Erfgoeddrager: Dien

‘Ze dachten dat ik de taal niet sprak omdat ik een hoofddoek draag’

Lucas, Dien en Ahmet van basisschool Rapenland komen binnen in de woonkamer van Fadime Atasman (56). Ze heet ze welkom met een brede glimlach en spoort ze aan wat lekkers te nemen van de tafel. Het eerste wat ze vraagt is waar de jongens vandaan komen, maar ze plakt er gelijk achteraan dat het eigenlijk niet uitmaakt en dat alle mensen mensen zijn en dat we allemaal lief samen moeten leven. Mevrouw Atasman kwam op haar dertigste vanuit Turkije naar Nederland.

Hoe was het om naar Nederland te komen?
‘In het begin was Nederlands leren wel moeilijk. Toen ik hier aankwam, ben ik gelijk begonnen met drie dagen in de week werken bij een plantenbedrijf. Het was seizoenswerk en er werkten veel studenten. Die waren echt moeilijk te verstaan. Daarna ben ik naar school gegaan om Nederlands te leren. 1,5 jaar lang heb ik dat gedaan. In die tijd was dat nog niet verplicht, ik wilde zelf heel graag gaan. Ik ben erg sociaal dus ik wilde graag contactmaken. Ik miste mijn familie wel, hier was ik helemaal alleen met mijn man en drie kinderen. Ik vond het wel fijn om mensen te helpen, dus als er iemand naar het ziekenhuis moest en geen auto had, dan reed ik daarheen. Zo deed ik ook veel sociale contacten op. Ik heb hier nooit ruzie of problemen gehad. Ik woon hier en ik ga niet terug!’

Hoe was het voor uw kinderen om naar Nederland te komen?
Toen ik naar Nederland kwam, bleven mijn kinderen eerst nog bij mijn moeder. Tien maanden heeft zij voor hen gezorgd. Toen ze naar Nederland kwamen, gingen ze ook hier naar school. Ze hadden de kans om te studeren en dat hebben ze dan ook allemaal gedaan. Mijn oudste dochter is advocaat, mijn jongste dochter heeft haar eigen stichting en mijn zoon heeft ook een hele goede baan. Je bent hier vrij om zelf te kiezen wat je wilt studeren, dat is in Turkije een stuk minder zo. Mijn kinderen helpen mij ook veel. Vroeger als ik een woord tegenkwam dat ik niet kende, vroeg ik het meteen aan hen en dan onthield ik dat, nu is mijn geheugen een stuk slechter. Ik ben ook niet zo goed in Nederlands schrijven, dus daar hielpen ze me ook mee.’

Wat vindt u van Nederland nu?
‘Ik vind het nu heel fijn hier, ik ben hier goed en snel gewend, dat was voor mij makkelijk. Ik vond de mensen in het begin wel eens onvriendelijk. Toen ik een keer in het Catharinaziekenhuis lag voor een operatie, had ik heel veel pijn. Ik bleef daar vijf dagen en lag op een kamer met drie mensen. Twee vrouwen praatten over mij, ze dachten dat ik de taal niet sprak omdat ik een hoofddoek draag. Ik heb daar toen wat van gezegd. Het is toch niet leuk dat als jij ziek was in een ander land, naar het ziekenhuis zou gaan, en er dan twee mensen over je zouden praten? Ze schaamden zich toen heel erg.’

Erfgoeddrager: Dien

‘De kogels hebben we in de vloer gevonden’

Brechtje, Maura, Clemens en Dien van de Rijk Kramerschool in Amsterdam-West gaan op bezoek bij mevrouw Yvonne en meneer Ruud Schildmeijer. Ze wonen op de Bloemgracht nummer 82. In dat huis vonden in de oorlog verzetsactiviteiten plaats. Op de gedenkplaat bij de voordeur staan drie namen en de tekst ‘Voor de vrijheid van hun vaderland gevallen’.

