Mijs, Moos en Zófi van basisschool de Hasselbraam in Eindhoven mogen op bezoek bij Peter Buddemeijer. Hij was 4 jaar toen de oorlog begon, en is nu bijna 90. Hij vertelt indrukwekkende en emotionele verhalen uit zijn jeugd in de Lijmbeekstraat. Al snel geeft hij aan dat hij na een hersenbloeding extra gevoelig is, zeker bij herinneringen aan de oorlog. De kinderen luisteren aandachtig; het is alsof ze de vliegtuigen zelf horen overvliegen. Op de vraag hoe hij de bevrijding beleefde, begint meneer Buddemeijer te stralen: ‘FAN-TAS-TISCH!’
Hoe was het om Joodse mensen op zolder te hebben?
‘Dat was heel erg spannend. Ik zal jullie hier wat meer over vertellen. Mijn familie bestond uit mijn vader, mijn moeder, mijn broertje en zusje. Ik speelde heel graag samen met mijn broertje, maar we mochten niet buitenspelen tijdens de oorlog want mijn moeder was erg voorzichtig en bang. We mochten wel op de zolder spelen.
Totdat we op een dag merkten dat de deur op slot was. Onze moeder vertelde dat er drie pieten op zolder gingen wonen. Dit moet in november 1943 zijn geweest, rond Sinterklaastijd. Vroeger werden wij thuis bang gemaakt voor piet. Want als je niet zoet was werd je meegenomen in de zak naar Spanje. Dit was een leugentje om bestwil van mijn moeder, anders lag alles op straat, want op onze zolder woonde nu een Joods gezin.
‘s Avonds, wanneer mijn broer en ik in bed lagen, hoorden we gestommel op zolder. Dit vond ik heel spannend en ik dook dan onder mijn dekens. Later bleek ook dat wanneer ik sliep de ‘pieten’ naar beneden kwamen om te eten, want overdag ging de deur van de zolderkamer niet van het slot. Het allerergste van alles was dat we niet meer op onze veilige zolder mochten spelen.
Uiteindelijk heeft mijn vader ervoor gezorgd dat het Joodse gezin bij een boer kon onderduiken. Het gezin heeft de oorlog overleefd. Vorig jaar is de zoon bij mij op bezoek geweest en heeft mij laten weten dat er in Israël een boom is gepland om mijn ouders te bedanken! Dit was een bijzondere ontmoeting.’
Wilt u wat vertellen over het Sinterklaasbombardement?
‘Dat wil ik maar vind dit niet makkelijk om te vertellen. Ik ga terug 6 december 1942, het was Sinterklaas en in de ochtend lagen er pakjes op tafel voor mijn zusje, broertje en mijzelf. Tussen de cadeautjes stonden twee bloempotten, voor de oma’s, zei mijn vader.
Nadat ik mijn cadeautjes aan de buurjongen had laten zien, stapten we op de fiets richting mijn oma. Op de fiets van mijn vader, samen met mijn broertje, ik en twee bloempotten, vertrokken we richting de Hoogstraat. Voor de spoorwegovergang bij de Philipslichttoren moesten we wachten. Er kwamen honderden vliegtuigen laag overvliegen die alles plat bombardeerden. De vliegtuigen vlogen zo laag dat ik de kentekens van de vliegtuigen en silhouetten van de piloten kon zien. Dit was heel erg eng, zo eng dat ik in mijn broek plaste.
We zijn toen gevlucht naar een huisartsenpraktijk. Maar voordat we het wisten stond de voordeur in brand door fosfor. We moesten steeds verder het huis in en uiteindelijk heeft mijn vader eerst mijn broertje en later mij uit het raam laten vallen. En daarna is hij er zelf ook uit geklommen. Snel naar huis, naar mijn moeder en zusje die nog thuis waren. Het was fijn om weer veilig samen te zijn, of ja veilig…’
Hadden jullie genoeg te eten?
‘Vier sneden brood per dag, zei mijn moeder. Ik kon niet mijn buikje rondeten, maar ik heb geen honger hoeven lijden. Iedereen wist dat mijn vader kon slachten, dus werd hij regelmatig gevraagd om in de avond, wanneer het donker was, ergens te gaan slachten. Hij kreeg dan als bedankje wat vlees mee naar huis. Geld kon niet tussen de boterham, maar het vlees wel.
We moesten ook bonkaarten ophalen op het gemeentehuis. Op deze manier werd alles eerlijk verdeeld, wat er nog was natuurlijk. De bonkaarten kon je inzetten voor kolen, groenten, brood, aardappelen, sigaretten, etc. Sommige mensen werden NSB’er omdat ze dan extra bonkaarten konden krijgen en dus geen honger hoefden te lijden. De bonkaarten zijn nog zeven, acht jaar actief geweest na de oorlog.’