Erfgoeddrager: Daantje

‘Ik wist niet beter dan dat zij mijn moeder was’

In een bijgebouw naast het hoofdgebouw van basisschool Wereldwijs in Amsterdam-Zuidoost nemen Samuel de Leeuw en leerlingen Cheris, Daantje, Emmy, Lucas en Nai’iem plaats in een rustige ruimte. De Joodse Samuel (1941) woonde tijdens de oorlog in Zuid en zat lange tijd ondergedoken in Limburg.

Waar zat u ondergedoken?
In Limburg. Mijn moeder heeft mij meegegeven aan een paar onbekende jongens van het verzet  Zij brachten mij naar een verzamelplek voor kinderen die naar onderduikadressen werden gebracht. Ik weet dat alle kinderen de oorlog hebben overleefd. Zonder die actie zat ik hier nu niet. Ze hebben mijn leven gered. Ik herdenk de mensen van de NV groep, zoals die verzetsgroep heette, elk jaar. Een paar van hen zijn gemarteld en vermoord. Ik zal nooit vergeten dat zij hun leven gaven voor de vrijheid van anderen.
Ik had goede pleegouders. Ze hadden zelf geen kinderen en ik noemde hen papa en mama. Na de oorlog heb ik altijd contact gehouden en ook mijn vrouw en kinderen hebben hen gekend. Mijn kinderen noemden hen opa en oma. Ik besefte later dat zij veel risico hebben genomen door een Joods kind in huis te laten onderduiken. Mijn pleegmoeder heeft nog een tijd hier in Amsterdam-Zuidoost ook gewoond, in een verzorgingshuis, na de dood van mijn pleegvader. Zo hoefde ik niet steeds 200 km naar het zuiden te rijden om haar te zien. Bij hen thuis was in de oorlog nog een jongetje, maar die moest naar een ander gezin, omdat zijn broertje in de buurt zat ondergedoken. Men was bang dat ze elkaar zouden herkennen. Ik ben de jongens na de oorlog weer tegengekomen en we zijn vrienden gebleven. Inmiddels zijn ze allebei overleden.’

Hoe was het leven bij uw pleegouders?
‘Mijn pleegvader was mijnwerker. Dat betekende dat hij ‘s nachts werkte en overdag sliep. Ze hadden een lange tuin en verbouwden zelf groenten, waaronder rode kool, witte kool, sla en aardappelen. We hadden genoeg eten en in Limburg; daar was geen hongerwinter. Die was in het westen, onder andere in Amsterdam. Het was die winter heel koud en kinderen stalen hout voor de kachel, om het warm te krijgen. In Limburg ging ik naar school en speelde buiten op de hei. Dan speelde ik cowboy of indiaan.’

Wat herinnert u zich nog van de Bevrijding?
‘Ik was in Heerlen. Ik herinner me tanks met Amerikaanse soldaten en juichende mensen. Op dat moment had ik het nog niet door, maar later dacht ik er pas over na hoe bijzonder dit was. Na de bevrijding werd ik nog steeds veroordeeld door mensen vanwege mijn Joods zijn. Ik vind het nog steeds heel erg als mensen elkaar niet als mens accepteren. Daarom deel ik mijn verhaal en hoop ik dat mensen stoppen met elkaar te veroordelen en dat men elkaar als mens ziet.’

Hoe ging de hereniging met uw moeder?
‘Op een dag zag ik mijn moeder, eigenlijk mijn pleegmoeder, met een andere vrouw. Ik vroeg haar wie dat was. Ze zei me dat dat mijn echte moeder was. Ik geloofde dat eerst niet. Ik was bijna vijf en wist niet beter dan dat zij mijn moeder was. Daarom moest ik er erg aan wennen dat die andere vrouw mijn echte moeder was. Ze bleef een tijdje bij ons Limburg en nam mij toen mee naar Amsterdam om te wennen. Dan bleef ik daar een tijdje en ging ik weer terug naar Limburg. Later ging ik voorgoed terug naar Amsterdam.’

Erfgoeddrager: Daantje

‘De dikste boterham’

Wij interviewden meneer Piet Sijtsma over zijn herinneringen aan de oorlogstijd in de Czaar Peterbuurt en de Dapperbuurt. Omdat zijn vader op zee zat, was hij alleen met zijn moeder, twee broers en een zusje. Hij was het jongste kind.

Hoe merkte u dat het oorlog was?
“Er reden veel open jeeps door de straat, met Duitse militairen. Ik herinner me hun gekke helmen en de geweren tussen hun benen. Het was bedreigend, ik moest bij hen uit de buurt blijven. Er werd veel gestolen in de oorlog, als de bakkerskar langskwam met brood voor de Duitse soldaten in de kazerne in de Sarphatistraat dan werd die vaak overvallen door potige jongens. Ook mijn broers deden mee, die waren toen 16 jaar. Het was overleven.”

Zat uw familie in het verzet?
“Nee, mijn vader was zeeman en was niet thuis tijdens de oorlog. Hij werkte op de Javakade. Daar lag het schip Maupia, van de Stoomvaartmaatschappij Nederland. Zeemannen maakten meestal reizen van een half jaar. In 1939, ik was net geboren, ging mijn vader weer op reis, toen brak de oorlog uit en kon zijn schip en de bemanning niet terug naar huis. Ze gingen naar Amerika. Vanuit daar vervoerden ze Amerikaanse troepen die naar Europa gingen om te helpen bij de bevrijding. Daar heeft mijn vader bewust aan meegeholpen. Het was levensgevaarlijk op zee want overal konden Duitse onderzeeërs varen. Alle zeemannen hebben later een onderscheiding gekregen van het Prins Bernhardfonds.”

Wat deed u zoal in de oorlog?
“Als kind wilde ik al geld verdienen. Ik ging vaak naar de melkfabriek in de buurt van het huis van mijn oma. Daar maakten ze melkpoeder. Ik heb me gemeld en ging zakjes melkpoeder dichtplakken. Zo verdiende ik wat. Later ben ik ondernemer geworden.”

Hadden jullie moeite om aan eten te komen?
“Ik kom uit een arbeidersgezin, we waren arm, er was weinig of geen voedsel. Mijn moeder en broers trokken de provincie in, naar Noord-Holland en Overijssel, op zoek naar eten. Daar ruilden ze alles wat we hadden voor voedsel, mijn moeder heeft zelfs haar trouwring afgegeven. Dan kwamen ze terug met een handkar vol aardappelen en kolen. Eindeloze wandelingen waren het, twee of drie dagen heen en dan weer terug. Ik had echt een slimme moeder, ze kwam altijd wel aan voedsel. Ik was zelf de kleinste en als er voor iedereen een boterham werd gesmeerd, dan gluurde ik: wat is de dikste boterham? Dat kon ik goed zien, want ik kwam net boven het aanrecht uit. Ik zag: de dikste boterham was voor mij!”

Wat herinnert u zich van de Bevrijding?
“Een van mijn broers werkte aan het eind van de oorlog bij een boer op Texel. Ik weet nog, op 31 augustus 1945, op de verjaardag van mijn broer was het feest in Amsterdam, het was Koninginnedag en er was Kermis op de Polderweg. Toen kreeg mijn moeder een telegram: mijn broer zou thuiskomen. Het was dus dubbel feest!”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892