Erfgoeddrager: Jay

‘Mijn vader hielp parachutisten’

Lois, Zaina, Ekamjot en Jay gaan Barbara van Ouwerkerk interviewen. Zij was 1 jaar toen de oorlog uitbrak.  Mevrouw van Ouwerkerk komt de leerlingen van school halen om vervolgens gezamenlijk naar haar huis te lopen. Als ze met een glas cola ze rond de tafel zitten, kan het interview kan beginnen!

Wat merkte u van de oorlog op het platteland?
Ik woonde als klein kind in Drenthe in 1942 op een boerderij samen met mijn familie. Ik had één oudere broer. Op het platteland merkte ik niet zo veel van de oorlog. Wel kwamen er soms vliegtuigen over, dan was mijn moeder heel bang. Ik herinner me wel dat ik goed kon buiten spelen op het platteland. Lekker op de hei met de honden.’

 Wat deed uw vader voor het verzet?
Mijn vader hielp parachutisten. Als kind woonden we vlak bij een heide. ‘s Nachts landden daar vaak Engelsen die met parachutes naar beneden zakten. Mijn vader kwam ze dan helpen en regelde onderdak voor hun. Hij hield namelijk bij welke omliggende boeren ‘goed’ waren, zodat hij die Engelsen daar naartoe kon sturen. Zij waren altijd heel aardig tegen mijn vader en gaven hem kauwgom en chocolade. Ook verspreidde mijn vader krantjes, maar enkel aan deze boeren, anders kon hij verraden worden. Er kwam ooit eens een motor langs met Duitsers erin. Mijn vader heeft toen het briefje dat hij bij zich hield van de ‘goede’ boeren doorgeslikt. Meer weet ik niet, mijn ouders vertelden ook niet alles omdat het een nare tijd is waar je liever niet te veel mee bezig bent.’

Kwam uw vader vaker in aanraking met Duitse Soldaten?
‘Tijdens de oorlog werden veel gebouwen en instellingen overgenomen door de Duitsers om er soldaten in te zetten. Zo ook in de instelling waar mijn vader werkte. Hij wilde dit niet en heeft toen groot bord bij het toegangshek opgehangen waar ‘difterie’ op stond. Dat is de naam van een hele besmettelijke ziekte. Dat was natuurlijk niet aantrekkelijk voor de Duitsers en gelukkig zijn ze toen niet gekomen. Die soldaten waren vaak heel aardig tegen mij. Het waren ook vaak maar gewoon mensen die van huis weg moesten omdat het oorlog was. Lang niet altijd vrijwillig.’

 Hoe was het om te verhuizen naar de stad?
Na de oorlog verhuisden we naar Den Haag en dit was een wereld van verschil. Opeens moest ik schoenen aan. Ik wilde mijn klompen aanhouden! Ik weigerde om ze uit te trekken en ik werd boos. Uit protest heb ik mijn klompen door het raam gegooid. Ook moest ik opeens naar school en we woonden niet meer op een boerderij, maar in een appartement! Naar school gaan was leuk, maar verder moest ik heel erg wennen.’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Erfgoeddrager: Jay

‘Ik was echt bright, ik had een fotografisch geheugen’

Carla Rigters is nu 83 en geboren in Suriname, vertelt ze aan Jay, Yasmina, Sharikson van het Roc Top in Amsterdam. Thuis mocht ze nooit Surinaams praten alleen maar Nederlands. Yasmina’s moeder wil wel graag dat ze Marokkaans leert, maar het is moeilijk vindt ze zelf. Ze kan het wel gewoon verstaan. Bij Sharikson (19) thuis praten ze altijd Papiaments, hij komt uit Curaçao en woont nog niet heel lang in Nederland. Bij Jay thuis praten ze ook Papiaments en Dominicaans. Het is een gezellige ontmoeting in hun school aan de Wibautstraat.

