Erfgoeddrager: Mandy

‘Twee of drie tulpenbollen en een glaasje water, daar moest je het mee doen’

Mandy, Emma en Sacha van de Van den Brinkschool in Wageningen spraken met meneer Jan Berkhout, die vijf was toen de oorlog begon. Hij woonde met elf mensen in huis in Voorschoten, waar zijn vader burgemeester was.

Hoe wist u dat de oorlog begon?
‘Naast ons huis was er een groot gebouw. Op 5 of 6 mei 1940 trokken daar Nederlandse militairen in. Hun taak was ons te verdedigen, maar aangezien de Duitsers de macht grepen,  was dat een verloren zaak. Toen de Nederlandse militairen nog in dat gebouw zaten, kregen we ‘s ochtends een stuk koek met boter van ze. En weet je wat raar was: van de Duitsers kregen wij dat ook!
Mijn vader was burgemeester in die tijd en het was vervelend dat hij ook met de NSB’ers daar moest optrekken. Je kwam ze regelmatig op de straat tegen. Je herkende ze aan de rode band op hun rechterschouder. Je was jong, maar je wist dat je niks moest zeggen al wilde je dat wel.’

Ons kunt u het vertellen, wat vindt u van NSB’ers?
‘Simpel, gewoon landverraders.’

Heeft u iets gemist in de oorlog?
‘De meeste herinneringen heb ik aan de Hongerwinter. Dat was een periode van een maand of vijf waarin we weinig te eten hadden. In het begin konden mijn moeder en oudste zus bij de boeren nog wat kopen, maar die hadden op het einde ook niets meer. We hebben daadwerkelijk tulpenbollen moeten eten. Dan kregen we twee of drie bollen met een glaasje water en daar moest je het mee doen. Ik herinner me dat we op het veld van Valkenburg stonden en dat Amerikaanse vliegtuigen voedselpakketten dropten. Dat was heel fijn. Maar ja, dat was in de laatste week van de oorlog en we hadden al een maand of drie nauwelijks eten gehad. Als je me vraagt wat ik het meest heb gemist dan was dat mijn vader. In 1944 is hij samen met twee politieagenten omgekomen tijdens een treinongeluk.’

Heeft u toch ook nog goede herinneringen aan die tijd?
‘Ik kan zeker niet beweren dat dit een leuke tijd was, maar we hebben zeker ook gelachen, vooral op school. En thuis was het ook fijn. We woonden daar met zes kinderen, vader en moeder en drie onderduikers. Dus in totaal elf mensen. Dan was er dus bijna elke maand wel iemand jarig. En daar maakten we altijd een feestje van. Dat had een prettige effect op de mensen thuis. Je probeerde er gewoon het beste van te maken.’

             

 

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892