Erfgoeddrager: Claudia Carli

‘Het poeziealbum van Alida ’

Schrijfster Claudia Carli kreeg in 2011 het poëziealbum van Alida Lopes Dias in bezit. Ze bewaarde het en zocht een jaar lang naar de meisjes die in het album hadden geschreven. 18 Joodse meisjes. Ze bleken allemaal te zijn vermoord in de oorlog, op vier na. Jenny zat de laatste twee jaar bij Alie in de klas. Ze schreef twee keer in het poëziealbum van haar schoolvriendin Alie. Claudia Carli vertelt over Jenny.

Jaantje
“Ik interviewde ooit de oom van Jenny, die de oorlog wel overleefd had. Hij kon me vertellen dat Jenny eigenlijk Jaantje heette. Maar die naam kwam al zoveel voor in de familie en Jenny klonk toch ook veel moderner. Daarom werd ze Jenny genoemd.”

Albert Cuyp
“De vader van Jenny heette Levie, maar noemde zichzelf Louis. Hij stond op de Albert Cuypmarkt met knopen, garen en linten. Hij verkocht ook stoffen en leverde zijn producten aan een aantal modehuizen. Jenny’s moeder Betsie (Elisabeth), stond achter de marktkraam als vader een bestelling had. Jenny hielp haar ouders ook vaak op de markt, als ze uit school kwam. In 1941 mochten de Joden niet meer op de Albert Cuyp komen. Er hing toen het bord ‘Verboden voor Joden.’ De ouders van Jenny mochten alleen nog een marktkraam hebben op de Joodse markt.’”

Kinderkeukentje
“Het nichtje van Jenny, Riek, overleefde de oorlog. Ze kwam voor de oorlog vaak bij Jenny en haar ouders langs. Maar tijdens de oorlog mochten Joden niet meer reizen. Riek kwam toen nog één keer in Amsterdam, bij Jenny op bezoek. Ze vertelde over haar bezoeken op de Van Woustraat: ‘Jenny had een kinderkeukentje met een kraantje waar echt water uitkwam. Ze was er zelf te groot voor, maar ik mocht er altijd mee spelen als ik bij haar op bezoek kwam in Amsterdam.'

Jenny kwam op 12 oktober 1942 om in Auschwitz."

Bladzijde uit het poeziealbum van Alida

Erfgoeddrager: Claudia Carli

‘’

Schrijfster Claudia Carli kreeg in 2011 het poëziealbum van Alida Lopes Dias in bezit. Ze bewaarde het en zocht een jaar lang naar de meisjes die in het album hadden geschreven. 18 Joodse meisjes. Ze bleken allemaal te zijn vermoord in de oorlog, op vier na. Claudia Carli vertelt over Erna Fleischhauer, het laatste meisje dat in het album schreef.

Vluchteling
“Erna was een Duits-Joods meisje. Ze groeide op in het dorp Adelsdorf in Duitsland. In 1939 was het leven voor Joden in Duitsland niet meer veilig. De ouders van Erna wilden vluchten: via Engeland naar Amerika. Erna werd alvast vooruit gestuurd. Ze kwam met een speciaal kindertransport van Duitsland naar Nederland, een trein vol Joodse vluchtelingetjes. In Nederland werd Erna in Groningen opgevangen door de schrijfster Clara Asscher-Pinkhof. Daar zou Erna op haar ouders wachten om samen met hen, via Engeland, naar Amerika te gaan. Het liep anders.”

Toestemming
“Erna’s ouders kregen geen toestemming om naar Amerika te emigreren en mochten ook niet naar Nederland. En Erna kon niet naar Duitsland terug en mocht ook niet naar Engeland of Amerika. Het meisje had geen plek om te wonen. Ze ging van tehuis naar tehuis. Uiteindelijk kwam ze terecht in het ‘Tehuis voor Joodse Werkende Meisjes’ in de Gijsbrecht van Aemstelstraat in Amsterdam.”

Ouders
“Elke dag liep Erna van het tehuis naar de joodse Herman Elteschool in de Van Ostadestraat. Ze kwam bij Alie in de klas. In oktober 1942 schreef Erna in het poëziealbum van Alida. Op 5 april 1943 werd ze opgehaald en naar Westerbork gebracht. Op 23 juli 1943 werd ze in Sobibor vermoord. Erna heeft nooit meer iets van haar ouders gehoord. Erna’s ouders werden naar het ghetto Izbica in Polen weggevoerd. Wat er daarna met hen gebeurd is, weet niemand. Op het ‘Memorbuch van Adelsdorf’ staat dat ze zijn ‘verschollen’, vermist.” 

In oktober 1942 schreef Erna in het poeziealbum van Alida

Erfgoeddrager: Claudia Carli

‘Het poeziealbum van Alida’

Schrijfster Claudia Carli kreeg in 2011 het poëziealbum van Alida Lopes Dias in bezit. Ze bewaarde het en zocht een jaar lang naar de meisjes die in het album hadden geschreven. 18 Joodse meisjes. Ze bleken allemaal te zijn vermoord in de oorlog, op vier na. Claudia Carli vertelt over Alie en haar poëziealbum.

 

Alie
Alida werd Alie genoemd. Ze was een Joods meisje dat, samen met haar ouders, zus Gretha en haar hondje in de Govert Flinckstraat woonde. Elf jaar was Alie toen de oorlog begon. In 1941, op haar twaalfde verjaardag kreeg ze een poëziealbum. Ze nam het mee naar school, de joodse Herman Elteschool. 18 vriendinnetjes uit haar klas liet ze in haar album schrijven. Gedichtjes, geschreven in prachtige handschriften, met plaatjes erbij. In 1943 werden Alie en haar vriendinnetjes weggehaald.

Het concentratiekamp
Alie werd vermoord in het concentratiekamp Sobibor. Haar zus Gretha overleefde de oorlog. Jaren later vertelde zij aan schrijfster Claudia Carli over haar laatste moment met haar zusje Alie: “In concentratiekamp Vught moesten Alie en moeder mee met het kindertransport. Ik mocht niet mee. Ik ben achter haar aangegaan. De herdershonden hapten in mijn benen. Gegild heb ik. Maar ik heb Alie nog gedag kunnen zeggen. Ik knoopte haar rode manteltje dicht. En toen ging ze, samen met moeder, in een veewagen met honderden andere kinderen. Ik heb haar nooit meer teruggezien.”

Het album
Na de oorlog vond Gretha het poëziealbum van haar zusje. Ze heeft het tot haar dood, in 2011, bewaard. Als laatste heeft Gretha in het album van haar zusje geschreven. Ze eindigt met de woorden:

Zoolang ik hoop te leven zal
ik dit album bewaren.
Rust zacht mijn lieveling
is de wens van je innig liefhebbende
zuster Gretha. 

Eerste bladzijde uit het poeziealbum van Alida

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892