Erfgoeddrager: Jahvairo

‘We kregen te eten maar ik voelde mij ook heel eenzaam’

In het klaslokaal staat een speciale stoel klaar voor Willie Janssen-De Wit (87). Zij gaat Kainy, Jahvairo en Jacob van basisschool De Rivieren in Amsterdam-Oost vertellen over haar ervaringen tijdens de Hongerwinter. De kinderen vinden het spannend, maar al snel komen de vragen.

Wat heeft u meegemaakt tijdens de Hongerwinter?
“Aan het einde van de oorlog was er bijna geen eten meer. Overal moest je bonnen voor gebruiken. Je had altijd honger. Wij waren thuis met acht kinderen, dus mijn ouders hadden de grootste zorgen. Nou was mijn zusje een jaar eerder voor drie weken uitgezonden naar Grootebroek in Noord-Holland, want daar was nog wel eten. Toen het in Amsterdam heel slecht ging, mochten de jongste vier kinderen die kant op. Dus toen zijn wij in de Hongerwinter naar Grootebroek gaan lopen. En dat was een hele lange tocht. De eerste dag moesten we al 40 kilometer lopen, met een lege maag en op onze dunne beentjes. Er liepen allemaal mensen, enorme tochten met vaders, moeders en kinderen. Sommigen konden amper lopen. Op karren lagen mensen die halfdood waren. Allemaal op zoek naar hulp en een plek waar ze een beetje eten konden krijgen. Uiteindelijk kwamen wij in Grootebroek bij verschillende pleeggezinnen terecht. Daar kregen we te eten. Maar ik voelde mij ook heel eenzaam. En ik vond het verschrikkelijk voor mijn moeder, die in Amsterdam was achtergebleven.”

Hoe vond u de Hongerwinter?
“Toen vond ik het verschrikkelijk. Je had steeds zulke ontzettende honger. Je vocht elke dag om iets te eten te krijgen. Ik weet nog goed dat we op straat speelden en de buurvrouw vanuit het raam haar tafelkleed uitklopte. En toen lag er ineens een boterham op straat. Zij ging weer naar binnen, misschien had ze het bewust gedaan. Ik heb die boterham direct opgegeten, zo van de straat. Dat was gewoon een boterham extra. Nu ben ik ook heel blij met alles wat ik krijg. Als je zoveel ellende meemaakt, word je snel tevreden. Gooi ook nooit eten weg, jongens! Ik woonde vroeger aan de Borneostraat, tegenover een school en schuin tegenover een patatwinkel. Als de school uitging dan kwamen die kinderen naar buiten, deden hun tas open en smeten zo hun brood op de straat. Vervolgens gingen ze patat halen. Als ik op straat liep en ik zag dat, dan raapte ik dat brood op en deed ik het in mijn tas. Thuis gaf ik het dan aan mijn hond, die lustte alles. Maar dat die kinderen dat brood zo weggooiden en dan patat gingen halen, dat vond ik vreselijk.”

Heeft u uw familie nog teruggezien?
“Jazeker, wij hebben allemaal de oorlog overleefd. Toen de bevrijding kwam zijn wij weer teruggegaan en met elkaar herenigd. Maar onze pleegouders zijn wij altijd blijven bezoeken. In de zomer gingen wij dan op de fiets die kant op en bezochten we alle pleeggezinnen. Dat hebben we gedaan totdat ze oud waren en in een verzorgingstehuis zaten. Van mijn broers en zussen leven er nu nog drie, maar we voelen ons zeer rijk dat we dat hebben meegemaakt en er allemaal goed zijn uitgekomen. Het verandert je ook als mens. Als kind weet je niet precies wat je wordt, maar je bent wel dankbaar voor wat je gekregen hebt. Het is fijn om te leven. Wees dan ook zuinig op je eten, op je gezondheid, op je kleren. En we kennen allemaal wel kinderen waarvan we denken dat die het beter hebben. Die met Sinterklaas grote cadeaus krijgen, terwijl andere kinderen niks zeggen omdat hun ouders niet veel konden kopen. We denken allemaal weleens ‘had ik maar die ouders gehad’, maar probeer niet jaloers te zijn. Het gaat erom dat je uit een gezin komt waar je warmte en liefde krijgt. Wees zuinig op jezelf en wees gelukkig!”