Woonde u in de oorlog ook in dit huis?
‘Nee, dit huis was in de familie. Wij wonen hier nu tweeënveertig jaar en hebben veel over het oorlogsverhaal gelezen. We hebben ook overlevenden van de families uitgenodigd en we kregen een plaquette op de muur van ons huis.’

Wat weet u van de geschiedenis van dit huis?
‘Dit is een verzetswoning geweest. In de laatste jaren van de oorlog werd het verzet in de Jordaan steeds groter en er woonden heel veel Joden. Mevrouw Ten Have woonde hier met haar drie kinderen en ze waren erg arm. De kamertjes hierboven ging ze verhuren om een beetje geld bij te verdienen. Een heleboel Joden hebben hier een kamer gehuurd en zij doken op een gegeven moment hier ook onder. Op een dag kreeg mevrouw Ten Have een bericht van Dick Wolters, iemand van het verzet. Hij was gevlucht uit de gevangenis en hij zocht een schuilplaats. Vanuit dit huis begon hij het verzet te regelen. Het was erg gevaarlijk, want hier zaten al die joodse onderduikers en Dick kwam met allemaal verzetsmensen en ze hadden al gauw een wapendepot, hier in de grote kast in de gang.’

Zat mevrouw Ten Have zelf ook bij het verzet?
Dick en mevrouw Ten Have werden verliefd en daardoor ging ze ook bij het verzet. Ze bracht krantjes rond. Die lagen onder in de kinderwagen. Haar jongste baby was een huilebalk en de Duitsers hadden geen zin in krijsende baby’s, dus kon ze gewoon haar gang gaan.’

Wat voor andere dingen zijn hier gebeurd?
Twee andere mannen die ook hier zaten, zouden het wapendepot van de Sicherheitsdienst  in de De Clerqstraat overvallen. Ze heetten Koos Stevense en Jan Keune. Ze gingen de wapens onklaar maken. Jan Keune ging posten en wist toen precies wanneer de bewakers er wel en niet waren. Ze gingen hem overmeesteren voor spertijd. Spertijd was de tijd dat je binnen moest blijven, met alle ramen geblindeerd.’
Ze hebben de bewaker vastgebonden en opgesloten in de kast, maar omdat het spertijd was moesten ze de hele nacht wachten. Ze kwamen ’s morgens heel vroeg thuis om Dick verslag uit te brengen. Die morgen werd de straat afgezet. Prikkeldraad aan beide kanten. Een grote zwarte auto kwam voorrijden. Drie mannen bonsden op de deur, mevrouw Ten Have schrok zich een ongeluk. Drie mannen in uniform stormden naar boven, gooiden de deur open en schoten ze alle drie dood. Ze gingen meteen weer weg, ze hebben het wapendepot niet eens ontdekt. Toen kwam de begrafenisondernemer en nam ze mee, daar kreeg hij geld voor. Ze hebben die mensen in een kuil gekwakt. Na de oorlog hebben die Duitsers de doodstraf gekregen.’

Waarom kwamen die Duitsers hier?
Waarschijnlijk zijn ze verraden door de meneer die op de eerste etage woonde. Beneden zat een winkel, die stond leeg. De man van de eerste etage heeft toen het hout van de vloer gestolen, dat deden de mensen om warm te blijven. Hij werd gepakt wegens diefstal. Maar hij was heel snel vrij. We denken dat hij de politie informatie heeft gegeven, zodat hij snel vrijkwam. Het was nog maar tien dagen voor de bevrijding.’

‘We hebben de oorlog niet zelf meegemaakt, want toen waren wij er nog niet. Maar mijn oma en een tante en oom waren Joods. Ze zijn in Auschwitz vermoord. Boven hebben we een mini museumpje ingericht, met foto’s, brieven en een echte knijpkat uit die tijd. De kogels waarmee geschoten is, hebben we later bij een verbouwing nog in de vloeren gevonden.’

 

 

 

Erfgoeddrager: Dien

‘Mijn moeder was zó kwaad!’