Waar in Suriname bent u geboren?
‘Mijn moeder heeft tien kinderen gehad, waarvan zes meisjes. Ik had een tweelingbroer. We waren de middelste, wat de ouderen en ook de jongsten kregen, dat kregen wij niet. Het was altijd wat minder. Maar ik was thuis wel een van de beste in leren. Ik ben in het district Nickerie geboren op 26 november 1939. Het was toen oorlog in Nederland, maar wij hebben daar niets van gemerkt. Je zag alleen maar Zeppelins heel laag vliegen. Oorlogsvliegtuigen en bombardementen kennen wij gelukkig niet.’

Wat leerde je allemaal op school in Suriname?
‘Ik was echt bright, ik had een fotografisch geheugen. Voordat de juffrouw begon te vertellen, ik weet niet waar ik het vandaan haalde, wist ik het vaak al. Ik was toen ongeveer 6 jaar oud. We kregen bijbelonderwijs, Nederlands, rekenen, aardrijkskunde, eigenlijk alles wat jullie hier leerden, kregen wij daar ook. Het was een vrij kleine gemeenschap waar ik opgroeide. Iedereen had open erven. Je kon zo van het ene erf over de weg naar het andere erf lopen naar de school. Ik was bijna 18 toen ik slaagde voor de kweekschool in Nickerie. Daarna ben ik naar Paramaribo gegaan om verder te studeren. Daar ben ik opgevangen door een oudere zus van mij die er al woonde.’

Waarom hebt u besloten om naar Nederland te gaan?
‘Ik heb het nooit slecht gehad in Suriname. Ik was getrouwd, en mijn man wilde eigenlijk steeds weer veranderen. Hij stelde eens voor om naar Nederland op vakantie te gaan. Via zijn werk had hij een vakantieregeling en die mocht je in Nederland doorbrengen: je kreeg dan drie maanden gratis vakantie. Alleen wij zijn toen gebleven…

Toen we in Nederland kwamen zijn we eerst opgevangen in Rotterdam. Mijn man vond werk in Zwijndrecht, in een staalfabriek. Daar werkte het een mengelmoes van rassen, er was geen discriminatie. Maar waar wij woonden, daar zijn we wel gediscrimineerd. Je kon het gewoon merken aan sommige ouders op school, als ik mijn kinderen wegbracht. Ze gaven me dan een bepaalde blik… Maar ik stoorde me daar niet aan. Als jij me zo wil aankijken moet je dat zelf weten, ik bleef lachen. Op den duur kwamen ze dan toch naar me toe – we bleven elkaar natuurlijk dagelijks zien – en zeiden ze: ‘en mevrouw hoe gaat het met u’. Deze mevrouw is niet haatdragend, maar ze let wel goed op, ook op haar woorden.

Ik was 32 jaar toen ik naar Nederland kwam. Mijn kinderen heb ik meegenomen, mijn jongste was toen anderhalf jaar oud de oudste 7 jaar. Hier in Nederland heb ik mijn hoofdakte gemaakt. Ik heb ook doorgeleerd om gymnastiekles te geven. Ik heb altijd gewerkt als onderwijzeres. Jammer genoeg kreeg ik reuma en moest ik stoppen toen ik 50 jaar was. 11 jaar geleden is mijn man overleden aan alzheimer.’

Was het moeilijk om je aan te passen toen u in Nederland kwam?
‘Niet zo erg. Kijk, het grootste voordeel van de Surinamers is dat ze Nederlands kunnen verstaan en praten. Bij ons thuis mocht ik geen Surinaams praten en dat gold in heel Suriname. Ik heb me later wel eens afgevraagd waarom we alleen maar Nederlands mochten spreken. Maar het is wel goed geweest, want je kon daardoor hogerop komen. Je kreeg ook geen Surinaams op school. Je had er niks aan, nergens praatten ze dat. Op geen enkel kantoor of bedrijf. We praatten het wel stiekem, hoor, gewoon onder elkaar met vriendinnen.’

 

 

Erfgoeddrager: Jay

‘Heel hard snikken toen ik mijn moeder weer zag.’

Wij interviewden Toos Kuit. Zij woonde aan de Willem Beukerstraat op nummer 35. Toos Kuit had vier zussen en bracht de hongerwinter door bij een familie in Bovenkarspel.

