Erfgoeddrager: Ilias

‘De vloeipapiertjes waarop we boodschappen aan m’n vader schreven, heb ik nog steeds’

Emy Roël was zeven jaar toen de oorlog begon en veel herinneringen. Onder andere aan haar vader, die als verzetsman werd opgepakt en vermoord. Maar ook aan de lieve reactie van haar klasgenootjes. Aan Ilias, Jamill en Luna van de Olympiaschool vertelt ze over de oorlog die bij de start nog niet tot haar doordrong.

Was u wel eens bang tijdens de oorlog?
Het begin van de oorlog maakte niet zoveel indruk, we hadden als kinderen nog niets door. We gingen gewoon naar school en speelden buiten. Het besef kwam later pas, toen er meer Duitsers op straat waren. Zo stond er bij de tramhalte op Ferdinand Bolstraat een hele grote mitrailleur. Dat ding zie ik nog altijd voor me, zo groot en angstaanjagend. Toen was de oorlog voor mij pas echt begonnen. Later in de oorlog vielen er wel eens bommen bij ons in straat, dan vluchtten wij naar mijn opa en oma op de Prinsengracht, zij hadden een schuilkelder. Tegenover ons in de straat woonden ook Joodse mensen waaronder een jongen van een jaar of 11. Ik heb nog gezien hoe zij door de politie werden opgepakt en in een wit Volkswagenbusje werden afgevoerd. Een beeld dat ik nooit van mijn leven zal vergeten, het was afschuwelijk. Bang dat onze vader niet terug zou komen, zijn we geloof ik nooit echt geweest. Mijn moeder was er altijd heilig van overtuigd dat hij zou terugkomen. Zij was een ontzettend positieve vrouw en die instelling is mij altijd bijgebleven en heb ik zelf ook overgenomen.

Wat deed uw vader in het verzet?
Mijn vader zat bij het verzet via de kerk waar wij iedere zondag naartoe gingen. Dat was de kerk aan de Pienemanstraat. Niet alleen mijn vader had zich hierbij aangesloten, ook zijn vrienden, onze buren en de buren van zijn vrienden. Het was een vrij grote groep. Toen ze startten, hadden ze ook niet het idee dat de oorlog zo lang zou duren. Mijn vader heeft eigenlijk nooit iets voor het verzet gedaan. Het was nog redelijk in het begin van de oorlog toen de groep werd opgepakt. Waarschijnlijk zijn ze verraden. Helaas is nooit achterhaald door wie.

Heeft u daarna nog contact gehad met uw vader?
Ik was negen toen het allemaal gebeurde, nog heel jong. Voor hij verdween, heeft hij nog een tijdje in de gevangenis gezeten. Mijn moeder mocht dan bij hem op bezoek en dan nam ze een nieuwe pyjamabroek voor hem mee. In de band van de pyjamabroek had ze vloeipapiertjes genaaid. Op deze kleine papiertjes hadden wij als familie boodschappen geschreven. Deze papiertjes heb ik nog steeds. De tekst is ondertussen wat vervaagd, maar ik kan me nog goed herinneren dat op één van de papiertjes die ik van mijn vader had gekregen stond dat ik als oudste kind goed voor mijn broertjes en zusjes moest zorgen. Toen mijn vader verdween, deden mijn moeder en tante – het zusje van vader – heel geheimzinnig. Ze zeiden dat hij een tijdje op vakantie was. Ik en mijn broertjes en zusjes snapten dat niet zo goed. De dag dat hij is vermoord is de ergste dag van mijn leven. We woonden op twee hoog, en ik was thuis toen ik de deur opendeed en een Duitse agent door het trappenhuis hoorde schreeuwen dat mijn vader was overleden. Ja, dat hakte er toen flink in. Op school werd ik door mijn juf de klas uitgestuurd om op de klok te kijken hoe laat het was. Ik vond dat zo gek, ik kon nog geen klokkijken. Toen ik terug de klas in kwam lag mijn tafeltje vol met gummetjes, blocnootjes en pennetjes. Die had ik, als een soort steunbetuiging, van mijn klasgenootjes gekregen.

