Erfgoeddrager: Roshan

‘De NSB-burgemeester had alle radio’s in zijn kamer!’

Barbara Ouwerkerk is geboren tijdens de Tweede Wereldoorlog en woonde relatief veilig op het platteland van Drenthe. Hoewel ze zegt dat ze niet veel herinneringen aan die periode heeft, komen er genoeg bijzondere verhalen naar boven tijdens het interview dat Roshan, Joyselyn, Safwaan, Yasser en Neveah van OBS Wereldwijs met haar houden. En niet alleen de oorlog van toen, maar ook de oorlog van nu in Oekraïne komt aan bod.

Wat merkte u op het platteland van de oorlog?
‘We merkten er wel wat van, maar niet zoals in de stad. Er werd niet gebombardeerd, maar er kwamen wel heel veel vliegtuigen over. Dat was wel eng. Vooral mijn moeder was daar erg bang voor. Mijn vader was juist sterk en vond dat we door moesten gaan met alles. Af en toe ging het luchtalarm af en dan moesten we onder de keukentafel schuilen. Wij hadden gelukkig altijd te eten, omdat mijn vader hoofd was van een overheidsinstelling voor jongens die niet in militaire dienst wilden. En je had ook de boeren in de buurt, die altijd eten hadden. Vanuit het westen van Nederland kwamen mensen op de fiets met houten banden of alleen op velgen om eten te halen. Wij konden in die tijd alleen geen nieuwe kleren kopen. Er was niks; de winkels waren dicht. Mijn tante kon heel goed naaien en maakte van oude kleren de meest leuke jurkjes voor me. Zij en andere familieleden kwamen af en toe logeren, omdat wij dus wel altijd eten hadden en zij in het westen niet. Dan konden ze weer een beetje bij-eten.’

Heeft uw vader of moeder ooit illegale kranten gedrukt?
‘Nee, maar mijn vader heeft ze wel verspreid. Hij had ook een papiertje met daarop welke boeren allemaal goed, dus tegen de nazi’s waren. Dat zat in het zakje van zijn overhemd. Een keer kwam er een motor met zijspan met Duitsers erin aan. Hij heeft toen het snel het briefje doorgeslikt. Anders zou hij die goede boeren verraden hebben. Er zijn nog wel meer dingen gebeurd, die mijn ouders mij nooit verteld hebben omdat ze dat naar vonden. Maar je hoort alles als kind.’

Wat deden die goede boeren precies?
‘Om ons dorp was een heide. ’s Nachts werden daar geregeld parachutisten, vooral Engelsen, gedropt. Mijn vader ging daar dan naartoe om te kijken of ze hulp nodig hadden. Hij bracht ze naar de ‘goede’ boeren in de buurt. Die wilden best mensen in huis nemen, want die hadden toch een groot huis en een grote stal. Mijn vader zei dat dat altijd zulke aardige jongens waren, die Engelsen. Hij kreeg wel eens repen chocola en kauwgom van ze. Nou, dat vonden wij heerlijk natuurlijk! En de parachutisten waren allang blij dat er iemand kwam om ze te helpen en onderdak te geven.’

Luisterde u naar de radio?
‘Ja. Dat mocht niet van de Duitsers. Mijn vader deed dat stiekem. We hadden een linnenkast met onderin een radio. Ik mocht het eigenlijk niet weten, maar ik had toch een keer stiekem gekeken. We luisterden naar Radio Oranje, waar we allemaal berichten uit Engeland hoorden. In het dorp waar we woonden, hadden we een NSB-burgemeester. Dat vonden wij verschrikkelijk. We moesten van hem alle radio’s inleveren. De man die de radio’s kwam ophalen, deed die niet weg, maar verborg ze onder de vloer in de burgemeesterskamer. Dat was heel handig, want zo kregen we onze radio’s ook weer terug na de oorlog. De burgemeester wist al die tijd niet dat hij op die radio’s zat.’

Kwamen er wel eens Duitse soldaten naar uw huis?
‘Ze wilden heel graag die instelling overnemen om er soldaten in te zetten. Mijn vader wilde dat natuurlijk niet. Hij had een heel groot bord op het toegangshek opgehangen: difterie. Dat is een hele besmettelijke ziekte. Dat vonden die Duitsers maar niks, dus kwamen ze niet langs. Iedereen verzon in de oorlog van alles om maar niet door die Duitsers gepakt te worden. Die soldaten waren eigenlijk heel erg aardig voor me. Het waren ook maar vaders die van huis weg moesten, omdat het oorlog was. Ik werd soms door ze opgetild; ze vonden me allemaal leuk. Ik was ook niet bang voor ze, maar ik mocht bepaalde dingen niet zeggen van mijn moeder. We hadden ook een grote schuur en ik dacht dat daar allemaal stro lag, maar dat was haver of aardappelen. Dat mochten die Duitsers natuurlijk niet weten. Eén keer heb ik tegen ze gezegd: “Je mag niet in de schuur kijken, hoor!”’

