Erfgoeddrager: Nilay

‘Je kan niet blijven haten, daar verpest je je leven mee’

Gaby en Nilay van de Rosa Boekdrukkerschool gingen op bezoek bij Hans Aussen (92). Meneer Aussen vertelde allemaal leuke grapjes uit de oorlogstijd, ondanks dat zijn eigen situatie tijdens de oorlog heel naar was. Omdat hij Joods is, heeft meneer Aussen onderdoken gezeten op de Jan van Galenstraat 179. Nilay woont nu verderop in dezelfde straat, dat was toevallig!

Hoe vond u het om onder te duiken?
Het weg gaan uit je huis en alles achter te moeten laten, daar begint het mee. Dan was er ook altijd die onzekerheid of je verraden zou worden. Dat is mij overigens bijna een keer gebeurd. Mevrouw Mulder, bij wie we onderdoken, kwam op een zeker moment thuis met een meneer bij zich. Die meneer had wel werk voor ons. Op een keer kwam hij weer langs, maar deze keer zonder werk. Hij had namelijk gehoord dat er een razzia georganiseerd werd om ondergedoken joden op te pakken. Wij schrokken ons lam! Hij zei dat hij morgen wel met geld zou komen en dan waren die Duitsers bereid om het niet door te laten gaan. Toen kwam de aap uit de mouw: hij vroeg aan mijn vader of hij alvast wat geld mee kon krijgen. We hadden 2 keuzes: betalen of weg gaan. We zijn weg gegaan. Voor de rest zat je natuurlijk iedere dag in spanning, maar je raakte er aan gewend. We zaten boven op zolder. Er was één kamertje voor mijn ouders en één kamertje voor mijn broer en mij. Verder was er nog een deur waar een wastafel zat, maar er was geen wc boven. We mochten normaal gesproken altijd de benedenwoning gebruiken van mevrouw Mulder. Alleen op woensdag kwam de werkster, dus dan moesten we boven blijven. Als je dan hoge nood had, maar je kon niet naar beneden, wat moest je dan doen? Ik kan je vertellen dat die wastafel ons heel veel goede diensten heeft verleend, als jullie begrijpen wat ik bedoel.’

Was u wel eens verliefd?
‘Ik ben drie keer verliefd geweest tijdens mijn onderduikperiode. De eerste keer werd ik verliefd op een meisje uit een boerengezin. Ik kon haar altijd zien in de verte op 100 meter afstand vanuit mijn raam op mijn onderduikadres op de Jan van Galenstraat. Aan de overkant van de Jan van Galenstraat waren toen nog boerderijen. Daar waren toen nog geen huizen zoals nu. Ik mocht de straat niet op, dat was natuurlijk te gevaarlijk dus ik kon alleen maar zitten kijken uit dat raam. Later toen ik op een ander onderduikadres zat, werd ik weer verliefd. Zij heette Avyola Viruly. Ze had blond haar en blauwe ogen. Je kon niks doen met die verliefdheden natuurlijk. Alleen maar verdrietig zijn. Moeilijk he? Na verloop van tijd moest ik weer van adres veranderen. Direct na de bevrijding ben ik naar ons vorige onderduikadres gegaan om mevrouw Viruly te bedanken. Natuurlijk was ik stiekem ook heel nieuwsgierig hoe het met Avyola ging. Ik heb haar na de oorlog nog gesproken en wij zijn nog lang in contact gebleven. We hebben vele brieven naar elkaar gestuurd, zelfs toen ze in Amerika woonde. Vlak voordat ze overleed, in 2007, heb ik haar nog een keer gezien. Dat was wel bijzonder, meer dan 60 jaar na de oorlog!‘

Heeft u ook leuke herinneringen aan de oorlog?
Wij woonden voor de oorlog in de Frans van Mierisstraat in Amsterdam Zuid. Tijdens onze afwezigheid woonde er een Duitse officier in ons huis. Die sliep gewoon in het bed van mijn ouders. Direct onder dat bed hadden wij onder de vloer allemaal metalen spullen verstopt. Van de Duitsers moesten dat soort voorwerpen allemaal ingeleverd worden, zodat zij er wapens van konden maken. Die Duitse officier is met Dolle Dinsdag, toen de geruchten gingen dat de bevrijdingstroepen al in Breda waren, gevlucht uit ons huis. Daarna stond het dus leeg. Mijn vader heeft toen aan ons contactpersoon gevraagd of hij meteen dat huis kon huren voor ons. Die meneer heeft dat gedaan en zo konden wij na de bevrijding terug naar ons oude huis. Al die voorwerpen die mijn vader verstopt had, lagen nog onder de vloer. Die Duitse officier had daar al die tijd bovenop geslapen. Dat is leuk he? Het nare was dat de Duitsers natuurlijk een ontzettende grote haat hadden veroorzaakt. Ook na de bevrijding, als je iemand Duits hoorde spreken, liep je meteen een straatje om. Toch vind ik nu dat Duitsers fatsoenlijke mensen zijn. Het woord ‘moffen’ wil ik niet horen. Je kan niet blijven haten, daar verpest je je leven mee. Er moet altijd een mogelijkheid tot benadering zijn.’

