Erfgoeddrager: Sammie

‘Ik kan me zijn begrafenis nog herinneren’

Sjaan van den Eeden komt met haar begeleidster Annie van Schaijik naar de vergaderruimte van het verzorgingshuis Berckelhof in Eindhoven. Aanas, Sammie en Lucas van basisschool ’t Karregat, ook in Eindhoven, krijgen chocolademelk en stellen zich enthousiast voor. Ze zijn onder de indruk van de verhalen van mevrouw Van den Eeden maar ook van haar begeleider, mevrouw Van Schaijik, die tegen het einde van het gesprek vertelt over haar eigen oorlogsherinneringen.

Hoe merkte u dat de oorlog begon?

‘Ik was zes jaar en dus nog jong toen de oorlog begon. We woonden vlakbij het vliegveld in de Kruisstraat in Zeelst. Ik kan me nog de enorme herrie ‘s nachts herinneren. Naderhand begreep ik wat er werkelijk aan de hand was. Mijn moeder was niet bang uitgevallen. Zij ging regelmatig ’s nachts buiten staan om naar het geluid van de vliegtuigen te luisteren. Ze kon het verschil tussen de Engelse en Duitse motoren horen. Als ze Engelse vliegtuigen hoorde, dan zou het mis kunnen zijn. Want de Engelsen konden ‘terug’ bombarderen. Er waren loopgraven en schuilkelders bij ons in de buurt, maar ik heb nooit hoeven te schuilen. In de verte hebben we het bombardement op de Demer en op de Philips-lichttoren gezien.’

Wat is het ergste wat u heeft meegemaakt in de oorlog?
‘Ik heb zelf niet zo geleden in de oorlog, maar wel mijn halfbroer Gerard. Hij kreeg het advies onder te duiken, maar dat durfde hij niet. Hij werd opgepakt en te werk gesteld in Duitsland, dat moesten vele jonge jongens. Daar kreeg hij de tyfus en is na drie maanden overleden. Ik kan zijn begrafenis nog herinneren in de kerk, het hele dorp leefde mee. Mijn andere broer was afgekeurd en hoefde niet in een fabriek te gaan werken. Mijn moeder vond het een vreemde situatie: jonge mannen uit Duitsland naar Nederland sturen en de jonge mannen uit Nederland in Duitsland te werk stellen. Ze zei over de Duitse soldaten: ‘Het zijn toch maar mennekes’.’

Had u genoeg te eten?
‘Ik heb nooit honger geleden. We hadden een groot huis met land en een paard en wagen. Mijn moeder kon goed boeren en groenten zetten. We kregen ook voedselbonnen. Ik moest samen met mijn zus ganzentongen en gras voor de konijnen zoeken. De konijnen werden zo nu en dan geslacht, dat mocht eigenlijk niet. Na de oorlog was er minder eten dan tijdens de oorlog. Alle voorraden waren op, zoals zuurkool, appels en aardappels. De kelders waren leeg en je kon niet zomaar naar de winkel.’

Hoe merkte u dat de bevrijding kwam?
‘Ik herinner me dat de grote tanks van de geallieerden volledig de straten innamen. We hebben feest gevierd en ik was heel blij. Iedereen – vriend en vijand – viel elkaar in de armen. Op school kreeg elk schoolkind vanuit Amerika een sinaasappel, dat was iets aparts, helemaal nieuw voor mij en zo lekker. Dat vergeet ik nooit meer.’

Annie van Schaijik woonde in Asten en vult aan:
‘Aan het einde van de oorlog zag ik de vluchtende Duitsers over de akkers lopen, velen liepen zo de vuurlinie in. Met drie gezinnen zaten we ondergedoken in een kelder. Er was altijd een bijl in de buurt om na een mogelijke instorting een baan naar buiten te kunnen hakken. We mochten er alleen even eruit om naar het toilet te gaan. De dieren die we hielden voor eten werden doodgemaakt door de vluchtende militairen. Mijn vader werd naderhand gedwongen de dode militairen op te ruimen, Duitsers en Engelsen apart. Na de oorlog hebben we Engelsen in huis gehad. We maakten garen en poppetjes van de stof van hun parachuten.’

