Erfgoeddrager: Javier

‘Soms vlogen er wel honderd Engelse bommenwerpers over het vliegveld van Bergen’

Mia, Tishayno en Javier interviewen de 96-jarige Annie Stoop die in Bergen woont. De leerlingen van de Kennemerpoort in Alkmaar zijn goed voorbereid en ook nieuwsgierig. Ze moeten even zoeken naar het adres, maar als ze aankomen staat de deur staat al open. Mevrouw Stoop heeft sapjes in huis gehaald en de kinderen krijgen een koekje uit een trommeltje dat ze kreeg toen de oorlog begon.

Hoe begon de oorlog voor u?
‘We speelden met buurkinderen op de verjaardag van een buurmeisje toen we hoorden dat het oorlog was. Dat voelde heel spannend. Wij hadden destijds mensen te logeren en zij gaven ons die dag een trommeltje met biscuitjes; dat heb ik altijd bewaard.

Vlakbij ons was een militair vliegveld waar Nederlandse piloten de oorlogsvliegtuigen verstopt hadden onder de bomen. Toen de oorlog hier begon in de nacht 10 op 11 mei hoorden we de bommen vallen op het vliegveld; alle vliegtuigen werden gebombardeerd. Boem, boem, boem. De Nederlandse soldaten gaven zich over en vluchtten.’

Hoe was het voor u om naar school te gaan in de oorlog?
‘Alle scholen werden leeggehaald en bezet. Eerst door Nederlandse soldaten en nadat Nederland zich overgaf door Duitse soldaten.

In 1940 ging ik naar de mulo (nu de havo). Tegenover ons stond een klooster, waar we in het souterrain les kregen. Maar later moesten we ook hier weg en gingen we naar school in Oudorp in Alkmaar. Dat was best ver lopen, maar toen ik nog een fiets had ging ik op de fiets. We fietsten langs het vliegveld en vaak vlogen er dan wel honderd Engelse bommenwerpers over. Dat maakte heel veel herrie! We gingen ze tellen. ‘Tommies tellen’ noemden we dat. Soms zagen we de bommen op het vliegveld vallen.’

Woonde u de hele oorlog in Bergen?
‘De Duitse soldaten bouwden een kustverdediging op tussen Noorwegen en Frankrijk en daarom moesten alle mensen die aan de kust woonden, weg. Bijna iedereen moest weg uit Bergen, maar wij mochten blijven omdat mijn vader een eigen winkel had. Het huis naast ons werd een munitiedepot, het lag dus vol met munitie. Dat was best eng… In 1944 moesten ook wij weg uit Bergen omdat het te gevaarlijk werd. We vluchtten naar Amsterdam.’

Hoe was de Bevrijding voor u?
‘Via mensen die stiekem een radio hadden, wisten we dat de geallieerden geland waren en dat de bevrijding dichtbij was.. ‘s Morgens om half acht op 5 mei hingen we de Nederlandse vlag uit als symbool dat we bevrijd waren. Ik doe dat nog altijd. Voor mij heeft het uithangen van de vlag een symbolische betekenis.

Tijdens de Bevrijding verbleven we in Amsterdam. Ik hoorde dat de Canadezen naar de Dam kwamen en dat wilde ik wel meemaken. Met een buurmeisje ging ik met de pont naar de overkant en zo liepen we naar het Damrak. Daar waren duizenden mensen bijeen, die joelden en juichten. Wij stonden vooraan. Iedereen had honger, maar men was ook zo blij! Ineens werd er geschoten. Iedereen vloog weg, de kant van de Kalverstraat op. Ook ik ging rennen…

Op de hoek van de Kalverstraat stond een groot gebouw dat nog vol zat met Duitse soldaten. Die waren zo kwaad dat wij zo blij waren, dat ze lukraak op de mensen waren gaan schieten. Toen ik rende, zag ik vlak voor me een jongeman liggen die door zijn hoofd was geschoten. Ik dacht: je was ondergedoken, je bent de Duitsers ontvlucht en je bent weer vrij en dan word je nog alsnog doodgeschoten.

