Erfgoeddrager: Seanjay

‘In zijn schuur vond ik een bijzonder, maar gevaarlijk boek!’

De 12-jarige Mano, Seanjay, Yakhyaa en Younes ontmoeten op hun school Spring High in Amsterdam Nieuw-West Jan Kok. Hij was nog maar een ventje van vijf jaar oud toen de oorlog begon. De jongens zijn vooral benieuwd naar het bijzondere, maar gevaarlijke boek dat hij thuis in de boekenkast heeft staan (en speciaal voor deze gelegenheid mee naar school heeft genomen). En hoe kwam hij daar eigenlijk aan?

Heeft u Joodse familieleden?
‘Wij waren niet Joods, maar we hadden wel veel Joodse kennissen. We woonden in een portiek in de Haarlemmermeerstraat, op nummer 104. In het portiek waren acht woningen waarvan er in vier Joodse mensen woonden. Ze zijn allemaal vermoord. Naast ons woonden Edith en Walter Scherbel. Ze waren gevlucht uit Duitsland; zij was in Keulen geboren, hij in Bocholt. Mevrouw Scherbel heeft mij leren kaarten. Ik herinner me nog wat voor jurken ze droeg. Jurken van een gladde stof, en ik was gek op gladde stofjes. Op 30 september 1942 zijn ze vergast in Auschwitz. Zij was 34 jaar, hij 31. Boven ons woonden een broer en zus, Josef en Helene Herrmann. Ik kwam veel bij hen thuis. Helene werd weggehaald in een herfstvakantie, toen ik thuis was. Een Nederlandse agent belde bij ons aan, hij kwam voor Helene en vroeg mijn moeder of hij kon doorlopen. Mijn moeder antwoordde: “Nee, want hier staat Kok op de deur.” Ze wilde hem duidelijk maken dat ie verkeerd zat. Achteraf hadden we gewild dat we hadden gezegd dat hij door kon lopen, dan had ze misschien nog weg kunnen komen. Helene is in 1943 op 62-jarige leeftijd in Auschwitz vermoord. Josef is in 1945 omgekomen in Bergen-Belsen, hij was toen 70 jaar. Van alle Joodse mensen die ik kende, zijn er na de oorlog maar twee teruggekomen.’

Wat is dat bijzondere, maar gevaarlijke boek dat u heeft?
‘Dit is het boek waar het allemaal mee begonnen is. Geschreven door de grote boef, Hitler. Hij heeft het in de gevangenis geschreven. Hitler had eerder namelijk al een staatsgreep proberen te plegen en daar heeft hij een paar jaar voor gezeten. De plannen voor deze oorlog waarin wij terechtkwamen, daar was hij dus al heel lang mee bezig. In 1938 werd het boek verkocht en er werden duizenden van gedrukt. Hij heeft zo het hele volk vergiftigd met zijn ideeën. Ideeën die niet deugen.
Dit boek hier is van A. de Haan geweest, een SD’er. Een gemene man die de kant van de Duitsers had gekozen, en Joodse mensen verraadde. Hij woonde naast ons, in het huis waar Edith en Walter Scherbel weggehaald waren. Tijdens Dolle Dinsdag is hij verdwenen. Ik ben daarna door een gat in het hek gekropen. In zijn schuur vond ik dit gevaarlijke boek. Ik heb het gejat, en ook zijn klompen. Ik was toen tien en mijn vader had wel eens over het boek verteld. Ik wist wel wat ik meenam.’

Heeft u de Hongerwinter meegemaakt en hoe was dat?
‘Nou, die heb ik meegemaakt en ik kan je vertellen: het was bar. In Amsterdam had je de Centrale Keuken. Bij ons in de buurt werd er gekookt op het Magalhaensplein. Het eten dat in die keuken werd gekookt, werd in nieuwe vuilnisbakken gedaan en – met paard en wagen van Van Gend & Loos – naar de Calvijnschool gebracht. Daar leverde ik mijn bonnetjes in en dan werd mijn pannetje gevuld. Met het gevulde pannetje ging ik dan weer naar huis en dan aten we het meteen op.
Mijn vader vond het heel erg dat hij zijn kinderen nauwelijks te eten kon geven. Mijn broer en ik werden heel mager; we hadden ontzettend dunne armpjes. Mijn broer had allemaal gaten in zijn been door een gebrek aan vitaminen. En mijn kop zat in het verband, want ik had een negenoog en steenpuisten. Voor mij was er een regeling getroffen dat ik één keer per week bij mensen mocht komen eten die wel wat hadden. Er was ook een eetgezin in de Jacob Marisstraat, maar toen ik daar kwam eten met m’n ingepakte hoofd, hoefde ik de volgende week niet meer terug te komen.
In Amsterdam was er ontzettende honger. Op het platteland hadden veel mensen nog wel een tuintje of kenden ze een andere boer van wie ze eten kregen of waarmee ze konden ruilen. Ik weet nog dat ik een ontzettende hekel aan lof had, want dat was vroeger heel bitter. Mijn moeder vroeg me toen een keer om groenten te halen bij de boer, maar ze hadden alleen maar lof. Ik vond dat dus zo vies, ik heb het verdomd en het niet meegenomen.’

           

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892