Erfgoeddrager: Jojo

‘Dwing nooit een ander om te geloven wat jij gelooft’

“Pedicuresalon Jennie de Jong!” Tijdens het gesprek met Jennyde Jong kan het zijn dat de telefoon gaat en zij die even moet aannemen. De 87 jaar betekent voor deze vrouw niet dat ze met pensioen moet. Als de klant is ingeboekt, vervolgt ze haar verhaal over de oorlog, die ze doorbracht in het huis waar het gesprek met Jojo, Mert en Resul van de Rosa Boekdrukkerschool plaatsvindt.

Wat was het ergste dat u in de oorlog heeft meegemaakt?
‘Om me heen gebeurden erge dingen. Mijn tante, die bij ons woonde, had een kiosk bij de Weteringschans. Dat is zo’n stalletje met kranten en boekjes en zo. Op een ochtend kwamen er grote wagens met moffen aangereden. Er werden mensen gefusilleerd en omstanders werden gedwongen te kijken, ook mijn tante. We waren er allemaal erg van streek van. En ja, ik zei ‘moffen’, een scheldwoord voor Duitsers. Maar niet alle Duitsers waren slecht. Wel de mensen die anderen dwingen om te doen waar zij in geloven. Wat je gelooft maakt niet uit, maar dwing nooit een ander om te geloven wat jij gelooft. Dat, én de honger en de schietpartij op de Dam vlak na de oorlog waar ik bij was, zijn de ergste dingen die ik mee heb gemaakt of gehoord.’

Zijn er hier in de buurt bommen gevallen?
‘Alleen op dit huis. Als we thuis waren geweest, had ik jullie dit nu niet kunnen vertellen. We waren op vakantie bij mijn opa en oma op hun boerderij in Gelderland. Er kwam een telegram, er was iets gebeurd, mijn ouders moesten meteen naar huis komen. Er was een enorme granaat door ons dak gegaan, en uiteindelijk in de kast terecht gekomen. Wij woonden boven waar ik nu woon. Hier woonden een oudere broer en zus. Die waren al wat doof en hadden niks gehoord! Thuis was het een puinhoop. We konden er pas na twee maanden weer wonen.’

Heeft u honger gehad?
‘Pas in het derde oorlogsjaar kregen we een beetje honger. Het ergste toen vond ik dat je alles moest verduisteren. Er mocht geen licht van binnenshuis naar buiten komen van de Duitsers. Die wilden de stad donker houden, zodat vliegeniers van hun vijand de weg niet goed konden vinden boven de donkere stad. Ik hou nog steeds niet van donker, ik slaap met een lichtje aan. Het vierde jaar van de oorlog werd het erger. Het was heel koud, mensen hadden meer honger –  ze gingen zelfs ratten vangen om op te eten – en het eten dat je bij de gaarkeuken kreeg was heel vies, een soort drab van aardappelschillen, aardappels die bijna niet gekookt waren, brandnetels en gestampte suikerbieten. Ik word bij het idee nog kotsmisselijk. Toen ik bij De Hallen voor het eerst ging eten, zag ik al die rijen tafels en etende mensen en raakte ik in paniek. Het deed me zo aan de gaarkeuken denken, ik wilde er meteen weg. De beste herinnering aan eten is van een man die op de hoek van de Bilderdijkkade met een bakfiets stond. Hij had een soort fietspomp en een slang eraan die uitkwam op iets dat op melk leek. Opgepompt kreeg je een hapje en het was net slagroom, zo lekker!’

Wat heeft u het meest gemist tijdens oorlog?
‘De bioscoop! Wij hadden toen nog geen televisie, wel de bioscoop. Maar daar kon je niet naartoe in de oorlog. Er zat een oergezellige bioscoop op de Da Costakade. Een bioscoopkaartje kostte toen 13 cent, een ijsje 5 cent.’

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892