Erfgoeddrager: Sia

‘Opeens hoorde je dan flapflapflapflapflapflapflap’

Benthe, Tijn, Namo, Sia zitten in groep 8 van basisschool De Floralaan in Eindhoven. Ze zitten allemaal thuis achter hun computer klaar voor het interview als de 91-jarige Piet Eiff online erbij komt. Een vrolijke man, die algauw ‘mijnheer Piet’ wordt genoemd. Hij woont in een huisje in de bossen vlak bij hun school. Het is de eerste keer dat hij videobelt. Piet was elf jaar toen de oorlog begon en woonde met zijn vader, moeder en zus aan de Roostenlaan, ook vlak bij de school van de kinderen.

Herinnert u zich het begin van de oorlog nog?
‘Ja, dat weet ik nog goed. Het was zondagochtend en ik was met een paar vriendjes buiten spelen. Ineens kwam er vanuit de Winkelstraat een vrachtwagen met soldaten aan. Ze zeiden niets, ze deden niets, ze reden gewoon door. Dat was voor ons de eerste kennismaking met de oorlog. Dat staat nog in mijn geheugen gegrift. In de oorlog ging je wel gewoon naar school. Je moest veel lopen. Fietsen hadden de meeste mensen niet, die moest je inleveren. En als je wel een fiets had, had je geen fietsbanden. Dus werden er houten banden gemaakt. Er liepen veel soldaten rond. Vlak bij huis was een schietberg in de buurt. Iedere dag marcheerden Duitse soldaten in een kolonne daar naartoe. Dan hoorde je een hoop geschiet en daarna kwamen ze weer terug. ’s Avonds moesten we binnenblijven. Het was ook niet fijn buiten, want het was pikkedonker. Binnen was alles afgeschermd. Er mocht geen spatje licht naar buiten komen. Als het donker was, konden de geallieerde piloten niet zien waar ze waren. Daarom deden de Duitsers dat. En dan konden ze ook niet zien hoe ze naar Duitsland moesten vliegen om daar te bombarderen. Bij de IJzeren Man, bij de Berenkuil, stond afweergeschut. Een hele hoop luchtafweerkanonnen waren dat. Als de Engelse vliegtuigen ’s nachts overkwamen, werd vanaf daar flink geschoten. En dan stortten er een hele hoop vliegtuigen neer.’

Luisterden jullie ook naar de radio?
‘Mijn vader had op de een of andere manier een klein radiootje geregeld waar we vaak naar luisterden. Zo konden we volgen hoe het ging. Een kaart van Europa hadden we met punaises aan de muur geprikt. Met spijkertjes en een draadje garen gaven we de frontlijn aan. Op de radio hoorden we steeds hoe die frontlijn veranderde en dan verplaatsten we de spijkertjes. Dan kon je zien hoe het een steeds kleiner gebied werd waar die Duitsers zaten.’

Hoe kwamen jullie aan eten?
‘Het was allemaal beperkt, maar je kon net rondkomen. Om iedereen de kans te geven wat te kopen, waren bonnen ingevoerd. Je kreeg bonnetjes voor brood, voor aardappels en zo. Op de bon stond waarvoor het was. Wij hadden genoeg te eten. Wat we tekort kwamen, haalden we bij de boer. Als je geen geld had, kon je dat niet doen, want je moest er wel voor betalen. De laatste maanden van de oorlog was er boven de rivieren wel veel honger.’

Wat is een herinnering die u altijd bijblijft?
‘Het geluid van de honderden bommenwerpers. Dat werd steeds sterker, een zwaar gebrom. Wij hadden een ventilatieraampje, eigenlijk gewoon een gaatje in de muur met een roostertje ervoor, zodat er wat frisse lucht binnen kon komen. Vanwege de verplichte verduistering was dat afgeplakt met een kartonnetje, aan één kant vastgemaakt met een plakbandje. Als die vliegtuigen voorbij waren, was het weer doodstil. Op een gegeven moment ging dat kartonnetje dan flapperen. Flapflapflapflapflapflapflap. Dat kwam door de luchtdruk van de bommen die in Duitsland vielen. Het geflapper hield op een gegeven moment weer op en dan kwamen even later die vliegtuigen weer allemaal over totdat het in het westen weer uitstierf en dan waren ze weer weg. Dat is iets dat me altijd is bijgebleven, dat geflapper. Er was niks te horen, alleen te voelen eigenlijk.’

Hoe was de bevrijding voor u?
‘Het was groot feest. We hoorden vanuit de Roostenlaan een hele hoop lawaai en dat bleken de Engelse troepen te zijn met allemaal materialen. Toen ben ik in één run vanaf huis naar de Aalsterweg gegaan en heb daar urenlang langs de weg staan zwaaien en roepen om de bevrijders te verwelkomen. Toen zag ik ook voor het eerst een heleboel oorlogstuig; tanks en andere voertuigen. Het was twee dagen feest. Op het einde van de tweede dag kwamen de Duitsers terug en bombardeerden ze Eindhoven weer om de bevrijders tegen te houden. Toen is er in de binnenstad heel veel kapot gemaakt.’