Erfgoeddrager: Ilias

‘Je hielp elkaar in die tijd, dat was het mooie eraan’

Tiny Aarssen werd in de zomer van 1943 geboren en heeft geen herinnering aan de oorlog. Maar de verhalen van haar ouders en het heftige verhaal van hoe zij het als baby maar net redde, draagt ze voor altijd met zich mee. Aan Oumima, Parwien en Ilias van de Visserschool vertelt ze voor de deur van haar ouderlijk huis aan de Van Spilbergenstraat, vlakbij de Postjesweg, over honger, buiten spelen in een tijd van schaarste en het moment dat ze hoorden dat vader nog leefde.

Heeft u erge dingen meegemaakt in de oorlog?
Ja, al weet ik het zelf niet meer. Ik was een baby in de oorlog, een hele dunne baby. Met negen maanden woog ik negen pond. De dokter in het Wilhelmina Gasthuis gaf me op. Bij de slager aan de Postjesweg, waar ze een zoontje van precies mijn leeftijd hadden, vertelde mijn moeder verdrietig het slechte nieuws. En ook dat ze dacht dat dagelijks kleine beetjes bouillon me zouden helpen, alleen had ze daarvoor geen geld. De slagersvrouw zei daarop dat ze elke dag vlees mocht komen halen om bouillon van te trekken. En daar knapte ik van op. Ik kwam aan, mijn moeder viel af, want ze moest me elk uur tien druppeltjes bouillon geven. Je hielp elkaar in die tijd, dat was het mooie eraan. Niemand had wat, iedereen kende dezelfde armoede. Daar word je ook vindingrijk van. Kinderen maakten zelf hun speelgoed en speelden met klepperende houtjes, pinkelden met stokken en maakten van conservenblikjes en touwen bliklopers.

Had u broers of zussen?
Ik was de zevende van het gezin! Mijn vader was voor mijn geboorte al op transport gezet. Mijn moeder deed van alles om aan eten te komen voor alle kinderen. Met zes vrouwen spraken ze af om ’s avonds eten te stelen van het land dat hierachter lag. Daar waren boerderijen, de huizen die er nu staan waren er nog niet. Gevaarlijk, want er liepen overal Duitsers. Maar dat deed je als je je kinderen te eten wilde geven. Mijn broertje was een jaar of tien toen ie werd opgepakt tijdens het stelen van houtjes uit de trambaan. De hele groep jongens en mannen werd bij de edelsmidschool op de Postjesweg tegen de muur gezet. Willekeurig werden ze wel of niet doodgeschoten. Aan beide kanten van mijn broer vielen ze neer. Drie mannen vluchtten richting de Baarsjesweg en werden in hun rug geschoten. Voor hen is het monument dat nu voor jullie school staat opgericht.

Fotografie: Shirley Brandeis

Wat is er met uw vader gebeurd?
Op een dag kwam er een Duitse soldaat aan de deur. Mijn moeder dacht nog dat ie boven moest zijn, bij de buurvrouw die erg goed ‘bevriend’ was met de Duitse soldaten. Maar hij stond erop binnen te komen. Eenmaal binnen haalde hij uit zijn schoen een briefje van mijn vader. Toen wist mijn moeder dat ie nog leefde. Het was voor ons gezin de rest van ons leven het bewijs dat niet alle Duitsers slecht zijn. Na de oorlog kwam mijn vader op een dag terug. Hij zag mij toen dus voor het eerst. Mijn moeder herkende hem niet, omdat ie erg vermagerd was in het werkkamp. Ons hele gezin heeft het gelukkig overleefd. Ik ben nog steeds van mening dat niemand macht over je mag hebben. Kijk, je moet je aan regels houden, maar dat een ander over je beslist, je kan dood maken, dat mag niet. Je moet een ander accepteren zoals ie is en als je ´m niet mag, loop dan weg. Schelden lost niks op. Oorlog helemaal niet. 

