Erfgoeddrager: Niemy

‘Als ik bij de beschietingen geen fluitgeluid hoorde, wist ik dat er dan niet op mij werd geschoten’

Lucy, Jens, Eduward, Niemy werden ontvangen door Jan Willem Egter van Wissekerke (83 jaar) en zijn vrouw. Ze namen naast elkaar plaats op de bank en de leerlingen zaten er allemaal omheen. Jan Willem vertelde heel makkelijk over zijn tijd in Nederlands-Indië en zijn vrouw vulde hem soms aan als hij naar haar idee iets niet goed vertelde. Dat was heel grappig. Hoewel ze veel hadden meegemaakt, hebben ze allebei veel humor. De leerlingen schoten vaak in de lach, ondanks de zware onderwerpen.

Hoe was het om op te groeien in uw geboorteland?
‘Ik kom uit een gezin van vier kinderen. Mijn vader was van Nederlandse afkomst en mijn moeder had Frans-Indonesisch bloed. Mijn vader had een suikerrietplantage in Semarang, midden Java. Tot de oorlog begon hadden wij het heel goed, maar toen de Japanners kwamen ging het snel van heel goed naar heel slecht. Mijn vader werd opgepakt en ons huis werd ingenomen door het Japanse leger. We zaten eerst in een kamp omdat we Nederlands bloed hadden, maar omdat mijn grootmoeder volbloed Indonesisch was, mochten we eruit en werden we zogenoemde ‘buitenkampers’. Als buitenkamper was het leven ook zwaar, omdat mijn moeder er alleen voor stond; mijn vader moest in het leger. We hadden geen inkomen en het was als buitenkamper moeilijk om aan eten te komen. Maar omdat wij goed voor de Indonesische mensen hadden gezorgd toen we het nog goed hadden, deden ze dat op hun beurt in de oorlog voor ons.’

Toen de Japanse bezetting voorbij was, was u een jaar of tien. Hoe was het toen?
‘Ik moest op een gegeven moment met mijn broertjes en zusjes en mijn moeder vluchten naar een klooster. Door ons Nederlandse bloed waren we dit keer juist op de vlucht voor de Indonesiërs, die streden voor de onafhankelijkheid. En dit keer werden we beschermd door de Japanners, vreemd genoeg. Onderweg slopen we door een lage rivier, waar Nepalezen stonden die op ons schoten. Als ik bij het beschieten geen fluitgeluid hoorde, wist ik dat er dan niet op mij werd geschoten maar op iets of iemand anders.
Gelukkig kwam mijn vader weer terug na de oorlog. Omdat wij Nederlandse naam en dus Nederlands bloed hadden, werd er na de onafhankelijkheid van Indonesië tegen ons gezegd dat we terug moest naar ons eigen land (Nederland). En dat terwijl wij in Indonesië geboren waren. Maar mijn vader vond het op een gegeven moment beter dat we naar Nederland vertrokken, omdat we in Indonesië toch geen werk konden krijgen. En zo gingen mijn broer en ik met een koffer en een zak geld naar Nederland. Via een kennis kregen we tijdelijk onderdak in Scheveningen. Twee jaar later kwam ook de rest van mijn familie.’

En vond u in Nederland wel werk?
‘Ik was achttien toen ik in Nederland kwam en ik had net zes jaar vwo afgerond. Ik wilde bouwkunde gaan studeren, maar ze stuurden me naar de LTS. Al na twee weken viel het leraren op dat ik hier niet thuishoorde. Na een half jaar stroomde ik door naar de HTS en haalde ik mijn diploma binnen twee jaar. Ik solliciteerde bij de NS, waar ik tot mijn pensioen met veel plezier heb gewerkt. Soms ga ik terug naar Indonesië, maar ik ben heel gelukkig hier met mijn vrouw en kinderen.’

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892