Erfgoeddrager: Hayar

‘Controleren of de bedden warm waren’

Mevrouw Kahn-Rijxman was nog maar twee maanden oud toen de oorlog begon. Omdat haar vader Joods was en Lily er zelf ook Joods uitzag, kon ze in die tijd bijna niet naar buiten. Ze kon dus ook niet naar de kleuterschool. Samen met haar vader bracht ze de oorlog grotendeels binnenshuis door.

Wat merkte u van de oorlog in de buurt?
“Er woonden veel mensen om ons heen die in het verzet zaten en er waren ook veel Joodse families. Het was aan het begin van de oorlog echt een Joodse buurt. De Duitsers kwamen dus vaak langs, er waren razzia’s en er werden regelmatig huiszoekingen gedaan. Onze buurvrouw zat ook in het verzet en had een hondje dat zij Beertje noemde. We hadden in de straat afgesproken dat als er Duitsers aankwamen, zij zou doen alsof ze hem naar binnen ging roepen. ‘Beertje, binnenkomen!’ riep ze dan heel hard. Zo wisten we meteen dat we moesten oppassen. Mijn vader, die Joods was, ging dan naar zijn onderduikplek, een ruimte onder de grond. Ik leerde al op heel jonge leeftijd te zeggen: ‘Papa is weg’, zodat ik hem niet per ongeluk zou verraden. Als het gevaar geweken was, riep de buurvrouw weer: ‘Beertje, ga maar buitenspelen!”

Was u weleens bang?
“Ik herinner mij veel angst uit die tijd; ik was heel vaak bang. De Duitsers kwamen altijd onverwacht en dan hadden ze hele straten afgezet. Ze konden zomaar binnenkomen om een huis te doorzoeken. Onze bovenburen waren verzetsstrijders, dus daar hadden ze veel aandacht voor. Als ze dan langskwamen waren ze heel luidruchtig. Soms kwamen ze zelfs in de avond of ‘s nachts. Dan controleerden ze bij alle bedden of er iemand in geslapen had. Als ze nog warm waren, maar er lag niemand in, dan betekende dat natuurlijk dat er iets niet klopte. Daar hebben we toen iets op bedacht. De zoon van de broer van mijn moeder kwam een tijdje bij ons in huis slapen. Als de Duitsers dan zouden komen, konden we elk warm bed verklaren zonder dat papa in gevaar kwam.”

Kwam u al die tijd niet buiten?
“Ik ben in die tijd heel weinig buiten geweest, in tegenstelling tot mijn zusje. Zij had heel blond haar, net als mijn moeder en was daarom niet verdacht voor de Duitsers. Ikzelf had donker haar, net zoals mijn Joodse vader. Dat had te veel argwaan gewekt. Heel soms, als de kust veilig was, gingen we ‘s avonds samen op bezoek bij de overbuurman en zijn dochtertje. Mijn vader ging dan kaarten en ik speelde met dat meisje. Ik vond het weleens moeilijk dat mijn zusje wel gewoon naar buiten kon, maar ik heb aan deze tijd wel een heel bijzondere band met mijn vader overgehouden. Hij was mijn enige houvast.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892