Erfgoeddrager: Owen

‘Meneer Strauss vond mijn opstellen geweldig!’

Lorena, Doae, Owen en Safouan van basisschool De Schelp in Eindhoven worden van harte welkom geheten door Evelyne Marti (1952) in haar gezellige flat. Je kunt iets van haar afkomst zien aan de kleurrijke schilderijen en de ingelijste foto’s, die aan de muren hangen. Ze vertelt met veel enthousiasme en met grote precisie over haar jeugd op Curaçao en haar verblijf in Nederland.

Hebben uw opa en oma in de slavernij gewerkt?
‘Zij hebben zelf niet in de slavernij gewerkt, want die was toen al afgeschaft (in 1863), maar hun voorouders wel. De slavernij heeft grote sporen achtergelaten op Curaçao. Vanaf de zestiende eeuw hebben Nederlanders mensen uit Afrika gehaald en tot slaaf gemaakt. Zij moesten in Curaçao (en Suriname) werken op de plantages. De tot slaaf gemaakten werden slecht behandeld, ze werden zelfs niet als mens gezien. Gelukkig hebben premier Rutte en koning Willem-Alexander in 2023 namens Nederland hun excuses aangeboden voor de slavernij. In Curaçao vind je nog veel overblijfselen uit die tijd.’

Hoe heeft u Nederlands geleerd?
‘Mijn moedertaal is Papiaments. Maar op school en overal was alles in het Nederlands. Wij mochten op school geen Papiaments spreken. In groep 7 leerde ik dat er sneeuw valt in de winter. Ja, in Nederland, maar niet op Curaçao! Echte sneeuw leerde ik pas jaren later kennen, toen ik in Groningen studeerde. In groep 8 bepaalde de meester, meneer Hermans, waar wij naartoe mochten. Hij had zeven leerlingen aangewezen die mochten doorstromen naar de middelbare school. Waarom ik wel en een heleboel anderen niet? Ik had op school Surinaamse vriendinnen die Nederlands spraken en daarom was mijn Nederlands beter… Ik ging Nederlands studeren en dat was misschien te danken aan mijn leraar Nederlands, meneer Strauss. Wij moesten op school opstellen schrijven, dat is een soort verslag. En meneer Strauss vond mijn opstellen geweldig!

Ik heb later beseft dat het niet goed is om het spreken van je moedertaal te verbieden. Onze taal, het Papiaments, werd onderdrukt. Daardoor ga je die taal ervaren als minderwaardig. We hadden ook geen boeken in het Papiaments. Pas in 2009 kregen we de officiële spelling en grammatica van het Papiaments. Toen ik volwassen was, heb ik Papiaments leren schrijven. Dat was heel belangrijk, want je eigen taal is je identiteit.’

Hoe vond u het dat uw ouders gingen scheiden?
‘Dat was niet prettig. Ieder kind, die dat meemaakt, vindt dat moeilijk. Mijn vader is gewoon weggegaan. ‘Jullie zoeken het maar uit!’ Alle eer voor mijn moeder. Zij is als poetshulp gaan werken en wij, ik en mijn twee broertjes en mijn twee zusjes, zijn allemaal goed terechtgekomen. Er was niet veel geld in huis, maar mijn moeder kon heel goed naaien en zij maakte hele mooie kleren voor ons, die wij zelf ontwierpen. Later werkte zij in een gordijnstoffenzaak en kon daar heel goedkoop restjes stof kopen. En we woonden bij mijn opa en oma in huis. Toen mijn vader weg was, bleven we daar wonen en oma kon op ons passen als mijn moeder ging werken. Opa werkte ook en van dat geld konden we eten kopen. We waren wel arm, maar we hebben nooit honger gehad.’

Wat vond u leuk om te doen?
‘Ik speelde veel met mijn twee zusjes. We trokken met elkaar op en speelden vaak buiten, ook met andere kinderen. Onze huizen waren allemaal vrijstaand, geen rijtjeshuizen zoals in Nederland. Dus we hadden veel plaats om te spelen. Toen de tv in Curaçao kwam, hadden wij geen geld om er een te kopen, maar wij gingen bij buren tv kijken. Daarvoor moesten we soms wel 25 minuten lopen, heen en terug!’

Erfgoeddrager: Owen

‘De verrader van mijn opa kreeg 2,50 gulden’

Nog voordat Rafael, Alayna, David, Evy, Delaysa, Owen en Tracy binnenkomen heeft Frank Meelker al kennis gemaakt met Plien, die via een iPad – ondanks corona – toch het interview kan bijwonen. De leerlingen van basisschool De Rivieren in Amsterdam-Oost zijn benieuwd naar de verhalen van meneer Meelker. Hij vertelt ze van alles over zijn opa en oma die een bijzondere rol speelden in de oorlog.

