Erfgoeddrager: Dana

‘We zaten binnen en deden helemaal niks, vijf jaar lang’

Benjamin, Dana, Faye en Soufiane interviewen Willy Gerard-Verschuur. Voor de leerlingen van de Derde Daltonschool in Amsterdam-Zuid heeft ze foto’s meegebracht van haar gezin van voor de oorlog, ze zien er daar nog heel goed uit. ‘Dat was na de oorlog wel anders’, zegt ze. Ze was één jaar toen de oorlog uitbrak.

Wat weet u nog van de oorlog?
‘Ik was nog natuurlijk nog maar heel klein, maar toen ik drie was verhuisden we van Hellevoetsluis naar Amsterdam omdat mijn ouders graag dichterbij de familie wilden wonen. Achteraf niet handig, want in Hellevoetsluis hadden we een grote tuin met bieten, worteltjes en appelbomen. En we konden niet naar buiten, we hebben de hele oorlog binnen gezeten, nooit buiten gespeeld, dat was te gevaarlijk. We deden wel spelletjes binnen, een soort landjepik bijvoorbeeld. Maar verder zaten we gewoon binnen en deden we helemaal niks, vijf jaar lang. In de Hongerwinter bleef er niet veel van het huis over. We hadden geen hout en het was koud, dus mijn vader begon op zolder alles wat brandbaar was eruit te slopen voor in de kachel.’

Heeft uw familie ook gevaarlijke dingen meegemaakt?
Mijn vader zat bij het verzet, maar wat hij deed, bleef geheim. Ik herinner me dat hij een keer een pannetje eten van het verzet naar huis bracht. Hij zou daarna weer ergens naartoe gaan. Opeens werd er op deur gebonsd en riepen ze: ‘Verschuur, Verschuur, binnenblijven want we zijn verraden!’ Later bleek dat er vanwege een beraamde aanslag op de Duitsers als vergelding dertig mannen op de Apollolaan zijn doodgeschoten. Daar staat nu een monument voor. Omdat mijn vader het pannetje soep even thuis kwam afgeven, is hij daaraan ontkomen.’

Hoe erg was voor u de Hongerwinter?
‘Dat was echt vreselijk. Je kon wel eten halen bij de gaarkeuken, maar dat was altijd een soort aardappelsoep, maar dan van suikerbiet, aangelengd met water. Dat werd een grijs papje. Mijn broertjes en zusje aten het gewoon. Ik nam een klein hapje, omdat dat moest van mijn moeder, maar dat kwam er meteen weer uit. Mijn broertje Freddy is een keer flauwgevallen van de honger. Hij zat de hele tijd op en neer te wippen op zijn stoel van de honger, en zei steeds: ‘Boterhammen, boterhammen, boterhammen’. En opeens, ploep, zakte hij zo naast me op de grond. Ik riep mijn moeder, maar ik viel zelf ook. Lagen we samen flauwgevallen van de honger op de grond. We hebben echt vreselijke veel honger geleden. Soms hoor ik weleens een kind zeggen: ‘Ik heb honger’, maar dan heb je gewoon zin in eten. Want als je echt honger hebt, voel je helemaal niks meer.’

Waren er ook leuke dingen tijdens de oorlog?
‘Mijn oudste broer was altijd heel erg lief voor de kleintjes. Hij was twaalf en kreeg op de middelbare school ’s middags warm eten. Stiekem nam hij dan een paar kapucijners of bonen in zijn broekzak mee voor ons kleintjes. Alleen zaten ze helemaal onder die haartjes van de kleding, omdat ze zolang in zijn broekzak hadden gezeten. Mijn moeder waste de kapucijners af en dan werd het verdeeld. We stopten ze zo snel als we konden in ons mond, tot alles op was. Mijn broertje vond dat niet goed en mijn moeder zei tegen hem dat hij ze dan eerst moest tellen en verdelen. Toen kregen we er steeds twee, want hij wilde dat wij van elke kapucijner toch een beetje zouden genieten, daarom verdeelde hij ze zo. Dat zijn leuke dingen, al is het heel erg dat we zo’n honger hadden.’