Ik had laatst thuis een muizencrisis’, vertelt Tine van Wijk voorafgaand aan het interview met Niklas, Dien, Daniel, Myrte en Elena… De kinderen gaan net op een bankje tegenover haar zitten op het schoolplein van de Rivierenschool in Amsterdam-Zuid. Het interview houden ze in deze coronatijd liever buiten. Mevrouw Van Wijk legt uit dat ze muizen in haar huis zag en daarom maar op de bank ging slapen. Tot ze zag dat op de bank muizenkeutels lagen, en ze besloot dat er dan ook maar een kat moest komen. De kat is er nu. Maar de angst voor de muizen ook nog steeds. Dat is precies wat er met haar gebeurde in de oorlog, zegt ze: de angst bleef in haar lijf zitten.


Hoe verliep de oorlog voor uw vader?

‘Mijn vader was een grote, prachtige man en heel intelligent. Hij was, net als alle mannen in de oorlog van die leeftijd, gemobiliseerd. Dit betekende dat ze in kazernes moesten wachten tot de Duitsers kwamen. Hij zat in de Kazematten, bij de Afsluitdijk, waar gevochten is. En daarbij is hij krijgsgevangen gemaakt. Toen hij terugkwam, waren zijn ‘zenuwen kapot’. Hij was depressief of juist heel druk. En als hij druk was, dan werd hij opgenomen in de Valerius-kliniek en kreeg hij slaapkuren van twee weken. Kwam hij terug, dan ging het even goed, maar daarna begon het weer. Eigenlijk is het nooit meer goed gekomen. Toen hij 54 jaar was, is hij gestorven in een psychiatrische inrichting. Ik was veertien jaar toen hij werd opgenomen en uit ons gezin verdween.’


Welke vrienden had u in de oorlog?

“Ik had op school een tweeling met wie ik bevriend was. Deze tweeling kwam een keer bij mij spelen. Eerst gingen we buiten in een schuurtje tarwe malen in een koffiemolen, zodat we meel hadden om brood mee te bakken. Toen we weer ons huis in gingen, stond er toevallig een bordje bruine bonen klaar dat mijn moeder had gemaakt voor mijn broertje van 1,5 jaar. Terwijl mijn moeder naar boven liep om mijn broertje te halen, at die tweeling het bordje bruine bonen op. Mijn moeder was zó kwaad! Toen ze later op sterven lag, was ze er nóg kwaad over. “Weet je nog van die bruine bonen!”, zei ze… Kinderen kwamen vaak bij mij spelen, omdat bij ons huis een enorm speelterrein lag. We hadden ook een treintje met kiepwagentjes en allerlei loodsen waar we konden spelen. Naast ons huis hadden de Duitsers en NSB’ers schuilkelders gebouwd. Van die betonnen blokken. En wij hadden langs de schuilkelders hutten gebouwd. Op een dag stond de deur van een van die hutten open. Heel voorzichtig keken we binnen en zagen een zwart SS-uniform liggen. Die SS’ers hadden aan het einde van de oorlog hun uniform stiekem uitgetrokken en waren gevlucht.’

Wat voor invloed heeft de oorlog gehad op u?
‘Het heeft invloed gehad op mijn hele leven, maar vooral op, eh, op mijn relaties met mannen. Meestal word je verliefd op mannen die een beetje op je vader lijken, dus ik werd verliefd op hele neurotische mannen. En ik ben zelf ook nogal neurotisch. Je komt niet ongeschonden uit de oorlog, dat is gewoon zo. Ik ben met een man getrouwd die net zo moeilijk was als mijn vader. Net zo kwaad op wereld. Dat komt toch voort uit de oorlog, waar zoveel ongelooflijke onrechtvaardige dingen zijn gebeurd. Ik kan ook niet meer tegen sommige geluiden. De angst blijft in je lijf zitten. Geluiden van muizen. Van bommenwerpers. Ik weet nog dat op een dag een bommenwerper kwam overvliegen om het einde van de oorlog te vieren. Nou, ik kroop onder de bank! Want op school moesten we destijds ook als het luchtalarm afging met z’n allen onder de bank kruipen. Je moest altijd alert zijn.’

      

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892