Erfgoeddrager: Jur (14)

Wij kregen les in het Nederlands, van Nederlandse leraren

Raf (14), Jur (14) en Miguel (14) van het MLA in Amsterdam, interviewden Anne Wielkens, geboren in 1928 in Paramaribo, Suriname.

Wat heeft u meegekregen van de slavernij in Suriname?
‘Ik heb het natuurlijk niet zelf meegemaakt, maar de restanten heb ik wel gezien. Mijn overgrootvader was een Duitser, hij was getrouwd met zijn slavin, in 1826. Het gebeurde niet vaak, want je mocht niet met een slavin trouwen. Ik weet alleen dat ze Melina Sara heette, maar ik weet niet waar ze vandaag kwam. Dat werd niet geregistreerd.
Je had een straat in Suriname: Frimangron-Freemans ground. Dit was een buurt waar vrij geworden slaven mochten wonen. Daar woonde mijn oom Theo. Hij woonde daar omdat hij dat geërfd had van zijn vader. (Frimangron was in het leven geroepen, er was een leger opgesteld van slaven om gevluchte slaven op te sporen. Ze kregen een uniform en dolken en het was best wel apart, slaven die ineens militair werden en wapens en een uniform kregen. En ze kregen een bevoorrechte positie als ze hun contract hadden uitgediend, dan mochten ze daar gaan wonen.) Mijn grootvader heeft het redelijk goed gehad. Daarom kon mijn vader kort na WOI studeren in Nederland. Hij studeerde Engels en kreeg daarna een goede baan.’

Merkte u dat u in een kolonie opgroeide als kind?
‘Dat merkte je elke keer als je officiële dingen moest regelen. Ook hadden de Hollanders hun eigen leven. Ze zouden nooit Surinamers uitnodigen op feestjes, ook omgekeerd niet. Maar later was het wel meer gemengd. De taal was overal Nederlands, de taal van de overheerser. Je sprak dat ook thuis.
Ik heb de Surinaamse taal geleerd van de hulp en de dienstmeisjes. Je mocht op school alleen maar Nederlands spreken, want anders kwam je niet mee op school. Er werd uitsluitend in het Nederlands lesgegeven. Als ouder mocht je geen Surinaams spreken, want jouw kind kon dan gaan twijfelen. Die groep bleef dan achter, die redden het dan niet.
Maar de taal die ons allemaal bond, of je nou Hindoestaans of Chinees was, toch de Surinaamse taal was. Want iedereen kon Surinaams spreken. Niet iedereen sprak Nederlands.

Mijn vader had een vereniging opgericht: DOEL: Door Ons Eigen Land. Hij zei: ”Je woont in Suriname, dus je moet je eigen land leren kennen. Niet alleen in Paramaribo blijven hangen.” Ook heeft hij Meer Fruit opgericht. Hij wilde het fruit van eigen bodem in stand houden. Gewassen uit Suriname waren niet zo belangrijk. Wat van buiten kwam, uit Nederland, of Amerika, dat was pas goed. Mijn moeder leerde ons de Surinaamse gerechten eten, dat vond je toch best wel lekker. Surinaams eten is gewoon lekker.

Ik zat op een zeer gemengde school, in mijn klas zaten allerlei kleuren. Suriname is een smeltkroes. Je kunt niet die of die haten, als je van allebei de kanten iets hebt.
Op school wilden wij nog wel eens moeilijke, kritische vragen stellen. We kregen over het algemeen les van Nederlandse leraren. We kregen geen les in slavernij, maar algemene geschiedenis, vaderlandse geschiedenis was Nederlandse geschiedenis. Later Surinaamse geschiedenis. Ik heb pas op mijn veertiende daarover een opstel geschreven, op de MULO. Ik schreef zoiets van: “Wij slaven hebben ons rot gewerkt voor de blanken.” De Hollandse leraar heeft het helemaal voorgelezen voor de klas en ik dacht ik krijg vast een 4, maar ik kreeg een 8 ½ dat had ik niet verwacht. Hij was dus niet bevooroordeeld. Het maakt niet uit of je zwart of wit bent. Het verschil moet er niet zijn in de kleur, maar hoe je je gedraagt en hoe je anderen behandelt. Het hangt van je instelling af.’

Wat voor werk deed u toen u naar Nederland kwam?
‘Er was geen universiteit in Suriname, alleen de middelbare school.  Dus kwam ik hier in 1954 om Engels te studeren.
Toen ik afgestudeerd was, kon ik niet in Suriname werken, want de Nederlandse leraren kregen een contract voor vijf of tien jaar. Dus daarom zijn veel Surinamers in Nederland blijven hangen. Het was wel een schok dat je daar geen baan kreeg. Dat zijn allemaal de gevolgen van de slaventijd.’

Merkt u nu nog wel eens racisme in uw omgeving?
‘De slaventijd heeft een stempel gedrukt op alle mensen. De Nederlandse mentaliteit was, kort na de oorlog, een hele andere ten opzichte van de zwarte mensen die uit Suriname kwamen, ze waren behulpzaam en hartelijk in de jaren ’50. Maar ik kwam terecht in een goede buurt, ik studeerde. Elders werd ook neergekeken op je huidskleur: “O, daar heb je weer zo’n slavinnetje uit Suriname…” Sommige mensen waren heel erg verbaasd dat je studeerde en gewoon normale dingen kon verrichten.
Er zijn toen verschillende Surinaamse verenigingen opgericht. Dat is voor heel wat mensen een goede opvang geweest. Je kwam bij elkaar, ging met elkaar lezen, muziek luisteren. Je moet ervoor zorgen dat je je niet minder voelt dan een ander maar ook dat je die ander niet bij voorkeur begint te veroordelen, omdat die toevallig de overheerser is geweest.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892