Erfgoeddrager: Dana

‘Zowel mijn vader als mijn moeder hebben een Verzetsherdenkingskruis gekregen’

Het is zulk prachtig weer dat Kessidy, Dana, Hristiyana en Desley van basisschool Tamarinde Pim Blank op zijn terras in de tuin kunnen gaan interviewen, lekker aan het water. Na de limonade en koek kunnen ze beginnen. Meneer Blank heeft zelf nauwelijks herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog, want hij is in 1943 geboren. Pas toen hij volwassen was, hoorde hij de bijzondere verhalen van zijn vader en zijn moeder die beiden in het verzet zaten. Ze waren 23 en 24 jaar oud.

Waar woonde u tijdens de oorlog?
Mijn moeder was Joods en woonde in Zaandam. Mijn vader woonde in Wormerveer. In Zaandam werden de Joodse mensen als één van de eersten in Nederland afgevoerd naar kampen en dan vermoord. Omdat dus alle Joodse mensen zich moesten melden, is mijn vader toen de oorlog al begonnen was, nog snel met mijn moeder getrouwd. Dat was eigenlijk verboden toen. De trouwambtenaar heeft de data op de trouwacte vervalst. Mijn moeder is toen bij mijn vader in Wormerveer gaan wonen en hoefde dus niet weg. Zo is zij gered. Kort daarna ben ik geboren. Hoewel ik voor de Joodse gemeenschap een Jood ben, vond Hitler dat baby’tjes zoals ik, met een vader die niet Joods is, een halve Ariër zijn. Zij hoeven niet vermoord te worden. Zo heb ik ook nog eens mijn moeder’s leven gered.’

Zijn er ook familieleden vergast?
Ja mijn opa is vergast en nog veel meer neefjes en nichtjes van mijn moeder.Op 23 februari is hij op transport gezet naar Auschwitz en daar is hij bij aankomst gelijk vergast.  Hij heeft toen hij in Westerbork zat, nog een brief geschreven aan mijn vader op 17 februari 1943.

Hij schrijft; ‘Lieve kinderen, ik hoop dat jullie allen deze brief in beste welstand ontvangen hetgeen bij ons niet minder is. Het is vandaag schrijfdag en over veertien dagen weer. Jullie kunnen wel begrijpen dat het een hele overgang is voor ons. Maar jullie weten wel dat ik me erdoorheen sla, en met tante valt het ook best wel mee. Kees (dat was zijn zoon) als je soms een broek voor mij kan kopen of dat je er een hebt, want ik heb er geen meer, die is stuk en kan niet meer gemaakt worden. Kees of Wim (dat was dus mijn vader) als jullie bij To komen dan ligt er onder het werkbankje, daar waar de flesjes bier staan, een paar zakken met wat ik zo graag lust. Stuur ze per brief aangetekend dan komt het wel bij mij terecht. Ik vraag ook nog worst, die kan tante To wel meenemen’.

.’Wat hebben uw ouders gedaan in de oorlog?
‘Mijn moeder is dus Joods, maar ze heeft ook in het verzet gezeten. Ze droeg een Jodenster en heeft met mij in de kinderwagen de verzetskrant Trouw rondgebracht. Ze smokkelde ook wapens. Ik heb als baby in een kinderwagen bovenop wapens gelegen. We hadden ook twee onderduikers in huis. Dat waren twee Amsterdamse jongens uit het verzet die verraden waren en op de vlucht waren. Jammer genoeg zijn ze bij ons ook weer verraden en opgepakt.’