Erfgoeddrager: Sia

‘Ik heb gelukkig alles bewaard’

Het is maar en klein stukje lopen naar het huis van Ab en Ali Kool. Zij wonen aan het Rembrandtpark, pal bij de school van Babel, Mia en Sadu, de School of Understanding. ‘Geef je jas maar aan de meneer van de garderobe,’ grapt Ali over Ab. Er wordt even wat geschoven met stoelen zodat iedereen een mooi plekje rondom de tafel heeft. Voor Ab en Ali zijn bloemen en chocola meegenomen. De kinderen krijgen een pakje drinken en koekjes. Er komt meteen een krant tevoorschijn, uit de tijd van de oorlog!

Hoe was het dagelijks leven tijdens de oorlog?
Toen de oorlog begon zijn we om vijf uur ‘s ochtends in de tuin gaan staan om de overvliegende Duitse vliegtuigen te bekijken. Veel ging gewoon door die eerste tijd. We gingen naar school, maar wel halve dagen, en ik las mijn favoriete boeken, Dik Trom en Pietje Bell. Onze buren hadden stiekem een radio, dan klopten zij op de muur en konden wij ook stiekem meeluisteren. Je moest ook altijd een persoonsbewijs bij je hebben in de oorlog. Anderen gooiden dat na de oorlog weg, maar ik heb het gelukkig bewaard. Ook kon je niet zomaar op visite gaan, want na acht uur ‘s avonds mocht je niet meer naar buiten. En er was niet veel te koop. Dus kerst of je verjaardag vieren was er niet echt bij. Je kreeg geen cadeautje, alleen een zoen, natuurlijk. Oud en Nieuw vierden we wel. Als de klok twaalf sloeg en het nieuwe jaar begon, sloegen we in de tuin op de vuilnisbakken.’

Heeft u erge dingen meegemaakt?
Wij hebben Joodse mensen gekend, die woonden hier in de straat. In de Van Spilbergenstraat zaten sommige ondergedoken. Die konden alleen ’s nachts, in het donker, even een luchtje scheppen op het balkon. Ook mensen die in het verzet zaten, moesten onderduiken. Mannen werden opgeroepen om te werken in Duitsland. Ook ik kreeg een oproep, maar ik ben thuis gebleven. Als er aangebeld werd, moest ik mij verstoppen, voor het geval ze me toch kwamen halen. Naast mijn bed had ik een luik, dat altijd open stond. Als ze me zouden zoeken, kon ik er snel in en viel het kleed eroverheen. Dat was altijd spannend en benauwd. Er vlogen ook vaak vliegtuigen over om fabrieken te bombarderen, maar die gooiden wel eens mis. Hier in dit huis is een bom gevallen, maar die is niet ontploft. Als het luchtalarm afging terwijl we op school waren, moesten we in de gang zitten, want de ramen gaan altijd het eerst kapot. Aan het einde van de straat stond een afweergeschut om op vliegtuigen te schieten. Die ‘vingen’ ze met lichtstralen en dan schoten ze er granaten op af. Die vielen dan uit elkaar in scherven, naar beneden. Ik vond een keer een hele grote!’

Hoe was de Hongerwinter?
Alles was op de bon. Die bonnen werden herdrukt, zodat de oude bonnen ongeldig werden. Als er dan bonnen gestolen waren, konden die niet meer worden gebruikt. Er was weinig. Voor de hele dag, had je maar twee boterhammen. Later was er ook niks meer in de winkels te koop. Toen aten we suikerbieten, tulpenbollen en aardappelschillen. Of we gingen naar de gaarkeuken. Bij ons voor de deur, waar nu het Rembrandtpark is, waren boerderijen. Daar verbouwden ze groenten. Dan probeerden we daar spullen te ruilen voor eten. De boeren waren gek op lakens en sieraden. Speelgoed wilden ze niet hebben; ze wilden alleen nuttige dingen. Je moest dat wel op een stiekeme manier meenemen, want wie stond daar op het bruggetje als je terugkwam? Een soldaat en dan werd het afgepakt!
Thuis moest je het eten dat je had verkregen nog koken natuurlijk. Ik had in de schuur een soort kampvuurtje gemaakt. De planken van de schuur gebruikte ik om vuur mee te maken. Op het laatst stond er alleen nog een dakje op vier palen. Al het hout was gebruikt. Van dat weinige eten was ik erg mager geworden. Er is een foto van mij toen Nederland net bevrijd was, daar zie je hoe mager ik was. Maar we waren blij en vierden feest. Hoeveel honger de mensen ook hadden, ze klommen op tanks om de soldaten, die snoep en sigaretten uitdeelden, te groeten.’

 

          

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892