Erfgoeddrager: Sammie

‘Mijn vader leerde ons dat niet alle Duitsers slecht zijn’

Milos, Safae, Sammie en Chaimae van de Dongeschool interviewden mevrouw Groot-Bosse bij haar thuis in Amsterdam. Haar broer Ton zat in de oorlog ondergedoken om aan tewerkstelling in Duitsland te ontkomen. Hij werd lid van de Binnenlandse Strijdkrachten. Vlak voor het einde van de oorlog is Ton door de Duitsers gefusilleerd bij Rozenoord. Zijn dood heeft een grote stempel gedrukt op het leven van mevrouw Groot-Bosse.

Hoe heeft u de oorlog ervaren?
‘Ik was dertien toen de oorlog begon, erg jong en nog een beetje naïef. Dat veranderde toen het voedsel schaars werd en de oorlog steeds dichterbij voelde. Samen met mijn vader liep ik 60 kilometer, ruim 8 uur op een dag, om eten te halen. Op herenschoenen, ik had geen gewone schoenen meer. We gingen dan naar een boer in Opmeer waar mijn broer ondergedoken was. Ton stuurde ons van tevoren een briefje, dus als wij met ons karretje aankwamen, wisten we zeker dat we iets te eten kregen. Maar we hebben ook echt hongergeleden. Onvoorstelbaar, maar wij likten alles af om maar wat binnen te krijgen, zoals een poes of een hond. We aten een keer stamppot toen er werd aangebeld. Er stond een man voor de deur die al drie dagen niets gegeten had. Mijn vader kende hem wel en heeft toen met een lepel van al onze borden een beetje stamppot gehaald. Op dat moment was dat niet leuk, maar achteraf vind ik het zo mooi. Ik heb altijd veel respect gehad voor mijn vader. Hij was een hele sterke man.’

Hoe ervaart u de Duitsers nu?
“Mijn vader leerde ons dat niet alle Duitsers slecht zijn. Ik weet nog dat we een keer gesnapt zijn toen we met eten terugkwamen uit Opmeer. Mijn vader leunde uitgeput tegen een brug en riep tegen de Duitse soldaat: ‘Neem alles maar mee’. Toen vroeg die soldaat: ‘Waar woon je?’, mijn vader antwoordde: ‘Om de hoek’. ‘Nou ga dan maar gauw verder’ en zo liet hij ons gaan. Er waren dus ook goede Duitsers. Ik vind het mooi dat ik, zijn dochter van bijna 89, daar nu zo over kan praten. Het heeft me wel moeite gekost, maar uiteindelijk moeten we het met z’n allen doen in de wereld. Zeker in moeilijke tijden.”

Hoe hoorde u dat uw broer was overleden?
‘De pastoor kwam onze winkel binnen en vroeg mijn vader mee naar achteren te komen. Na een tijdje werd ik geroepen. Ze vertelden me dat mijn broer Ton dood was. Mijn broertjes en zusjes en ik hebben enorm gehuild, maar het echte besef kwam pas later. We wisten eerst nog niet waarom Ton was vermoord. Dat was een moeilijke en zware tijd. Achteraf hebben we begrepen dat het gezin van Ton was verraden en dat ze Ton hadden aangeraden weg te gaan. Maar hij wilde die mensen niet achterlaten. De Duitsers hebben hem toen opgepakt, in de gevangenis gezet en later vermoord.’

Wat betekent het monument voor u?
‘Ik vind het goed dat het monument Rozenoord is opgericht. Ik was heel ontroerd door de uitnodiging van de opening. De bijeenkomst was erg mooi. Nog steeds ga ik op bepaalde momenten naar Rozenoord toe, bijvoorbeeld op de verjaardag van Ton.’

