Erfgoeddrager: Jari

‘Ik zag vliegtuigen neergeschoten worden, de rook zag je naar beneden komen’

Jari, Naïm, Aafke en Juliane van de Twiskeschool in Amsterdam-Noord verheugen zich om Jan  Jansen te interviewen. Meneer Jansen is geboren in december 1940. Hij komt uit een grote familie met negen zussen en één broer. Ondanks dat hij nog een baby was in de oorlog kan hij goed vertellen hoe het thuis was tijdens de oorlog. Hij woonde achteraan in de polders net buiten Tuindorp naast de Duitsers. Zijn vader verbouwde voedsel rond het huis dus ze hadden ze zelf geen honger.

Waar woonden jullie tijdens de oorlog?
Wij woonden in Amsterdam-Noord in de Noorder IJpolder, in een huis op een erf met kruidmagazijnen, waar munitie en kruid werden bewaard. Op het erf mochten geen andere mensen komen. Dit werd bewaakt door een fortwachter. Wij woonden naast hem in een twee-onder-een-kap. Toen de oorlog begon, moest de fortwachter weg omdat het huis door de Duitsers werd overgenomen. Ze kwamen naast ons wonen, maar ze deden ons geen kwaad. De meeste waren jonge mannen, sommige hadden kinderen, en werden naar de oorlog gestuurd. Als ze mij zagen moesten ze aan hun eigen kinderen denken. Waardoor sommige mannen wel eens huilden. Ondanks alles waren ze vriendelijk. Wij hebben de oorlog zonder veel problemen doorstaan. Ik was blij dat ik zusjes en een broer had. Die zorgden goed voor me en dat vond ik leuk. Ik had negen zusjes en één broer. Nu heb ik nog vijf zusjes.’

Zijn er wel eens spannende dingen gebeurd?
Mijn vader werkte als landbouwer en had een jachtvergunning. Toen moesten de Duitsers alle geweren invorderen. Maar mijn zus had de twee buksen van mijn vader gepakt en in het kanaal gegooid. Mijn vader merkte op een dag dat zijn geweren verdwenen waren en vroeg zich af waar ze waren. Hij was in paniek en vroeg wie ze had meegenomen. Toen zei mijn zus dat ze de geweren in het kanaal had gegooid. Dat was natuurlijk niet fijn. Dus gingen ze de geweren uit het water vissen, schoonmaken en uiteindelijk alsnog inleveren.

Hadden jullie een radio?
Alle radio’s moesten ingeleverd worden. Wij hadden zo’n klein radiootje en die hadden mijn ouders verstopt in een wasketel. Vroeger werd de was in een grote ketel gedaan. En daar gingen alle vieze luiers van mij bovenop. Dat rook niet zo lekker. Toen ze gingen zoeken of er een radio was, konden ze niets vinden. Want die ketel met die stinkende luiers, die lieten ze maar staan. Daar stapten ze overheen. Dus zo hebben wij onze radio behouden. Mijn ouders luisterden in de kast naar de radio, heel zacht, zodat de Duitsers het niet zouden merken. Zo konden ze luisteren naar koningin Wilhelmina die Radio Oranje aan het uitzenden was vanuit Engeland.

Hadden jullie genoeg eten?
De Duitsers kochten wel eens vlees en vroegen mijn moeder of ze het voor hen wilde braden. Ze deed dat graag, maar wij hadden zelf bijna niets te eten. Mijn moeder sneed dan stiekem een stuk van het vlees af en bewaarde het voor ons, zodat we af en toe een klein stukje vlees kregen. Als de Duitsers vroegen waarom het vlees kleiner was, zei mijn moeder dat het door het bakken gekrompen was. Zo kwam ze er goed mee weg, want als ze betrapt was, had ze straf kunnen krijgen.
We verbouwden zelf ook veel groenten in onze moestuin, waardoor we zelf voorziend konden zijn. Mijn moeder bakte ook altijd brood. De Duitse soldaten kwamen ook wel eens bij ons thuis voor een kopje thee. Koffie hadden we niet, maar ze brachten dat zelf mee. Ze namen mij op schoot, omdat ze zelf ook kinderen hadden. Niet alle soldaten waren slecht; het waren jonge mannen die gewoon gestuurd waren.’

Heeft u ooit bommen gehoord?
Zo klein als ik was, kan ik mij dat nog goed herinneren. Ik zag vliegtuigen neergeschoten worden, de rook zag je naar beneden komen. Het was niet vlak bij ons, maar in Tuindorp gebeurde dat. Twee vliegtuigen en een bom zijn daar gevallen. Er waren ook volkstuintjes bij Tuindorp-Oostzaan, en daar viel nog een bom. In Landsmeer, verderop, is een bommenwerper neergestort. Daar is ook een monument met een propeller ter herinnering.