Ik rende verder en verschool me achter de muur van het paleis, in de hoop uit de schietbeweging te zijn. Mijn buurmeisje was ik kwijtgeraakt in de paniek van de menigte. Ik ben teruggelopen naar huis en verstopte me iedere keer als ik een Duitse tank zag. Alle bevrijdingsfestiviteiten zijn daarna afgelast, totdat alle Duitse soldaten ontwapend waren.’

Erfgoeddrager: Javier

‘Hij verraadde zijn eigen familie’

Mevrouw Poederbach was 4 jaar toen de oorlog uitbrak. Ze woonde in de Reitzstraat. Ze was de oudste en nog twee jongere zusjes. Na de oorlog kreeg ze er nog een broertje en zusje bij.

Kunt u zich het begin van de oorlog herinneren?
‘Ik herinner dat de Duitsers Haarlem binnenkwamen. We waren bij mijn opa en oma aan het Julianapark en de tanks reden over het gras voor het huis. Ik mocht van mijn oma niet kijken, maar mijn zusje en ik keken toch stiekem door het raam. Wat ik angstig vond was het geluid van de marcherende laarzen. De soldaten waren altijd met heel veel en zongen ook altijd liederen. Ik was ook bang voor overvliegende vliegtuigen. Als er luchtalarm was moest ik met mijn zusje schuilen in de kelder van de buren. Het was heel donker.’

Kende u ook NSB’ers?
‘De broer van mijn opa was een hele erge NSB’er. Hij heeft zijn eigen familie verraden. Mijn vader met zijn broer moesten onderduiken want ze zaten in het verzet. Ze kregen ook nieuwe namen: Jan en Frits van Dongen. Mijn vader is één keer opgepakt, de knokploeg heeft hem bevrijd. Nooit sprak hij over de oorlog.

Toen mijn vader onderdook, bleef mijn moeder achter met mij en mijn zusjes. Maar zij werd ook verdacht. We zijn naar mijn opa en oma gegaan in Winschoten (Groningen). Daar heb ik de rest van de oorlog gewoond. Dat was een geluk, want we hebben geen honger gehad in de hongerwinter. We hadden ook niet veel, maar de honger zoals hier in Haarlem ging aan mij voorbij. Op een dag kwam mijn vader langs. Om ons zoet te houden mochten we de Statenbijbel bekijken, dat mocht anders nooit. Ze waren natuurlijk bang dat wij op straat riepen: “Pappa is terug!” Aan de overkant woonden NSB’ers dus we moesten oppassen. De volgende dag was mijn vader weer verdwenen.

 Ik weet nog goed dat ik met mijn zusje wandelde, ze was nog klein en lag in de kinderwagen. Een Duitse soldaat liep op ons af en tilde mijn zusje op. Hij huilde. Elke dag kwam de soldaat langs om even mijn zusje vast te houden. Pas later besefte ik dat hij thuis misschien ook wel een kindje had en helemaal geen soldaat wilde zijn.’

Hoe heeft u de bevrijding gevierd?
‘In Haarlem waren er overal straatfeesten. Ik weet het nog zo goed, iedereen danste. Op een gegeven moment danste mijn moeder ook, maar met een andere man. Ik was boos!

Mijn vader had zich aangesloten bij de Canadezen. Hij kwam weken later thuis en had sinaasappels bij zich en een hondje dat Trixie heette. Ik had nog nooit een sinaasappel gezien. Mijn zusje kreeg een sinaasappel van mijn vader, maar ze herkende hem niet.

De broer van mijn opa die bij de NSB zat en landverrader was, kreeg na de oorlog levenslang. Dan heb je echt wel wat gedaan! Toen Juliana koningin werd, kreeg hij gratie. Jaren later heb ik heb nog een keer gezien bij mijn opa en oma in Winschoten. Hij kwam langs met de bijbel onder zijn arm. Dat vond ik zo raar, hoe kun je nou de bijbel lezen en mensen verraden en vermoorden.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892