Erfgoeddrager: Rigmundis

‘Ons gezin viel uit elkaar’

Boen van der Waa is een vrolijke, actieve vrouw. Zo doet ze bijvoorbeeld aan line-dansen en is ze bijna alle dagen op pad. Vlakbij school, in Oud-Noord, woont mevrouw Van der Waa in een nieuwogend appartement. In de gang hangt een wandcollage met foto’s. Jur, Rigmundis, Yassin, Tyas van de middelbare school Vox-klassen bekijken een fotootje van haar als 2-jarig meisje, samen met de bedienden in Indonesië. In huis verder geen snuisterijen van vroeger. Zoals ze zelf zegt is ze meer ‘van de boeken’ en dat zien de kinderen direct aan de goedgevulde kast. In de keuken ontspint zich een geanimeerd gesprek. Het is een mooie middag.

Wat weet u nog van de oorlog?
‘Ik heb best gruwelijke dingen meegemaakt, maar ik heb er geen last van. Ik droom er niet over. Ook in de bersiap-tijd gebeurden erge dingen, maar ik heb er niets aan over gehouden. Ik denk dat ik het gewoon heb weggestopt. Ik was ook te klein, ik was vijf, en vond het ook wel spannend. Bijvoorbeeld als je in de kerk plat onder de bank moest van de pastoor omdat er geschoten werd. Het was gewoon een leuk gezicht, zo was de kerk vol en daarna leek die helemaal leeg. Maar ik had een vriendin die veel ouder was en in het kamp had gezeten. Zij heeft veel therapie nodig gehad om goed te kunnen functioneren.’

In het kamp was er weinig eten, hoe was dat bij u?
‘Bij ons was er ook geen eten. Het was in de tijd dat Indonesië vrij wilde zijn. De bedienden mochten niet meer voor ons koken. Het was ook heel zwaar omdat mijn moeder in het ziekenhuis lag. Zij had tuberculose. Mijn vader zat in het kamp. Ons gezin viel dus uit elkaar. Ik werd verzorgd door mijn 14-jarige zus en mijn broer. En inderdaad, soms hadden we honger. Naast ons woonde een Chinese familie met vier jongetjes. Ik lijk een beetje op een Chinees. Dat vonden zij wel leuk en soms ging ik met deze jongetjes naar de bioscoop.’

Hoe is het verder met uw familie gegaan na de oorlog?
‘In 1954 kreeg mijn vader de keuze om Indonesisch te worden, maar dat wilde hij niet. Hij wil de Nederlander blijven en moest daarom het land verlaten. Binnen twee weken zaten wij op de boot, wat ik heel leuk vond. De reis duurde 30 dagen. We hadden vriendjes en vriendinnetjes en we speelden op het schip, en gingen ook kijken hoe de bemanning daar sliep. En soms kregen we wat lekkers.’

Hoe werd u in Nederland ontvangen?
‘Wij kwamen in Vught aan. Het was heel irritant dat mensen niet wisten hoe het in Indonesië eraan toe ging. Ze vroegen bijvoorbeeld waar wij Nederlands hadden geleerd terwijl we gewoon Nederlands onderwijs hadden gevolgd. Bij aardrijkskunde ging het over Nederland, wij wisten niets van Indonesië zelf. Later zat ik op de HBS in Nederland, op het Fons Vitae, dat bestaat nog. In Vught was het niet zo leuk en mijn zus die in de groei was had niet genoeg te eten. Gelukkig gingen we naar een aardig, ouder paar in Amsterdam, waar we kregen waar we recht op hadden, veel boter en rijst en zo. Hun kok kookte in het weekend Indisch en dat was feest.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892