Wie heeft uw opa geholpen tijdens de oorlog?
‘Voor de oorlog hielp mijn opa al mensen uit Duitsland. Die vluchtten uit Duitsland omdat Hitler aan de macht was, en kwamen naar Nederland. Net als nu met vluchtelingen mocht lang niet iedereen Nederland in. Mijn opa hielp hen in het geheim om toch aan onderdak en papieren te komen. Toen de oorlog begon ging hij daarmee door. Hij zat in de verzetsgroep ‘Gerretsen’, met als codenaam ‘Marsman’. Dat was de naam van een Nederlandse dichter. Hij hielp mensen die moesten onderduiken aan valse papieren, persoonsbewijzen en bonnen waarmee je spullen kon kopen. Hij was ook hoofdonderwijzer van een school in de Transvaalbuurt, en daar liet hij op de zolder mensen onderduiken. Die kwamen dan binnen als de kinderen naar huis gingen en die konden op de zolder slapen. Zo heeft hij heel veel mensen geholpen.’

Wie heeft uw opa eigenlijk verraden?
‘Dat is een heel triest verhaal. Mijn opa maakte valse persoonsbewijzen voor mensen die gevlucht waren of moesten onderduiken. In mei 1943 heeft hij een vals bewijs gemaakt voor iemand die een verrader bleek te zijn. Die man had al heel veel Joodse mensen verraden. Dus toen mijn opa hem het valse persoonsbewijs gaf stond de politie om de hoek. Dat was politie in burger zodat ze niet opvielen. Die hebben hem direct gearresteerd en opgesloten. Hij heeft eerst in Nederland in kamp Amersfoort en Westerbork gezeten en is daarna met de trein naar de Auschwitz en andere kampen gebracht. De verrader van mijn opa kreeg 2,50 gulden per Jood die hij aangaf. Omgerekend is dat zo’n 100 euro nu.’

Wat gebeurde er toen hij naar Auschwitz werd gebracht?
‘Eind 1944 is hij met het laatste transport naar Auschwitz gegaan. Dat was ook het transport waar bijvoorbeeld Anne Frank in zat. Daar heeft hij heel hard moeten werken onder slechte omstandigheden. De bedoeling was eigenlijk dat je jezelf dood werkte. En dat is ook gebeurd. Hij is nog wel op een ander transport gezet met hele slechte omstandigheden. Dan moet je je voorstellen dat het 20 graden onder 0 is en je in een open wagon moet met alleen een hemdje aan en zonder schoenen. Dat is wel heel koud. Uiteindelijk is hij ook in januari 1945 overleden, waar precies weten we niet.’

Wat deed uw oma in de oorlog?
‘Zij heeft de oorlog overleefd. Ik heb nog wel een mooi verhaal over mijn oma. Een keer was er een razzia in Amsterdam. Dan werden alle Joden uit hun huizen gehaald en weggevoerd. Nou woonden veel mensen in die tijd in kleine, slechte woningen. Dus er was een meisje van 2 of 3 jaar dat in een kast sliep. Haar ouder werden weggehaald en dat meisje had het niet gemerkt. Niemand had ook in die kast gekeken. De volgende ochtend werd ze wakker en begon ze te huilen. De buren vonden haar en vonden het zielig, dus die brachten haar naar de Joodsche Schouwburg. Dat was de plek waar alle Joden verzameld werden. Mijn oma hoorde dit verhaal en zei: ‘Dit is toch echt vreselijk. Dan heeft zo’n meisje met geluk overleefd, en dan brengen mensen haar naar een plek waar ze gedeporteerd wordt.’ Dus mijn oma vroeg haar naam en is naar de Schouwburg gegaan. Ze is naar binnen gelopen, heeft gevraagd naar dat meisje en heeft haar zo mee naar buiten genomen. Dat was natuurlijk heel gevaarlijk, want ze kende dat meisje niet en Joden helpen was verboden. Maar ze heeft dat meisje mee naar huis genomen en die kon daar onderduiken.’

Heeft dat meisje de oorlog overleefd?
‘Ja, die heeft de oorlog overleefd. Ze woont nu in Australië en leeft nog steeds. Ze noemt mijn oma ook nog steeds mama. Terwijl zij natuurlijk niet haar moeder was. Haar echte moeder heeft de oorlog ook niet overleefd, maar haar vader wel. Die kwam terug na de oorlog en hoorde toen dat zijn dochter nog leefde. Dat was natuurlijk heel vreemd toen hij haar kwam ophalen. Want dat meisje was inmiddels 5 en dan komt er ineens een meneer binnen die zegt ‘ik ben je vader’. Uiteindelijk is haar vader opnieuw getrouwd en zijn ze naar Australië gegaan. Soms is ze nog wel eens in Nederland en dan spreek ik haar.’

