Erfgoeddrager: Doruk

‘Wat mij troost gaf, was mijn lappenpopje Mies’

Na de lunch vertrekken Doruk, Wisam en Enes van de IJdoornschool naar Amsterdam-Zuid, waar ze Lous Steenhuis gaan interviewen. Aangekomen bij mevrouw staat er Cola Zero en een berg chocolade-eitjes op hen te wachten. De spekjes waren niet halal dus die laten ze netjes staan. De drie jongens halen hun handgeschreven vragen tevoorschijn en verassen Lous alvast met een bosje tulpen. Lous heeft bijzondere spullen van vroeger klaargezet. De jongens zijn gelijk onder de indruk.

Kende u Anne Frank?
‘Dat is een interessante vraag, want ik heb Anne Frank niet persoonlijk gekend, maar we zijn wel op dezelfde plekken geweest. Toen ik in een kindergevangenis zat, naast Paradiso, heeft een enorm lieve mevrouw voor mij gezorgd. Ik zat namelijk op een steen te huilen. Samen met haar ben ik naar Westerbork gebracht. Daar werd ik met vijftig andere kinderen op een laatste trein naar Bergen-Belsen gebracht, een concentratiekamp in Duitsland. Als ik naar Auschwitz was gebracht, dan had ik hier niet gezeten… in Bergen-Belsen zat ook Anne Frank! Ook al was zij veel ouder dan ik, vast en zeker hebben we elkaar gezien. Apart hè? Sterker nog, voor de oorlog woonde Anne in mijn buurt, op het Merwedeplein. We zaten op dezelfde basisschool en mijn docent had haar les gegeven. Er zijn verschillende lijntjes met Anne Frank.’

Als Hitler voor u stond, wat zou u dan doen?
‘Deze vraag heb ik nog nooit gehad! Hitler was een grote boef. Je kunt het je toch niet voorstellen, dat een mens bedenkt om zoveel mensen dood te maken. Zes miljoen Joden. Hoeveel nullen zijn dat? Zes? Ik zou hem vragen of hij wel goed bij zijn hoofd was… ik zou niet agressief worden… ik zou proberen met hem te praten, maar ja, ik zou er geen antwoord op krijgen… het blijft bizar.’

Wat herinnert u zich van het concentratiekamp?
‘Ik kan me niks meer herinneren. Ik was pas drie toen ik verraden werd vanuit een adres waar ik zat ondergedoken in Haarlem. Notabene door een ander meisje van 18 jaar.
Mijn vader en moeder waren Joods en wisten veel van politiek. Ze vonden Hitler een engerd. Daarom gingen we onderduiken in Amsterdam. Ik was toen 2 jaar. Later werd het gevaarlijk, dus gingen ze uit elkaar naar verschillende adressen. Mijn moeder dook onder in Haarlem, mijn vader in Amsterdam en ik kwam bij mijn tante oom terecht. Ik moest hun papa en mama noemen, terwijl ze dat natuurlijk eigenlijk niet waren.’

Hoe ging het daarna met uw familie?
Mijn vader heb ik nooit gekend. Hij is maar 27 jaar geworden. Dit is een kaart van hem die hij uit de trein heeft gegooid, zonder adres erop. Anders zouden ze weten waar mijn moeder zich schuilhield. Mijn vader is verraden en werd opgepakt. Onderweg heeft hij nog geprobeerd te vluchten. Door vijftien kogels is hij waarschijnlijk zwaargewond geraakt en hij werd via Westerbork naar Auschwitz getransporteerd. Daar is hij gelijk vermoord.’

‘Dit jurkje heeft mijn oma gemaakt. Ze kon heel goed naaien. Mijn oma wilde niet onderduiken. Ze werd naar Auschwitz gebracht en heeft het evenmin overleefd. Daarom ben ik zo blij met dit jurkje want ik heb mijn oma niet gekend…
Dit is een foto uit Westerbork. In het weeshuis was het verschrikkelijk. Je ziet mij op de foto, een boos en verdrietig meisje. Hier zaten allemaal kinderen die verraden waren. Wat mij vooral troost gaf, was mijn lappenpopje Mies.
Hier zie je mijn moeder. Wij herkenden elkaar helemaal niet meer, toen we elkaar na zoveel tijd weer zagen.  Wie is die vreemde mevrouw? Ik ging met haar mee en natuurlijk is het daarna goed gekomen.’

