Erfgoeddrager: Hafsa

‘Mensen gingen gekke dingen doen, puur uit blijdschap’

Azra, Hafsa, Mees en Sophie rennen door de gang en treffen plotseling Marius Romijn aan, die op zijn rollator in de gang op hen wacht. Met een kopje koffie, wat koekjes, een stapel kranten en foto’s duiken de leerlingen het interview in. Met name de oude foto’s maken indruk…

Waar woonde u in de oorlog?
‘Voorheen woonde ik in de Parkstraat. Bij de Bullekerk, met een houten toren. Daar woonde ik in de oorlog, als kind. Ik was aan het begin van de oorlog 1 1/2 jaar. Aan het eind was ik 6 1/2 jaar. Van het begin heb ik geen herinneringen, ik was dus nog heel klein.

Hadden jullie onderduikers in huis gehad?
‘Zeker, mijn vader zat in het verzet. We hadden wel twintig onderduikers. Dat was heel spannend, want wij hadden een buurman die NSB’er. Was. Hij heet Ragut en hij was heel erg gevaarlijk. Hij heeft veel Joden doodgemaakt en ook verzetsstrijders. Hij is uiteindelijk zelf doodgeschoten.

Wat is er precies gebeurd?
‘Hannie Schaft en Jan Bonekamp hebben hem op de Westzijde doodgeschoten. Daar woonde ik heel dichtbij. Zij schoten die politieagent dood, maar hij schoot ook nog vanaf de grond op Jan Bonekamp. Gelukkig kon meneer Bonekamp toch nog vluchten, op de fiets. Ragut overleed. Mijn vader hoorde dit, wilde onmiddellijk onderduiken, maar toen hoorde hij wat mensen praten op straat. ‘De dader is gepakt’ zeiden ze. Toen kon hij toch thuisblijven. Er is een Hannie Schaft -monument in Zaandam, aan de Westzijde.

Wat aten jullie tijdens de oorlog?
‘In de oorlog kregen we eten uit een gaarkeuken. Dat is een grote keuken, in de Parkstraat. In de hongerwinter was er weinig eten, dus ik  was niet gegroeid. Het eten kwam in melkbussen, op een lange slee met een paard. Met mijn zus en ik gingen het eten halen een emmertje. We betaalden dat met een bonnetje. Na de oorlog kwam er voedindingsmiddelen uit Polen en Engeland. Stukjes bacon en spek  waren echt het allerlekkerste dat ik ooit in mijn hele leven gegeten heb!

Hoe voelde het toen de oorlog was beëindigd?
‘Mensen gingen gekke dingen doen, puur uit blijdschap. Iedereen stond op straat met elkaar te praten. Er werd door een man die ook Marius heette, dwarsfluit  gespeeld op het plein. Er werd gedanst en we speelden tot ’s avonds laat buiten. Dat was ongeveer het fijnste wat er was. Die vrolijkheid en liedjes.  Een mooie herinnering.’

Erfgoeddrager: Hafsa

‘Ik kreeg een sigaretje van een Canadese soldaat’

Na eerst nog even langs het huis te hebben gelopen waar Lenie Ekelschot (1935) woonde tijdens de oorlog, komen Amina, Basma en Hafsa van basisschool de Meidoorn aan bij Lenie’s huis in Osdorp. Het ijs wordt gebroken met alles wat er te zien is daar; schilderijen, familiefoto’s en vooral veel ingelijst borduurwerk. De start van een gezellige ochtend die verder vooral gaat over de oorlog.

Heeft u in een kamp gezeten?
‘Nee, ik heb niet in een kamp gezeten en ben niet joods. Maar in de laatste maanden van de oorlog, toen ik een jaar of negen was, moest ik wel alleen bij vreemde mensen wonen, in Coevorden, omdat er in Amsterdam niet genoeg te eten was. Om er te komen, vanaf het Centraal Station, zat ik een week op een schuit. Onderweg maakte ik ook nog een bombardement mee en werd ik met de andere kinderen verder gebracht door een Duitse vrachtauto. In Friesland kregen we goed te eten. De man van het gezin werkte bij de melkfabriek.’

Wat vond u de ergste dag uit de oorlog?
‘Dat weet ik niet meer. Als je praat over de oorlog komt er veel weer boven, maar je vergeet gelukkig ook een heleboel.
Mijn man, die ik heb leren kennen op de dansschool, woonde in Amsterdam-Oost en hij heeft veel ergere dingen meegemaakt dan ik. Hij heeft veel joden opgepakt zien worden. Op de Ringdijk sprong iemand in het water om te ontsnappen. Haar man deed als tienjarige al verzetswerk. Veel mensen van het verzet werden doodgeschoten. Zo ook zijn neef, die werd gefusilleerd in de duinen in Bloemendaal.’

Kon u tijdens de oorlog buiten spelen?
‘Ja hoor! Er waren geen auto’s. Wel trams, bijna net zoveel zelfs als nu, maar ze hadden geen deuren zoals nu, dus je kon er gewoon op springen. En de tram kostte maar 5 cent, net als het zwembad. Na 1945 was dat ineens 10 cent, maar dat hadden wij niet meegekregen van onze ouders, dus hebben we geprobeerd de rest van het geld bij elkaar te bedelen, maar dat was heel moeilijk, want 5 cent was toen best veel geld. Verder speelden we ook oorlogje. Met een houten pinkje, dat is een blokje, dat door onze vaders werd gemaakt. Daar moest je dan tegenaan slaan richting een put en elke put was een ander land. Zo ging je dan landje veroveren.’

Wat herinnert u zich van de Bevrijding?
‘Dat was leuk! We kregen chocola en ik kreeg ook een sigaretje van een Canadese soldaat. Daar ben ik zo ziek van geworden dat ik daarna nooit meer gerookt heb! Snoep houd ik sinds de oorlog ook niet meer zo van. Dat kregen we in de oorlog heel weinig. Alleen bij hele bijzondere gebeurtenissen, zoals de geboorte van Prinses Irene.’

  

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892