Erfgoeddrager: Lizzie

‘Maar ja, de Joden werden ook ‘zomaar’ doodgemaakt.’

We waren eerst in het verkeerde bejaardentehuis. Toen we eindelijk bij het goede huis aankwamen stond Bets Worp te zwaaien boven aan de trap. We (Nio, Roemer, Lizzie en Michelle) interviewden Bets over de oorlogsjaren, toen ze als kind op een boerderij in Assendelft woonde, samen met haar ouders en haar zus Mien, die vijftien jaar oud was.

Hoe was voor u het begin van de oorlog?
‘We hoorden het ‘s morgens op de radio. Er was veel spanning geweest tussen Duitsland en de omliggende landen dus eigenlijk hadden we het zien aankomen. Er was niet zo veel paniek, want we woonden op het platteland en de boeren gingen toch wel verder met produceren. Het was wel anders, want er was geen gas en elektra, dus stookten we op een klein kacheltje. Bets zat op school in Zaandam. Ze merkte eerst niet zoveel van de oorlog, totdat haar vader op een dag om half negen bij het gemeentehuis moest komen om zijn auto in te leveren. Mijn vader had een transportbedrijf, dus toen de auto ingeleverd moest worden had hij geen werk meer. Hij ging toen stukken grond aan andere boeren verkopen om aan geld te komen.’

Hoe waren uw leefomstandigheden?
‘We hebben eigenlijk nooit honger gehad tijdens de oorlog, omdat we op een boerderij woonden. En als er bijvoorbeeld een biggetje werd geboren, gingen de boeren het vetmesten en daarna slachten. Ook hebben we altijd kippen gehad en dus ook eieren. Ik heb ook nooit op houten banden moeten rijden. De kinderen die dat wel moesten, werden er soms mee gepest en moesten vaak terug naar huis lopen. Ik vond het best zielig omdat ze er niks aan konden doen. Mijn familie hielp anderen mensen graag. Mijn moeder zei altijd: “Als er in Zaandam kinderen uit je klas honger hebben, mag je je brood aan hen geven, dan krijg jij thuis wel weer nieuw brood”.  En mijn vader had allemaal spullen en meubels van Joodse mensen opgeslagen, die hij voor hen bewaarde. Hun huizen waren allemaal leeggehaald. Gelukkig heb ik nooit wat heel ergs meegemaakt gedurende de oorlogsjaren. Maar één ding vergeet ik nooit, die keer toen er een bombardement dichtbij was en er meerdere bommen waren gevallen. We gingen uit bed en de straat op, om te kijken waar de bommen waren gevallen. “Maar hoe is het bij jullie?” vroegen de mensen uit de straat. “Bij ons? Niks aan de hand,” zeiden wij.  Later bleek dus dat er ook twee bommen bij ons achter waren gevallen, waar we niets van hadden gemerkt.’

Wat weet u nog van de Bevrijding?
‘De Bevrijding herinner ik me als een ‘juichtoestand’. Vroeg in de morgen hoorden we op de radio dat de oorlog eindelijk over was en ondanks dat we het goed hebben gehad waren we heel blij dat de narigheid ophield. Iedereen ging de straat op. Er reed toen een boerenkar door het dorp waar NSB-meisjes werden ingeladen en kaalgeschoren. Sommige NSB-leden werden zomaar doodgeschoten. Maar ja, de Joden werden ook ‘zomaar’ doodgemaakt.’

Hoe vindt u dat de 100 jaar Bevrijding gevierd moet worden?
‘Ik ben het ermee eens dat zo’n oorlog nooit meer mag gebeuren. Maar aan de andere kant: het gebeurt nog iedere dag in de wereld. Ik vind dat de oorlogvoering in het geheel gestopt moet worden, ook al denk ik dat het niet gaat gebeuren. Ik wil graag gewoon een dag waarin we vooropstellen: nooit meer oorlog! Maar of het nou 5 mei moet zijn, weet ze niet zeker. Gewoon een bepaalde datum die we herdenken als: “Stop de oorlog!”’

Erfgoeddrager: Lizzie

‘’Als die handgranaat was afgegaan, waren we er allemaal geweest’’

Dat John Geelof vroeger meester was, merk je nog aan alles. Niet alleen is zijn verhaal goed voorbereid en geïllustreerd met prachtige foto’s in een PowerPoint presentatie…hij laat ook verschillende geluids- en filmfragmenten uit die tijd horen en legt Cancu, Madelief, Alex en Lizzie van basisschool Het Wespennest uitgebreid uit hoe het leven in Amsterdam-Noord er in die tijd uitzag. Het Plan van Gool met Het Wespennest en het Buikslotermeerplein bestonden nog niet.


Merkte u al wat vóór de oorlog?

“Mijn vader was schoolmeester, net als ik, maar in 1939 moest hij in dienst. Eerst in Muiderberg en later werd hij overgeplaatst naar Tuindorp Oostzaan om vliegveld Buiksloot te bewaken. Zo kon hij zijn gezin ook nog even bezoeken. Tijdens dat bezoek heeft mijn vader mij een harde klap op mijn kop gegeven. Ik voel het nog duizelen. Normaal gesproken sloeg hij nooit, maar waarom nu dan wel? Hij had een handgranaat bij zich die hij even op de piano had gelegd. Ik zag die granaat liggen en wilde hem juist eens goed bekijken toen mijn vader binnenkwam… Als die handgranaat was afgegaan, waren we er allemaal geweest.”

Kende u iemand in het verzet?
“Mijn vader zat in het verzet, hij werkte voor een geheim krantje Paraat en smokkelde wapens. Toen iedereen zijn radio moest inleveren, verstopte hij onze radio om stiekem toch naar Radio Oranje te kunnen luisteren. Maar de muren waren zo dun dat onze buren het ook konden horen. De dochter van de buurvrouw had Joden geholpen te vluchten. Haar moeder was bang dat als de Duitsers mijn vader zouden pakken voor zijn geheime radio, ze meteen ook haar dochter zouden arresteren. Daarom zei ze tegen mijn vader: ‘Die radio gaat weg of ik verraad je’. Mijn vader moest ook een keer met een tas vol wapens naar het centrum van de stad en besloot de tram te pakken. Dat was heel dom van hem want plotseling werd de tram stilgezet en stapten er Duitse soldaten in die de mensen gingen controleren. Mijn vader besloot te bluffen en schreeuwde in het Duits dat het schandalig was dat hij gecontroleerd werd terwijl hij op weg was naar het hoofdkantoor. De Ortskommandantur zou daar niet blij mee zou zijn, zei hij. Hij werd niet gecontroleerd en kon gewoon uitstappen. Pffff, kantje boord!”

Hoe is het afgelopen met uw vader?
“Uiteindelijk is mijn vader opgepakt omdat hij in de klas waar hij lesgaf, een foto van de koningin had gehangen. Een dochter van een NSB’er bij hem in de klas heeft hem verraden. Hij werd afgevoerd naar het administratiekantoor in de Terpenstraat, maar heel toevallig werd er net brand gesticht door het verzet op het moment dat hij daar zat. De Duitsers, in paniek door de brand, schreeuwden dat hij weg moest gaan. Toen is hij gewoon de deur uitgelopen, de straat op. Maar daarna moest hij wel onderduiken in Drenthe.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892