Erfgoeddrager: Huzeyfe

‘De kapper aan wie mijn vader alles vertelde, heeft hem verraden.’

Miep Wurms woont aan het begin van de oorlog in Rotterdam. Tijdens het bombardement van 14 mei 1940, rent ze met haar ouders snel naar een schuilkelder. Haar hondje mag ze niet meenemen. Haar vader sluit het beestje veilig op in huis. Als ze na bange uren weer uit de schuilkelder kruipen, ligt hun huis in puin. Haar hondje is dood.

Wat herinnert u zich van het begin van de oorlog?
Ik kom uit een heel fijn Rotterdams gezin. Mijn vader had een eigen zaak. Hij vervoerde goederen voor marktkooplui. Mijn vader was joods, maar mijn moeder was een christelijke vrouw. Mijn moeder had speciaal voor hem alle joodse gewoontes geleerd. Ik had nog een oudere broer. Hij was elders in de stad toen het bombardement begon. Toen wij na angstige uren de schuilkelder weer uitkwamen, wisten we niet wat we zagen. Er stond geen huis meer rechtop. In één klap waren we onze woning en het bedrijf van mijn vader kwijt. Alles was verwoest. Er ontstonden ook vreselijke branden, dus wij besloten zo snel mogelijk naar familie in het noorden van Rotterdam te vluchten. We hadden helemaal niets meer, alleen de kleren die we aan hadden. Onderweg zag ik de meest afschuwelijke dingen.
Na een paar maanden vond mijn vader via familieleden een woning in Scheveningen.

Werd uw vader door de Duitsers opgepakt?
Mijn vader was getrouwd met een christelijke vrouw en was dus gemengd gehuwd. De Duitsers lieten gemengd gehuwden in principe met rust. Wel moest mijn vader een gele ster dragen. Ik weet nog goed dat ik die op zijn jas mocht naaien. Hij ging trots rechtop staan en zei met een knipoog: “Ben ik dan toch eindelijk gedecoreerd.” Zo was mijn vader, altijd optimistisch. Toen ik vroeg naar de ster voor mijn moeder, vertelde mijn vader dat zij niet joods was. Ik was zo verbaasd, want ik wist niet beter dan dat ik was opgegroeid in een joods gezin. Eén keer is mijn vader met de ster op zijn jas uit de tram gezet. Dat was de eerste keer dat ik hem intens verdrietig zag. Toch bleef hij vol goede hoop voor anderen zorgen. Toen een tante hem vroeg te zoeken naar een onderduikadres voor haar dochter, deed hij dat ook. Wat hij echter niet wist, was dat de Scheveningse kapper, die hij altijd bezocht en wie hij alles vertelde, fout was. Deze kapper heeft mijn vader verraden. Op de avond van 20 augustus 1942 werd hij door een Haagse agent en een Duitse soldaat uit huis gehaald en naar de Scheveningse gevangenis, het Oranjehotel, gebracht. Het zou de laatste keer zijn dat ik mijn vader zag. Hij is op 30 september 1942 in Auschwitz vermoord. Pas ver na de oorlog kregen we dat te horen. Gedurende de paar dagen die hij in Westerbork doorbracht, had hij nog wel kans gezien de bos huissleutels en mijn zwemdiploma, dat hij altijd op zak had, aan een onbekende mee te geven. Deze spullen zijn later bij ons afgegeven. Zo was mijn vader.

Hoe kwamen uw moeder en u de hongerwinter door?
Ik was inmiddels verliefd geworden op de man waar ik later mee getrouwd ben. Mijn vader heeft hem voor zijn arrestatie nog tweemaal ontmoet. Daar ben ik nog altijd dankbaar voor. Mijn man was tewerkgesteld in Duitsland. Hij vernam dan ook per brief dat ik zwanger was. Toen de hongerwinter begon, was mijn zoontje nog geen jaar oud. Mijn moeder en ik woonden inmiddels in de Bomenbuurt. We hadden Scheveningen moeten verlaten, want dat was Sperrgebied geworden. Er was bijna niets te eten, maar ik gaf mijn zoontje nog wel borstvoeding. Ik was zo ontzettend mager. Ik herinner me nog dat ik één keer naar de bakker ben gegaan om een brood te vragen. Maar zonder bonnen of veel geld kreeg je niets mee. Toen ik vertelde dat ik een klein zoontje thuis had dat moest eten, zei de bakker dat hij mij een brood zou geven onder één voorwaarde: dat ik met hem uit zou gaan als de oorlog voorbij was. Natuurlijk zei ik ja, ik was wanhopig. Gelukkig heb ik die griezelige bakker daarna nooit meer gezien! De bevrijding voelde voor mijn moeder en mij niet als een bevrijding. Mijn moeder heeft nog maanden gedacht dat mijn vader terug zou komen. Iedere keer als ze een wagen van het Rode Kruis zag rijden, rende ze naar huis in de hoop dat ze mijn vader kwamen terugbrengen.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892