Erfgoeddrager: Ilias

‘Op een nacht in mei 1942 werd mijn vader gearresteerd’

Ans Neijts woonde ten tijde van de oorlog aan de Vespuccistraat 32, 2 hoog. Ze wordt emotioneel als ze vertelt wat er in die jaren gebeurde. Vooral het arrest van haar vader, door de Duitsers, midden in de nacht, was voor de toen elfjarige Ans een moment dat ze nooit meer zal vergeten.

Hoe heeft u als jong meisje de oorlog beleefd?
‘Ik was negen toen de oorlog uitbrak. Mijn school, de Columbusschool aan de Admiralengracht, werd door de Duitsers bezet. We kregen vervolgens halve dagen les op een andere school. Ondanks alles speelde ik wel gewoon buiten. Hinkelen, touwtje springen, maar als de sirene klonk, dan moest je snel naar binnen. Mijn oudere broers waren ondergedoken en mijn zus en mijn moeder – een flinke vrouw die erg lekker kon koken – waren koeriersters. Zij brachten illegale kranten weg. Ook mijn vader deed illegale werkzaamheden. Daarvoor werd hij op een nacht in mei 1942 gearresteerd. ‘Aufmachen, Aufmachen!’ klonk het, bonzend op de deur. En je moest wel open doen. Twee Duitsers kwamen binnen en namen mijn vader mee. Hij kon ons nog net een kus geven.’

Wat gebeurde daarna?
‘We waren in paniek, en erg verdrietig. Wat moesten we doen? Maar je kon niks doen, je moest maar afwachten of je vader ooit nog terug zou komen. Mensen uit de illegaliteit zeiden dat we maar beter ons huis konden verlaten. Mijn moeder en zus doken ergens onder, ik ging bij mijn oma in de Jordaan wonen. Die had een bedstee, zo’n heel krap bed en dat vond ik maar wat benauwd. Mijn vaders tbc bleek uiteindelijk een geluk bij een ongeluk. Mijn moeder gaf hem bij vertrek zijn hoestpoeder mee. De Duitsers pakten het af, want die dachten dat het een middeltje was om zelfmoord mee te plegen. Maar toen bleek dat het echt een medicijn was, werd ie vrijgelaten. Ze waren panisch voor tbc. Ons gezin heeft uiteindelijk de oorlog overleefd. Mijn ouders hebben gelukkig nog een aantal jaren van de vrede genoten.’

Hoe was de Hongerwinter?
‘Dat was heel erg. Mijn broertje en ik mochten één keer per week bij rijke mensen, die eten genoeg hadden, een maaltijd halen. Maar ja, er reden in de oorlog geen trams, dus we moesten een uur lopen en ook weer een uur terug. Tegen de tijd dat je thuis was, had je al weer honger. We aten ook suikerbieten. Die werden geraspt en tot koekjes gemaakt en dat vond ik nog lekker ook. Ik zat in die tijd op de Huishoudschool, maar er was niets meer om te koken. Toen moesten we recepten overschrijven. Van al dat lekkers liep het water me in de mond. Het laatst half jaar waren er geen kolen meer om de school te verwarmen. In het gymnastieklokaal werd toen afscheid van elkaar genomen en het Ave Maria gezongen. Dat was zo mooi.’

Denkt u nog vaak terug aan de oorlog?
‘Ja. We hebben veel meegemaakt. Als de muren van ons huis aan de Vespuccistraat konden spreken… dan zou je zoveel horen. Ik draag altijd een Davidsster om mijn nek. Ik ben niet Joods, mijn man half;  ik draag het voor al die mensen die in de oorlog zijn omgekomen. En het gebeurt nog steeds in de wereld. Daar word ik wel verdrietig van.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892