Erfgoeddrager: Jahvairo

‘’Tijdens de Dodenherdenking gaan de rillingen nog door mij heen’’

Inssaf, Efe, Ilyas en Jahvairo fietsen vanaf de IJdoornschool naar het huisje van Stien van Nieuwpoort in Nieuwendam. Ze woont hier al 86 jaar, daarvoor woonde ze samen met haar moeder en twee oudere zussen in Disteldorp. Mevrouw Van Nieuwpoort heeft veel pijn gehad de laatste weken, ze heeft last van Gordelroos, maar gelukkig gaat het nu weer beter. Haar dochter uit Amerika is op bezoek en zit ook bij het gesprek. De koffie wordt gezet, een fles Sisi opengedraaid… de interviewers moeten wel duidelijk en hard praten want mevrouw Van Nieuwpoort gebruikt twee gehoortoestellen. Zij is nu de enige nog levende persoon die de razzia bij Hollandia Kattenburg van nabij heeft meegemaakt.

 

Wat herinnert u zich van de oorlog?
“Ik zie dan meteen de beelden voor me van de Duitsers die op 11 november 1942 de fabriek van Hollandia Kattenburg binnenstormden voor een grote razzia. Wij moesten gaan staan en mochten niets meer zeggen. De Moffen hadden zich in twee rijen opgesteld en wij moesten daar tussendoor lopen. Alle christelijke werknemers moesten links staan, alle Joden rechts. De Duitsers hebben ons tot 8 uur ’s avonds in de fabriek vastgehouden. Al mijn Joodse collega’s zijn meegenomen. We konden geen afscheid nemen. Even dachten we dat ook wij werden meegenomen, maar dat gebeurde niet. Van mijn afdeling is niemand teruggekomen. Op 4 mei, tijdens de Dodenherdenking, gaan de rillingen nog door mij heen. Ik weet ook nog dat we bij Hollandia Kattenburg zwarte rubberregenjassen moesten repareren die van het Front kwamen. Eigenlijk wilden wij briefjes in de zakken verstoppen met boodschappen voor de soldaten, maar wij durfden het niet. In de oorlog, toen het toch al eenzijdige voedsel ook nog heel schaars werd, kneusde ik eens mijn vingers tussen het raam. Ik viel flauw. In de fabriek dachten zij dat het door de ondervoeding kwam en gaven ze me een glas melk met een rauw geklutst ei erdoor. Ik moest het opdrinken…”

Hoe was het in de Hongerwinter?
“We gingen in het Vliegenbos hout verzamelen zodat we ons warm konden houden en konden koken. Ik had een oud, roestig zaagje om mijn nek. De Duitsers loerden op ons als wij hout uit het bos haalden. Ik ben een keer aangehouden en moest die zaag afgeven, maar onder mijn cape had ik nog een goede zaag verstopt die ik gebruikte om takken van bomen te zagen. Aan het eind van de oorlog stonden er alleen nog maar stronken in het Vliegenbos. Het hele bos was gekapt. Ook gingen wij bij boeren om eten bedelen. We namen linnengoed mee om dat voor een beetje melk te ruilen. Wij deden een beetje melk in een flesje en schudden dat net zo lang totdat het boter was geworden. Boter op je brood was een luxe.”

Hoe ontmoette u uw man?
“Vlakbij op het plein kwamen alle dorpers bij elkaar. Ik kende iedereen. Wij waren met een grote groep en soms bleven er dan nog een paar over. Zo bleef ik een keer over met een jongen uit de Vogelbuurt. Wij kregen verkering. Drie jaar zijn we verloofd geweest en daarna getrouwd. We hoopten dat mijn man dan sneller mocht terugkomen als hij tewerk zou worden gesteld in Duitsland. Uiteindelijk is hij naar Finland gebracht, en daar heeft hij als timmerman allerlei klussen gedaan. Hij heeft bijvoorbeeld een huis gebouwd om een vliegtuig heen, zodat niemand zag dat er een vliegtuig stond. Toen de oorlog was afgelopen, had ik mijn huis versierd met vlaggetjes om mijn man te verwelkomen. Maar hij kwam pas in september terug, vier maanden na het einde van de oorlog. We zijn uiteindelijk 60 jaar getrouwd geweest. In 2003 is mijn man overleden.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892