Hoe voelde u zich toen u het verhaal van uw opa hoorde?
‘Goede vraag. Toen ik jullie leeftijd had werd er bij mij thuis veel gepraat over het verlies van mijn opa. Mijn moeder had natuurlijk geen vader meer en die had daar verdriet over. Maar ik wist niet precies wat hij allemaal gedaan had. Ik wist wel dat hij vermoord was, maar niet waarom. Vroeger woonde ik ook in dezelfde straat als waar zijn school stond, en toen wist ik niks van wat hij gedaan had. Pas nadat ik verhuisd ben heeft iemand een boekje geschreven over de verzetsgroep van mijn opa. Dat boekje heette De groep Gerretsen en de schrijver heet Bart de Cort. Daar las ik voor het eerst het verhaal. Ik was daar wel van onder de indruk. Jarenlang wilde ik niks van de oorlog weten omdat dat toch alleen maar verdriet en ellende was. Maar toen ik het verhaal las dacht ik: het is toch heel goed om er veel van te weten en het ook door te vertellen aan kinderen zoals jullie.’

 

 

Erfgoeddrager: Owen

‘Voor mijn ogen werden een paar mannen neergeschoten’

Bep Zijlstra komt met de fiets vanuit Osdorp naar de Admiraal de Ruyterschool, midden in de buurt waar zij woonde tijdens de oorlog. Eerst worden nog even de namen van Layla, Maura, Safouan en Owen door de kinderen gespeld en door Bep opgeschreven. Ook heeft ze haar hele verhaal getypt en meegenomen, maar de leerlingen beginnen eerst met hun vragen.

Hoe was de oorlog voor u?
‘In het begin merkte je niet zoveel, maar er kwam al snel minder eten. Alles was op de bon. Soms moest je wel zes uur in de rij staan voor één brood voor acht mensen. Je wilde misschien wel meer, maar wat er niet was, was er niet. Er waren ook bonnen voor kleding. Of we moesten naar de gaarkeuken voor een schep soep. Als de bovenbuurvrouw opschepte dan kregen we wel eens een schep extra. Alle kolen gingen ook naar Duitsland. Alle tuinhekjes gingen in de kachel en we haalden tramblokjes weg bij de Krommerdt. Mijn moeder ging met mijn broertjes naar de boeren in Noord om alles wat waarde had te ruilen voor eten. Dat was niet veel, want we waren arm. Soms deed ze een kussen onder haar jas alsof ze zwanger was. Er waren gemene boeren die heel veel geld vroegen. We hebben de hele inhoud van de linnenkast geruild en hadden nog maar een paar handdoekjes. Op het laatst hadden we zelfs geen wc-papier meer. Dan gebruikte je folders of kranten, want je moet toch je billen vegen.’

Heeft u nare dingen meegemaakt tijdens de oorlog?
‘Als het luchtalarm ging, moesten we naar de schuilkelder naast de fietsenwinkel. We hoorden de fietsen ratelen en dachten dat het schoten waren. Eén keer waren het echt schoten. Er werden mensen opgepakt op de Witte de Withstraat, waar nu het monument hangt, net op het moment dat ik daar liep. Ik ben toen aan de overkant snel naar binnen getrokken. Je had eigenlijk twee soorten vijanden: de Grune Polizei en de NSB. Die hoorde je aan komen lopen als ze stampten met hun laarzen. Op de hoek, naast ons huis, zat een slager. Als mijn vader een varken gestolen had, deelden we dat. De slager had een luik wat uitkwam bij ons kolenhok. Als ze wisten dat er controle kwam, ging het vlees via het luik naar ons huis en werd in een hutkoffer gestopt. Er ging een kleedje overheen en een kinderserviesje op. Mijn zusje en ik gingen daar aan zitten spelen. Als ze dan binnen kwamen, kregen we nog een aai over onze bol ook. Of er werd een half varken achter de deur gehangen, zodat je niks zag als de deur open ging. Als kinderen waren wij al voorbereid om niet naar die deur te kijken. Anders ga je meteen de gevangenis in en daar werd je niet blij van.’

Kent u mensen die zijn opgepakt?
‘Mannen moesten werken in Duitse fabrieken. Als mijn vader wist dat ze kwamen, dook hij onder. Eén keer was hij de klos. Hij kwam niet meer thuis en mijn moeder hoorde maar niks. De buurvrouw had gezien dat hij was opgepakt. Mijn vader is bij Nijmegen uit de trein gesprongen. Hij heeft in de bosjes gewacht tot de trein weg was en is toen naar een boer gelopen. Dan moest je maar afwachten of het geen NSB ‘er was, maar dat was gelukkig niet zo. Mijn vader is daar op het land gaan werken als boerenknecht. Hij kon geen brieven sturen, want alles werd geopend en gelezen. Mijn moeder is een paar keer meegenomen en ondervraagd waar mijn vader was, maar ze wist het echt niet. Op een ochtend was mijn vader weer thuis. Ook mijn oom werd opgepakt, maar hij stribbelde tegen en is een concentratiekamp terecht gekomen. Toen hij terugkwam, dacht ik dat er een zwerver voor de deur stond. In het kamp waar hij had gezeten, zaten ook verzetsmensen. Zij werden gemarteld en gepest. Zo moesten ze om een stip heen lopen en als je daar naast stopte, moest je poep eten. Je doet alles, want je wilt zo graag leven.’ 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892