Erfgoeddrager: Luciano

‘Briefjes verstopt in ontbijtkoek ’

We konden het huis van mevrouw Emy Roël eerst niet goed vinden. We waren ook best een beetje zenuwachtig, maar toen wij eenmaal binnen waren was dat wel over. Aan de muur hingen geschilderde bordjes, net als bij mijn oma.

Emy Roël was zeven toen de oorlog begon. Haar vader werd een jaar later in de gevangenis gestopt, omdat hij in het verzet zat. Haar moeder mocht soms op bezoek en moest ook zijn was blijven doen. Zij nam dan ontbijtkoek mee, waar zij briefjes in verstopte. Haar vader schreef dan terug en verstopte zijn briefjes in de zoom van zijn pyama. Mevrouw Roël schreef dingen op voor haar broertjes en zusjes, die nog niet konden schrijven. Ze heeft briefjes bewaard in een klein doosje en die heeft ze ons laten zien.

Hoe wist u dat de oorlog was uitgebroken?
‘Je merkte aan alles dat het oorlog was. Ik woonde op de Jozef Israëlskade, maar omdat Jozef Israël een Joodse schilder was, heette de straat in de oorlog de Jan Tooropkade. Wij woonden op de tweede etage en daarvandaan kon je Schiphol zien. Ik zag brandende vliegtuigen uit de lucht vallen.

Toen ik acht jaar was verdween mijn vader. Ik wist niet waarom. Later bleek dat ie op de Weteringschans in de gevangenis zat, omdat hij in het verzet had gezeten. Dat kwam vanuit de rooms-katholieke Vredeskerk. Hij werd samen met een groep van 26 mensen opgepakt. Het waren normale mensen, die het onrechtmatige van de oorlog inzagen.’

Was u bang in de oorlog?
‘Het bombardement op de Churchillaan was zo dichtbij ons huis, dat wij ook granaat- of bomscherven in ons huis hadden. Dan zat je onder de trap van angst. We hadden ook een gat in de muur, mijn moeder had er een schilderij overheen gehangen. En op weg naar school aan de Roerstraat liepen wij langs het getroffen huis, dat helemaal weg was. Dat vond ik heel erg en dat zie ik nog steeds voor mij.’

Heeft u uw vader heel erg gemist?
‘Ja,heel erg. Ook nu ik ouder ben en veel alleen zit. In de oorlog hielp je je broertjes en zusjes en werd er niet over vader gesproken. Mijn moeder rekende op mij, want ik was de oudste. Ik begreep dat, zonder dat erover gesproken werd.

Met toestemming van de Duitsers mocht mijn moeder bij mijn vader op bezoek in de gevangenis. Thuis maakten wij met een appelboor een gaatje in een ontbijtkoek. Daar deden wij sigarettenvloeitjes met teksten in, die mijn vader dan kon lezen. En mijn vader deed weer kleine briefjes in de zoom van zijn pyjama. Want hoewel mijn vader in de gevangenis zat, moest mijn moeder wel de was blijven verzorgen.

Ik was de enige die schrijven kon, dus ik moest voor mijn broertjes en zusjes opschrijven wat zij wilden zeggen. En dan kregen wij briefjes terug: ‘Lieve Emy (…) Een stevige pakkerd van je pappa en tot ziens.’

Ik ben maar één keer bij mijn vader langs geweest, op 16 februari, toen hij jarig was. Later is hij vanuit de Weteringschans naar Amersfoort gebracht en van daaruit naar Dachau, Buchenwald. Hij is op zijn 33ste overleden van de honger en woog nog maar 45 kilo. Dat hoorden wij later van de mensen van de verzetsgroep, die het wel gehaald hadden.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892