Erfgoeddrager: Faber

‘Als kind keek ik toch’

Henk Kasper was 6 jaar toen de oorlog begon en hij woonde op de Klarenbeekstraat 49 rd. Zijn broer en zus waren 12 en 13 jaar ouder.

Kunt u zich het begin van de oorlog herinneren?
‘Mijn vader werkte op het schip ‘Simon Bolivar.’ In 1939 raakte het schip een mijn en verging. Er waren honderden doden, waaronder veel gezinnen met kinderen. Uren heeft mijn vader in de olie op zee gelegen, voordat hij werd gered. We haalden hem op van station Haarlem. Ik herinner me nog goed de geur, mijn vader rook nog naar de olie.’

Hoe kwam u tijdens de oorlog aan eten?
‘De verloofde van mijn zus woonde op de boerderij aan de Bloemendaalseweg. Van de Duitsers moesten ze de koeien inleveren. Eén koe verstopten ze in een uitgespaarde holte in de hooiberg, daar werd het geslacht. Als 8-jarige moest ik het vlees halen, verstopt in een poppenwagen met kreupelhout erover. Bij de wachtposten aan de Randweg mocht ik doorlopen en werd mijn wagentje niet gecontroleerd. De derde keer werd ik wel tegengehouden, via de Zijlweg ben ik toch thuisgekomen met het vlees.

Om niet te werken voor de Duitsers, doken mijn vader en mijn broer onder. Ze hebben nog een tijdje verstopt gezeten in het bos bij Elswout en ik moest dan stiekem eten brengen. Later is mijn broer ondergedoken in Limburg.

Ik zat bij mijn zwager achterop de fiets. We hadden net melk gehaald en ik hield de melkbus vast. Maar bij de Korte Zijlweg hielden Duitse soldaten ons aan, we moesten onze fiets inleveren. Er ontstond ruzie en er werd zelfs geschoten. Een kogel raakte de melkbus, snel stopte ik mijn vinger in het kogelgat zodat de melk niet weglekte. De meneer van het wachtershuisje nam het voor ons op, hij had veel invloed in de buurt. De Duitsers lieten ons toen gaan.’

Heeft u iets spannends meegemaakt?
‘Fake Krist, heb ik dood op de straat zien liggen. Iedereen haatte die man, hij was een verrader. Hij woonde op het hoek bij Van Oosten de Bruijnstraat, daar mocht ik nooit spelen van mijn moeder. Op de dag van de represaille werden er mensen neergeschoten bij de Bavokerk en twee huizen in de fik gestoken. Dat heb ik gelukkig niet gezien.

Het ergste wat ik heb meegemaakt is die bewuste dag op de Dreef. Mijn moeder maakte schoon in één van de kantoren. Ik ging graag mee, want soms vond ik een krijtje of een potlood waarmee ik kon tekenen. Op het moment dat we naar huis liepen werden we ingesloten door twee vrachtwagens. Op het schelpenpad moesten we in een halve cirkel staan. We moesten kijken hoe 15 mensen werden doodgeschoten. Mijn moeder wendde mijn hoofd af, maar als kind keek ik toch. Mijn moeder heeft er nooit meer over gesproken. Ik ben het mijn leven niet vergeten.’

Hoe was de bevrijding voor u?
‘Op een dag kregen we een brief van het Rode Kruis. Daarin stond dat mijn ondergedoken broer in Limburg was bevrijd en met de Amerikanen meevocht, hij was onderweg. Het was een feest!
Drie weken later viel er weer een brief van het Rode Kruis op de deurmat. ‘Pak die brief even’ zei mijn moeder, en ik gaf haar de brief. Ze las het bericht en ze viel flauw. Het was het overlijdensbericht van mijn broer. Hij was op een mijn gestapt, tijdens het mijnenruimen. De bevrijding heeft altijd in het teken gestaan van het overlijden van mijn broer.’

 

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892