiden alleen maar Duitse films; propagandafilms vol reclame over de Duitsers, hun militairen en hoever die in de verschillende landen al gekomen waren. En veel variatie in eten was er niet. Er was geen vlees, geen groente. Ik heb heel veel aardappels gegeten. Je moest ook uren in de rij staan om iets te bemachtigen. En er was, wat ze toen zo noemden, zwarte handel. Er waren altijd mensen die ergens aan konden komen en die lieten je dan bijvoorbeeld voor iets dat een kwartje kostte twee gulden betalen. Voor van alles hadden ze namaak. Je had namaakkoffie en namaakthee. Dat waren van die vieze tabletjes, dan werd het oranje water. Als ik er nou aan denk, het was heel vies. Ik kreeg in die tijd ook geen nieuwe kleren. Lastig als je veertien bent en groeit. Ik kreeg de afdankertjes van mijn zusters Annie en Nellie. Dat was niet leuk. En we hadden het koud. We hadden een keuken met een kolenfornuis. Dat was de enige plek waar het warm was. Dan zaten we met z’n zessen – mijn ouders en wij kinderen – ‘s avonds in dat kleine keukentje, want op een andere plek ook nog stoken dat kon niet.’

Kende u Joodse mensen in de oorlog?
‘Vroeger had je in de Rechtestraat een bioscoop, Chicago genaamd. De vader van een Joodse vriend van ons was de eigenaar. Op een dag was die vriend weg. We hoorden dat hij was opgepakt door de Duitsers en naar een concentratiekamp was gebracht. Hij was toen zeventien en is nooit meer teruggekomen.’

Luisterden jullie naar Radio Oranje?
‘Ja, mijn vader was heel fanatiek. Die had de radio niet ingeleverd. Wilhelmina zat in Engeland en dan sprak ze via de radio heel plechtig: “Landgenoten…” En dan had mijn vader gewoon kippenvel. Die was daar zo van onder de indruk. Maar ja, het moest stiekem. Op een avond werd er op de deur gebonsd: “Aufmachen, aufmachen, polizei!” Mijn vader rende, in zijn onderbroek, met die radio onder zijn arm de tuin in en verborg zich onder een struik. Mijn moeder deed de deur open en het hele huis werd doorzocht. Maar ze keken niet in de tuin. Dat was heel spannend. Als ze je oppakten kon het je je leven kosten.’

Wat vond u het ergst in de oorlog?
De angst voor bombardementen. Ik heb er drie of vier meegemaakt en dat was angstig. Vooral de vliegende bommen, dat was zo eng. Die vlogen over en daar zat geen bemanning in. Het was een soort raket, V1 genaamd, en die werd naar een doel gestuurd, meestal naar de Philipsfabrieken. Die gingen dan door de lucht en dat ging van ‘tsjch, tsjch, tsjch, tsjch, tsjch’. Als ze stil waren dan duurde dat nog acht seconden en dan plofte ie uiteen. En dan moet je maar afwachten waar. Op een nacht ging er eentje over en ik maar tellen. Tot acht en toen was het even stil, maar toen ging hij weer verder. Ik dacht echt ‘nu is het gebeurd’.

De Duitsers zochten ’s nachts het luchtruim af met schijnwerpers. Een keer zag ik door het toiletraampje zo’n lichtbundel en daarin een parachutist. Het was net zo’n plaatje. Tegenwoordig zie je ze niet meer, maar toen ik kind was had je allemaal van die heilige plaatjes vanuit de hemel, met Maria of zo. Alsof het een verschijning was. Zo zag die jongen in die lichtbundel er ook uit. En ik dacht: ‘Och, die arme jongen, die is het haasje, die kan geen kant uit’. Ze schoten hem neer. Het was heel erg beangstigend.’

           

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892