Erfgoeddrager: Kaoutar

‘Mijn moeder zei dat we naar het park moesten vluchten: in het kanaal zouden we veilig zijn’

Wij zijn Kaoutar, Zaria, Redouane en Dani en we interviewden Riet de Groot-Kirsten in haar huis op het Duindoornplein, een paar deuren verder van het huis waar ze in de oorlog woonde. De slagroomsoesjes die klaarstaan mogen we allemaal opeten. “Ik heb zo’n honger gehad in de hongerwinter”, vertelt ze, “sindsdien gooi ik nooit meer eten weg.”

 

Wat merkte u van de oorlog?
“Ik ging vaak met mijn zus Jo en broertje Jan zwemmen in het Floraparkbad, hier vlakbij. Dat zwembad lag dicht bij de Fokkerfabriek en omdat die in handen was van de Duitsers was het een doel voor bombardementen van geallieerden. Als het luchtalarm afging raakten alle kinderen in het zwembad in paniek. Ik greep de hand van Jo stevig vast en dan renden we samen het water uit, op zoek naar een veilige plek. Mijn moeder zei dat we naar het park moesten vluchten: in het kanaal zouden we veilig zijn. Als ik nu terugkijk begrijp ik niet waarom ze dat zei. 

Ik herinner me nog een keer tijdens een luchtalarm dat de lucht helemaal vol zat met Engelse parachutisten. We zagen ze één voor één landen. Mijn vader vertelde later dat er ook eentje op ons huis geland was. Die werd direct gevangengenomen door de Duitsers.”

Heeft u veel honger gehad?
“Tijdens de hongerwinter hadden we geen geld om iets te kopen, dus af en toe konden we bij de gaarkeuken vogelzaadsoep en tulpenbollen krijgen. Mijn broertje en ik waren ziek van de honger en werden naar Enkhuizen gestuurd. We moesten stiekem ’s avonds reizen en heel stil zijn zodat de Duitsers ons niet zouden ontdekken. Ik durfde niet te slapen omdat ik bang was dat mijn broertje in zijn broek zou plassen. Na een maand kwam mijn moeder ons gelukkig weer halen. We moesten zestig kilometer lopen, maar dat vond ik niet erg. Ik wilde weer naar huis.”

Wat is het ergste dat u heeft meegemaakt?
“Wij waren erg arm en daarom verdiende mijn moeder bij als werkster bij een rijk gezin in Amsterdam-Zuid. Wij pasten met het hele gezin op hun huis als zij op vakantie gingen, en dat was voor ons genieten. We hadden opeens een bad en mooi speelgoed. 
Daar aan de overkant woonde een Joods gezin. Jo was toen zestien en werd verliefd op de jongen in dat gezin, en hij ook op haar. Dan stond hij op het balkon, en dan zwaaiden ze naar elkaar. Op een dag stopte een overvalwagen voor de deur, en de vader en moeder van het gezin werden meteen opgepakt. Die jongen stond nog op het balkon en uit paniek sprong hij naar beneden. Hij brak zijn been, maar de Duitsers hadden geen medelijden en sleurden hem zo de wagen in. Ik zie het weer voor me als ik het vertel.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892