Wat is het ergste dat u gegeten heeft wat u nooit meer wilt eten?
Mensen aten tulpenbollen, dat is bijna niet te geloven. Ook suikerbieten, die normaal aan de koeien gegeven worden. Suikerbieten werden gemalen en aan het voer van de koeien toegevoegd. Ik heb het wel eens geproefd, omdat het op het land groeide. Ik haalde de bieten, sneed er plakjes uit en proefde of ze zoet waren. Maar het was niet lekker, zeker niet echt zoet. Tulpenbollen heb ik nooit gegeten, maar sommige mensen hadden geen andere keuze’.

Hoe was de bevrijding?
De bevrijding was een prachtig moment. Ik was een klein jongetje en zat in de polder. Opeens hoorde ik een verschrikkelijk gebrom in de lucht. Het waren honderden vliegtuigen die heel laag overkwamen en voedselpakketten lieten vallen. In die pakketten zaten heerlijke dingen zoals chocolade, die ik nog nooit had gehad, Zweeds brood, blikken biscuit en ‘corned beef’ uit Amerika. Het was heerlijk en ik zal het nooit vergeten.’

 

Erfgoeddrager: Jari

‘Maar ik zie nooit dat de dwangarbeiders herdacht worden’

Wij, Daan, Jari, Luke en Felix van het Zaanlands Lyceum gingen langs bij meneer Anton Overpelt om hem te interviewen over de Tweede Wereldoorlog. Hij is nu 96 jaar, maar hij was 16 toen de oorlog begon. Toen we in zijn kamer kwamen, vertelde hij trots over het molentje dat hij vroeger had gemaakt en dat was voor ons een leuk welkom. We zijn weggegaan bij Anton met het gevoel dat het ondanks de oorlog voor hem geen slechte tijd geweest is, maar dat hij zijn familie en vrienden wel erg had gemist.

Hoe begon de oorlog voor u?
“Ik was 16 toen de oorlog begon. Er liepen veel soldaten met geweren op straat. Ik wist wel waarom en dat het oorlogstijd was, maar ondanks de soldaten op straat was ik niet bang. In mijn buurt gebeurde er eigenlijk niks vreemds, ik kon gewoon het normale leventje leiden zoals ik dat voordat de oorlog begon ook al deed.’

Moest u naar Duitsland om te werken?
‘Ja, ik ben naar Freiburg en Straatsburg geweest. Ik zat daar in een barak, en moest voor de Duitsers werken. In Freiburg ben ik het langst geweest. Ik zat met andere Nederlanders, Polen en Fransen in die barak. Ik werkte in een spinnerij. Elke dag werkte ik acht uur. Ik moest ervoor zorgen dat de spinnerij warm bleef door op een knopje te drukken. Best saai eigenlijk.’

Kon u nog sporten tijdens de oorlog?
Voordat de oorlog begon heb ik altijd gevoetbald, ik voetbalde in Wormer bij WSV 30. Ik had daar een leuke tijd met mijn vrienden. Toen ik naar Duitsland moest had ik werkdagen van acht uur. In mijn vrije tijd wilde ik gaan voetballen met mijn vriend uit de barak. Op een dag na het werk zijn we met zijn tweeën naar een voetbalclub in de buurt gegaan. We dachten gewoon samen leuk te voetballen maar dat verliep iets anders. We kwamen aan en nadat we ons hadden omgekleed liepen we de kleedkamers uit richting het veld. Daar stonden de trainers en de spelers. Ze deden de Hitlergroet. Ze zeiden dat wij het ook moesten doen, maar dat weigerden we. Toen zijn we weggestuurd en mochten we niet mee voetballen.’

 Hoe zou u willen dat 100 jaar Bevrijding in Nederland gevierd wordt?
‘Dat is nou een hele mooie vraag. Ik zit altijd op 4 mei voor de televisie te kijken naar de mooie herdenking op de Dam. En ik ben er zelf ook wel eens geweest en dan zie ik al die mooie kransen neergelegd worden en de koning en koningin. Maar ik zit daar dan met een gevoel dat er tekortgedaan wordt aan de dwangarbeiders in Duitsland. Ik vind het prachtig dat er heel veel militairen en heel veel verzetsmensen herdacht worden, maar ik zie nooit dat de dwangarbeiders herdacht worden. Dat ik vind ik dus heel erg jammer. En ik zou dus heel graag willen dat 100 jaar bevrijding in Nederland meer aandacht krijgt.’

   

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892