 

 

 

 

 

 

 

Erfgoeddrager: Doruk

‘Vanuit een gevangenis werd ik naar Westerbork gebracht’

Na de lunch vertrekken Doruk, Wisam en Enes van de IJdoornschool in Noord naar Amsterdam-Zuid, waar ze Lous Steenhuis gaan interviewen. Na een snelle boterham en een rondje over het schoolplein stappen ze in de auto. Bij mevrouw Steenhuis staat er cola en een berg chocolade-eitjes op ze te wachten. De spekjes waren niet halal dus die laten ze netjes staan. De drie jongens halen hun handgeschreven vragen tevoorschijn en verrassen mevrouw Steenhuis met een bosje tulpen. Op tafel staan wat bijzondere spullen. De jongens zijn gelijk onder de indruk.

Hoe was het leven in de oorlog?
‘Wat belangrijk is om te weten, is dat ik me helemaal niks kan herinneren van die tijd. En dat is maar goed ook, want het is geen vrolijk verhaal. Wat ik jullie vertel heb ik bij elkaar gesprokkeld, als één grote puzzel. Achteraf ben ik langzaamaan gaan begrijpen wat voor verschrikkelijks er gebeurd was. Mijn vader en moeder waren Joods en wisten veel van politiek. Ze vonden Hitler een engerd en we gingen daarom gelijk onderduiken, in Amsterdam. Ik was toen twee jaar. Alleen werd het steeds gevaarlijker, dus gingen mijn ouders apart onderduiken. Mijn moeder in Haarlem, mijn vader in Amsterdam en ik kwam bij mijn tante en oom terecht. Ik moest tegen hen papa en mama zeggen, terwijl ze dat natuurlijk eigenlijk niet waren. In 1944 moest ik ergens anders onderduiken, omdat mijn oom zich ook moest melden bij de Duitsers. Het werd onveilig. Toen zat ik in Amsterdam ingedoken en werd ik verraden door een ander meisje…’

Hoe was het in kamp Westerbork?
‘Ook hier heb ik zelf geen herinneringen van, maar via verhalen van anderen weet ik hoe verschrikkelijk het was. Vanuit een gevangenis op het Leidseplein werd ik naar Westerbork gebracht. Daar zat ik in een weeshuis, met vijftig andere kinderen zonder ouders. Bij aankomst maakten de Duitsers foto’s van ons. Op die foto’s kan je zien dat ik niet meer ‘een wolk van een baby’ was, maar een heel boos en verdrietig meisje. In dat weeshuis zorgden Joodse vrouwen voor ons en daar kreeg ik een lappenpopje. Ik heb haar nog steeds en ze heet Mies. Ik vind het zelf een ‘slabberdewatski’ poppetje, maar ik denk dat jullie allemaal heel goed weten dat een knuffel troost kan geven. Hebben jullie ook knuffels?’

Kende u Anne Frank?
‘Dat is leuk dat je dat vraagt, want ik heb Anne Frank niet persoonlijk gekend, maar we zijn wel op dezelfde plekken geweest. Toen ik in die gevangenis zat heeft een enorm lieve mevrouw voor mij gezorgd. Ik zat namelijk op een steen te huilen. Samen met haar werd ik naar Westerbork gebracht. Vanuit daar zijn wij, vijftig weeskinderen, op de laatste trein naar Bergen-Belsen gebracht, een concentratiekamp in Duitsland. Als ik naar Auschwitz was gebracht, dan had ik hier niet gezeten. Hoe dan ook, in Bergen-Belsen zat ook Anne Frank. Ook al was zij veel ouder dan ik, vast en zeker hebben we elkaar gezien. Apart hè? En weet je, voor de oorlog woonde Anne in mijn buurt, op het Merwedeplein. We zaten op dezelfde basisschool en mijn docent had haar les gegeven. Er zijn verschillende lijntjes met Anne Frank.’

Als Hitler voor u stond, wat zou u dan doen?
‘Deze vraag heb ik nog nooit gehad. Hitler was een grote boef. Je kunt het je toch niet voorstellen dat een mens het bedenkt om zoveel mensen dood te maken. Zes miljoen Joden! Hoeveel nullen zijn dat eigenlijk? Ik zou Hitler vragen of hij wel goed bij zijn hoofd was. Ik zou niet agressief worden en zou proberen met hem te praten. Maar ja, zou ik een antwoord krijgen? Het blijft bizar.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892