        

Erfgoeddrager: Nilay

‘Het fusilleren deed me als klein kind aan cowboyfilms denken’

Monden vallen open bij binnenkomst in de Osdorpse woning van Bep Zijlstra. Tahir, Tobiasz, Nilay en Adisan van de Meidoorn zijn diep onder de indruk van de vele dierenbeeldjes (“cutiness too high!” blijkt een typische tieneruitspraak vandaag de dag) en ingelijste puzzels. Tel daarbij op de warme chocolademelk met slagroom en cake en de jongens zijn voldoende op hun gemak om aan een zeer serieus onderwerp te beginnen.

Hoe vond u de oorlog?
Verschrikkelijk. In het begin viel het mee, want er was nog te eten en eten is het allerbelangrijkste, hè. Maar op het laatst was er helemaal niks meer. Mijn moeder ging op een fiets met houten banden naar de boeren in Friesland om ons linnengoed te ruilen voor eten. Wij sliepen dan onder kriebelende dekens, zonder lakens. Ik vind het zo dapper wat mijn moeder, met zes kinderen, heeft gedaan om ons te eten te geven. En ze was altijd vrolijk! Terwijl mijn vader negen maanden lang van huis was, nadat hij was opgepakt door de Duitsers. We wisten niet waar ie was en of ie nog leefde. Maar onderweg was ie uit de trein gesprongen toen die even stil stond. Hij brak zijn enkel, maar wist toch weg te vluchten. Bij een boerderij, waar gelukkig aardige mensen woonden, mocht ie blijven en ging hij op het land werken. Al die tijd liet ie niks van zich horen, want hij wilde niet dat wij iets wisten. Stel dat we door de Duitsers gemarteld zouden worden om te praten. Het was beter dat we van niets wisten.

Waren het lange jaren?
Voor mijn moeder waren het ellenlange jaren, ja. Als kind maken de gebeurtenissen minder indruk op je. Aan het eind van de Witte de Withstraat heb ik gezien hoe mannen op een rij gefusilleerd werden. Dat was erg, maar ik was zo klein en kende cowboyfilms, dus daar vond ik het op lijken. Later besef je wat je hebt gezien. Wel wist je dat je sommige dingen maar gewoon moest doen. Naast ons was een slager. Mijn vader regelde stiekem vlees van de boeren, maar dat moest dan niet bij de slager zichtbaar liggen. Het vlees stond bij ons, in koffers verstopt. Als Duitse soldaten huiszoekingen kwamen doen, deden we snel een kleedje over de koffers en gingen we met een poppenserviesje erop spelen. Mijn moeder kon goed acteren en sprak op zielige toon: ‘wat moeten jullie hier nu zoeken, er is niks…’ Intussen had mijn vader, die ze wilden hebben om te werken in Duitse fabrieken, zich in de binnentuin verstopt. Een keer stond ie net in z’n onderbroek toen de Duitsers kwamen. Rende hij in z’n onderbroek de binnentuin in!

Wat was het ergste dat u meemaakte in de oorlog?
Voor mij was het niet heel erg allemaal. Allereerst was ik dus klein en daarnaast kwam ook mijn vader uiteindelijk weer thuis. Die stond op een dag, aan het eind van de oorlog, voor de deur! Na de oorlog kwam ook opeens de broer van mijn moeder, oom Gerard, weer langs. Die had in een gevangenis gezeten, omdat ie weigerde te werken voor de Duitsers. Hij was heel mager en wij kinderen vonden hem zielig. Hij vertelde een vreselijk verhaal. Over een rondje dat de gevangen mannen moesten lopen. Een soldaat poepte dan in het midden en een andere floot opeens. Wie dan op een bepaalde plek in de kring stond, moest die poep opeten. Mijn oom heeft dat gelukkig nooit moeten doen, maar hij liep wel mee. Na de oorlog is ie van alles wat ie heeft meegemaakt gek geworden in zijn hoofd.

Vindt u het moeilijk dit te vertellen aan ons?
Nee, ik vind het juist fijn! Deze verhalen moeten doorgegeven worden. Hopelijk gebeurt het dan nooit meer. En weet je, niet alle Duitsers wilden die oorlog. Tegen ons kinderen waren ze vaak heel lief. Het waren jongemannen, sommigen hadden zelf kleine kinderen. Ze werden ook maar gestuurd en moesten vreselijke dingen doen, zoals die mensen doodschieten. Zo niet, werden ze zelf doodgeschoten.  Dus fijn dat jullie willen luisteren. Als mijn generatie er niet meer is, kennen jullie de verhalen. Dat duurt nog wel even, want ik ben van plan 100 te worden!

De kinderen bewonderen het huis van Bep Zijlstra (Brandeisfotografie)
En dan is er lekkers (Brandeisfotografie)
Heel veel vragen (Brandeisfotografie)

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892