           

Erfgoeddrager: Sammie

‘We likten alles af om maar wat binnen te krijgen’

Wij interviewden mevrouw Groot-Bosse in haar woning in Amsterdam. Haar broer Ton zat in de oorlog ondergedoken om aan tewerkstelling in Duitsland te ontkomen. Hij werd lid van de Binnenlandse Strijdkrachten. Vlak voor het einde van de oorlog is Ton door de Duitsers gefusilleerd bij Rozenoord. Zijn dood heeft een grote stempel gedrukt op het leven van mevrouw Groot-Bosse.

Hoe heeft u de oorlog ervaren?
“Ik was dertien toen de oorlog begon, erg jong en nog een beetje naïef. Dat veranderde toen het voedsel schaars werd en de oorlog steeds dichterbij voelde. Samen met mijn vader liep ik 60 kilometer, ruim 8 uur op een dag, om eten te halen. Op herenschoenen, ik had geen gewone schoenen meer. We gingen dan naar een boer in Opmeer waar mijn broer ondergedoken was. Ton stuurde ons van tevoren een briefje, dus als wij met ons karretje aankwamen, wisten we zeker dat we iets te eten kregen. Maar we hebben ook echt hongergeleden. Onvoorstelbaar, maar wij likten alles af om maar wat binnen te krijgen, zoals een poes of een hond. We aten een keer stamppot toen er werd aangebeld. Er stond een man voor de deur die al drie dagen niets gegeten had. Mijn vader kende hem wel en heeft toen met een lepel van al onze borden een beetje stamppot gehaald. Op dat moment was dat niet leuk, maar achteraf vind ik het zo mooi. Ik heb altijd veel respect gehad voor mijn vader. Hij was een hele sterke man.”

Hoe ervaart u de Duitsers nu?
Mijn vader leerde ons dat niet alle Duitsers slecht zijn. Ik weet nog dat we een keer gesnapt zijn toen we met eten terugkwamen uit Opmeer. Mijn vader leunde uitgeput tegen een brug en riep tegen de Duitse soldaat: ‘Neem alles maar mee’. Toen vroeg die soldaat: ‘Waar woon je?’, mijn vader antwoordde: ‘Om de hoek’. ‘Nou ga dan maar gauw verder’ en zo liet hij ons gaan. Er waren dus ook goede Duitsers. Ik vind het mooi dat ik, zijn dochter van bijna 89, daar nu zo over kan praten. Het heeft me wel moeite gekost, maar uiteindelijk moeten we het met z’n allen doen in de wereld. Zeker in moeilijke tijden.”

Hoe hoorde u dat uw broer was overleden?
“De pastoor kwam onze winkel binnen en vroeg mijn vader mee naar achteren te komen. Na een tijdje werd ik geroepen. Ze vertelden me dat mijn broer Ton dood was. Mijn broertjes en zusjes en ik hebben enorm gehuild, maar het echte besef kwam pas later. We wisten eerst nog niet waarom Ton was vermoord. Dat was een moeilijke en zware tijd. Achteraf hebben we begrepen dat het gezin van Ton was verraden en dat ze Ton hadden aangeraden weg te gaan. Maar hij wilde die mensen niet achterlaten. De Duitsers hebben hem toen opgepakt, in de gevangenis gezet en later vermoord.”

Wat betekent het monument voor u?
“Ik vind het goed dat het monument Rozenoord is opgericht. Ik was heel ontroerd door de uitnodiging van de opening. De bijeenkomst was erg mooi. Nog steeds ga ik op bepaalde momenten naar Rozenoord toe, bijvoorbeeld op de verjaardag van Ton.”

O
Oorlog in Mijn buurt, 5 februari 2016, interview met mevrouw Bosse, foto: Katrien Mulder

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892