 

 

Erfgoeddrager: Roshan

‘Ik zie ze nog zo op de grond zakken, nadat de trekker was overgehaald’

Na een kwartier met tram 17 en vijf minuten lopen, komen Ali, Sandra en Roshan van de Visserschool aan bij het huis van Bep Zijlstra. De deurbel maakt een lang en vrolijk geluid. Bij binnenkomst bewonderen de kinderen de knusse huiskamer en keuken, die gedecoreerd zijn met een overdaad aan katten- en hondenbeeldjes. Een beetje onwennig gaan de kinderen op de bank zitten en nadat ze allemaal een heerlijke gevulde koek hebben gekregen, begint het interview.

Hoe heeft u de oorlog ervaren?
‘Ik was aan het begin van de oorlog vier jaar en aan het einde negen. Omdat je nog zo jong bent, ben je je nog niet bewust van de echte heftigheid van de oorlog. Ik vond het soms zelfs spannend en leuk. Als het luchtalarm ging, werden we door mijn ouders uit bed gehaald en moesten we – in pyjama – naar de fietsenkelder bij ons in de straat. Daar zaten we dan met alle buren en hun kinderen. Ook herinner ik me dat we op straat speelden, in de Witte de Withstraat bij de Krommerdt, en dat buren van verderop ons opeens naar binnen trokken. Stiekem keken wat er op straat gebeurde. De Duitsers fusilleerden een paar onschuldige jongemannen uit wraak voor een verzetsdaad. Ik zie ze nog zo op de grond zakken, nadat de Duitsers de trekker hadden overgehaald. Vreselijk natuurlijk, maar als kind dacht ik dat het een soort cowboyfilm was.’

Hoe was het bij u thuis?
‘Mijn moeder was aan het begin van de oorlog pas 24 jaar oud en had vijf kinderen! In de oorlog werd de zesde geboren. Voor mijn moeder heb ik heel veel respect. Zij heeft alles natuurlijk veel bewuster meegemaakt. Het was echt heel zwaar voor haar met zes kleine kinderen. Zo was er in de oorlog bijvoorbeeld geen wc-papier meer. Ze spaarde daarom oude kranten en die scheurde ze in reepjes en hing ze aan een touwtje op de wc. Wij kinderen zaten een tijdje ook op een boerderij in Bolsward om aan te sterken. Een keer kwam mijn moeder – op een fiets met houten banden –  naar ons toe, omdat ze ons zo verschrikkelijk miste. Maar wij hadden weinig aandacht voor haar. We waren zo lekker aan het buitenspelen. Erg, hè.’

Heeft u iets gemerkt van het verzet?
‘Ja zeker. Mijn vader werd net als alle jongemannen boven de zeventien jaar opgeroepen om in de fabrieken in Duitsland te gaan werken. Daar had hij natuurlijk helemaal geen zin in. Hij deed er dan ook alles aan om niet opgepakt te worden. Als er razzia’s waren, bonkten de buren heel hard op de muur om ons te waarschuwen. Mijn vader rende, soms nog in zijn onderbroek, door de grote binnentuin naar onze tante. Hij kon zo doorrennen, want er stonden geen houten schuttingen meer in de tuinen. Die hadden we allemaal al verstookt in de kachel. Op een dag werd m’n vader toch opgepakt en op de trein gezet. Daar is hij toen onderweg uitgesprongen. Hij heeft anderhalf jaar bij een boer gewerkt als boerenknecht. Voor de veiligheid kon hij niets aan mijn moeder laten weten.’

Wat vond u het ergste?
‘We hadden een oom die in de oorlog was opgepakt. Hij heeft in de gevangenis de meest vreselijke martelingen meegemaakt. De Duitsers deden sadistische spelletjes met de gevangenen. Zo was er een ‘spel’ waarbij de gevangenen rondjes moesten lopen en wie bij het fluitsignaal bij een lijn stond moest een hoop poep opeten. Wij vonden dat als kind vreselijke verhalen en zeiden dat we die poep nooit opgegeten zouden hebben. Maar mijn oom zei dat je leven je zo lief is dat iedereen dat uiteindelijk zou doen. Mijn oom was een gebroken man na de oorlog, hij is nooit meer de oude geworden. Hij woonde in een klein kamertje en is jong gestorven.

Het is belangrijk om te blijven herdenken. Zoiets als de Tweede Wereldoorlog mag nooit meer gebeuren.’

       

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892