Erfgoeddrager: Seif

‘Mijn kousen waren een goede verstopplek’

Hoe begon de oorlog voor u?
‘Op 10 mei 1940 cirkelden vliegtuigen vijf minuten boven ons huis om vervolgens het vliegveld te bombarderen. We konden hiervandaan het vliegveld en de bombardementen zien. Dat was erg angstig; ik was bang dat de bombardementen op ons huis vielen. Alles trilde.
Het was dus oorlog. Mijn vader besloot tabaksbladeren te verbouwen in de tuin. Iedereen probeerde aardappelen te kweken, maar mijn vader zei dat die gestolen zouden worden. Wij hadden dus een geweldige tuin vol met die bladeren. We lieten de tabak drogen in huis; ook dat hing helemaal vol. Eenmaal droog gingen ze naar Hoorn om gesneden te worden. Onze tabak was niet van goede kwaliteit. Desalniettemin heeft mijn vader het kunnen ruilen voor veel voedsel. De tuin had nog nooit zoveel opgebracht!’

Hoe komt u aan die mooie topografische kaart hier?
‘Die heb ik gestolen van de Duitsers! Ik pikte nogal eens kaarten van ze. Ik kon gewoon op het vliegveld komen. Daar waren barakken waar ik ging vragen of ze nog brood hadden. Als ik dan in hun keuken kwam, waren de kaarten die daar vlakbij lagen snel van eigenaar verwisseld. Dat was mijn manier om de Duitsers dwars te zitten. Mijn ouders hadden er in het begin wat moeite mee. Het was toch stelen. Ze waren boos maar ze hadden er ook wel begrip voor en ik kreeg geen straf. Het zijn kaarten van het vliegveld, van de bunkers, van Bergen en een Nederlandse kaart van de topografische dienst, bedoeld om alles uit te meten. Echt goede kaarten zijn het. Alles wat er op geschreven is zijn Duitse strategieën, zoals het gebouwd en aangelegd werd in de oorlog.’

Deed u nog meer gevaarlijke dingen?
‘Ik vervoerde geheime informatie in mijn kniekousen. Veertien was ik toen. Via een geheime zender ving het verzet informatie op van de geallieerden. Ze tikten dit uit en stuurden het aan verschillende mensen. Ik had drie adressen waar dat dan naartoe moest. Berichten over het front en waar je wel en niet voor uit moest kijken.
Een keer zaten Duitsers in een hotel in Lisse waar ik over een verboden stuk stoep liep. Ik kreeg een paar flinke trappen tegen mijn achterwerk, maar de geallieerde brieven in mijn lange kousen zagen ze gelukkig niet. Mijn kousen waren een goede verstopplek omdat ik hele dunne benen had; de brieven vielen daarom niet op.
Iedereen die niet onmisbaar was moest op een gegeven moment weg uit Bergen. Mijn ouders gingen naar Kalverdijk en ik naar mijn tante in Lisse, omdat daar een Mulo was. Toen ik zeventien was kreeg ik een oproep om in Duitsland te werken. Die brief kregen alle jongens van mijn leeftijd, omdat de Duitsers mensen nodig hadden om in hun fabrieken te werken. Ik wilde niet dus ik besloot om onder te duiken bij mijn ouders in Kalverdijk. Ik pakte alles in een doos en ging op weg. Dat was heel lang lopen. Om zes uur was ik pas bij het Noordhollandsch Kanaal en toen ik in Alkmaar aankwam, was het al zeven uur ‘s avonds, dan moest je binnen zijn. Ik wist niet wat ik moest doen en ging maar op de stoep zitten. Toen kwam er een Joodse man langs die ik kende omdat hij  ondergedoken was bij mijn ouders in de buurt. “We lopen samen door en dan komt het goed,” zei hij. En het kwam ook goed.
Twee keer maakte ik een razzia mee. Dan gingen we met een bootje het land in. Dat waren bootjes waarmee je je voortduwde met een vaarboom. Als je eenmaal in het land zat konden ze je nooit meer vinden. Vlakbij ons was een Duitse militaire barak met zes militairen die heel goed Nederlands spraken, ze kwamen van oorsprong uit het grensgebied en waren niet zo pro Hitler. Ze moesten spionnen vangen, maar over het algemeen lieten ze ons onze gang gaan. Als er een razzia kwam dan wisten zij dat vooraf, omdat zij ons waarschuwden. Kun je nagaan. Duitsers die ons waarschuwden!’

         

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892