‘Mijn vader smokkelde ook wapens. Dat deden ze toen op de fiets, de wapens zaten in de fietstassen. Op een gegeven moment werden mijn vader en zijn vriend  aangehouden door een stel Duitsers. Ze zeiden nog tegen elkaar: ‘als jij gepakt word schiet ik die Duitsers dood en als ik gepakt word schiet jij ze dood.’ Maar ineens kwamen er een stel jonge jongens aangefietst, snel weer omkeerden en wegfietsten. De mannen lieten mijn vader en zijn vriend snel los en gingen achter die jongens aan, die zich verdacht gedroegen natuurlijk. Ze kon mijn vader gewoon door. In het verzet heette hij Wim Donker in plaats van Wim Blank. Zowel mijn vader als mijn moeder hebben een Verzetsherdenkingskruis gekregen, dat is een Nederlandse onderscheiding, die bestemd is voor deelnemers aan het verzet tegen de bezetters van Nederlands grondgebied in de Tweede Wereldoorlog.’

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Erfgoeddrager: Dana

‘10 dagen op hongertocht ’

Wij zijn Dana en Inssaf, 12 en 11 jaar oud. We interviewden mevrouw Philippus in het bejaardentehuis in de Ferdinand Bolstraat, waar ze elke week komt. Ze woonde tijdens de oorlog in De Pijp, samen met haar ouders. Ik vond het een informatief gesprek maar het was voor haar soms wel emotioneel.

Wat is uw belangrijkste herinnering aan de Tweede Wereldoorlog?
“Mijn vader werd erg ziek in de oorlogstijd. Hij zag het eigenlijk niet meer zitten. Hij kon niet geloven dat de oorlog ooit afgelopen zou zijn. Hij zat altijd thuis, deed niets meer. Raakte uitgeput. Hoe we ook met hem praatten: hij had de moed niet meer. De hele dag lag hij in bed. Vanuit zijn bed keek hij altijd naar een schilderij met een prachtig bosgezicht. Dan zei mijn vader: ‘Daar wil ik heen.’ Zijn longen werden op het laatst ook nog aangedaan door tuberculose. Op 29 maart 1945 overleed hij. Zes weken voordat er vrede kwam.

Een gewone begrafenis, dat ging niet meer. Alle kerkhoven lagen vol. Er kwamen zoveel mensen te overlijden aan het einde van de oorlog, door honger en armoede.

Op de Oosterbegraafplaats hadden ze een grote, diepe kuil gegraven. Daar werden de mensen dan ingegooid, in lakens en dekens. Dat is met mijn vader ook gebeurd. Hij is begraven in een massagraf.”

Bent u ook op hongertocht geweest tijdens de Hongerwinter?
“Ja, met mijn moeder heb ik in februari 1945 tien dagen lang met honger en in de vrieskou door het land gefietst. Ik zie het nog voor me: al die magere mensen achter elkaar aan zwoegend, met handkarren en fietsen, op hongertocht. We namen spullen mee om te ruilen, zoals lakens of schoenen.

Uiteindelijk kwamen we van onze hongertocht terug bij de Berlagebrug. Klokslag acht uur ’s avonds, dan moesten we eigenlijk al binnen zijn. Op de brug stonden Duitsers. We mochten er niet door. Wat hebben wij toen gehuild bij die Duitsers ‘Hou ons niet aan. Mogen we ons eten houden…?’ We mochten er door. Godzijdank.”

Wat merkte u in de buurt van de Hongerwinter?
“Mensen hakten bomen om, om thuis te gebruiken in de kachel. Alle vuilnis werd naar het Sarphatipark (in de oorlog heette het ‘Bollandpark), gebracht. Kan je nagaan hoe het daar gestonken heeft.

Uit de leegstaande huizen van de gedeporteerde Joden werd al het hout gesloopt. Daar heb ik ook aan meegedaan samen met mijn schoonzuster. Uit een leeg huis in de Kuipersstraat sjouwden we een balk naar huis. Mijn verloofde zaagde die thuis in kleine stukjes.” 

Mensen zoeken in de vuilnishopen in het Sarphatipark naar iets bruikbaars, 1945
Jongens vervoeren een gesloopte deur op de fiets om als brandhout te gebruiken, hongerwinter 1944-1945
Het interview

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892