Wanneer kwam u erachter dat het oorlog was?
“Ik weet het nog goed, er was een blauwe lucht, er vlogen vliegtuigen over. Begin mei was het. Iemand zei tegen me: ‘Het is oorlog, het is oorlog!’
Maar wat weet je als kind van 7 wat oorlog is? Langzaam werd het werkelijkheid.”

Wat merkte u van de bezetting?
“Er was een weiland aan het eind van de straat, waar nu de scouting zit. Daar was het verenigingshuis van de Jeugdstorm, de kinderafdeling van de NSB. Iedere zaterdag moesten ze daar bij elkaar komen. Op zaterdagavond marcheerden ze met uniformen door de straten. Wij moesten dan van onze ouders snel naar binnen.”

Moest u weleens schuilen?
“’s Nachts vlogen er Engelse vliegtuigen over ons heen. Waar nu Jeruzalem is, bij jullie school, stond afweergeschut van de Duitsers. Met zoeklichten. Duitsers probeerden op de overvliegende vliegtuigen te schieten. Dan gingen de sirenes en moesten wij goed oppassen. Ik was als kind heel bang. Ik was altijd als eerste beneden onder de trap. Dat duurde soms wel anderhalf uur. Dan ging weer de sirene en wisten we dat het veilig was.”

Hoe was de hongerwinter?
“Dat was aan het eind van de oorlog. Mijn vader en moeder gingen dan naar Oostpoort, daar was de gaarkeuken. De soep was oké, maar de pap was niet te eten. Dat ging in grote melkbussen. Je moest met je pannetje in de rij staan. In ’44 kregen we pas echt honger. Ik ging met mijn jongste zusje naar Bovenkarspel, dat ligt in de kop van Noord-Holland. Een pastoor regelde dat mensen daar zielige kindjes in huis namen. Mijn moeder was altijd heel precies en netjes. We kregen een keurig koffertje mee toen we weggingen. Mijn moeder liet vestjes maken van trainingspakken. Mijn oma breidde sokken en gebreide onderbroeken. We gingen in een vrachtwagen, 90 kilometer, twee uur rijden. We gingen niet naar een boerderij maar naar een makelaar. Daar kregen we volop te eten. Iedere zaterdag suikerbietenstroop! We gingen ook naar school.

Hoe reageerde u toen de oorlog voorbij was?
“We mochten nog helemaal niet blij zijn toen Amsterdam bevrijd was. Bovenkarspel was pas eind juni verlost van de Duisters. De Duitsers moesten lopend, via de afsluitdijk naar Duitsland. Mijn moeder kwam met mijn oom op de fiets naar Bovenkarspel om ons te halen. Mijn moeder was heel erg verzwakt. Ik was zó blij om mijn moeder te zien. Ik had gezien hoe een meisje uit Haarlem, die werd opgehaald door haar ouders, heel hard ging snikken. Ik dacht: ‘Dat ga ik ook doen als het zover is’. En dat deed ik ook. Mijn zusje begon daar later nog weleens over. Dat ik heel hysterisch deed. Wij zijn met een viskotter vanuit Enkhuizen naar Amsterdam teruggevaren.”

Heeft u ook grappige dingen meegemaakt in de oorlog?
“Toen ik nog thuis woonde, haalden mijn vader met mijn zussen soms eten bij boeren.  Met een bakfiets haalden ze turf, de kolen waren op. Mijn zussen gingen mee met de fiets erachteraan. Helemaal naar Vinkeveen. Ze deden een touw aan de bakfiet waar mijn vader op reed om te helpen trekken. Op een keer gingen ze langs de Zuur, dat was water. Plotseling vloog een van de lades uit de bakfiets zo het water in. Mijn zusje zei toen: ‘Oh mijn hoofddoekje, mijn hoofddoekje!’ Dat lag namelijk in de bakfiets. Ze was alleen daar mee bezig, terwijl mijn vader in het water lag.”

foto’s: Marieke Baljé

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892