Erfgoeddrager: Chevany

‘Vanaf toen heette ik Bertie.’

De joodse Bram Poons wordt middenin de oorlog geboren. Zeven maanden na zijn geboorte wordt zijn moeder Dina Poons-Turfrijer vermoord in Auschwitz. Zijn vader Daniel Simon Poons wordt ook gedeporteerd en komt in 1944 om het leven op een onbekende plek in Midden-Europa. Bram overleeft de oorlog door onder te duiken.

Heeft u nog herinneringen aan uw ouders?
Mijn vader werkte voor de bekende Haagse drukkerij Trio in de Juffrouw Idastraat, hij was sierdrukker. Mijn moeder was huisvrouw. Ze woonden in een zijstraat van het Groenewegje, vlakbij de oude joodse buurt, waar nu Chinatown is. Mijn moeder was twintig jaar oud toen ik werd geboren op 12 maart 1942. Ik kan me mijn ouders niet herinneren, ik kwam er pas jaren na de oorlog achter dat ik op dezelfde datum jarig ben als mijn vader. Ik heb maar drie foto’s van mijn ouders. Op één van de foto’s zit mijn moeder tussen haar familieleden, ik lig als klein baby’tje in haar armen. Naast haar staat een oom en een halfbroer, beiden dragen ze de gele ster op hun colbert. Die twee mannen zijn de enige van de 188 familieleden van de Poons kant, die het samen met mij en een nichtje hebben overleefd. De andere twee foto’s zijn gemaakt op het huwelijk van mijn ouders. Ze waren zo jong en kijken verliefd in een spiegel.

Waar was u ondergedoken?
Ik lag een paar maanden na mijn geboorte met een navelbreuk in het Juliana Kinderziekenhuis in Den Haag. Mijn ouders waren toen al gedeporteerd. Het verhaal wil dat ik een dag voordat er een razzia in dat ziekenhuis was, door het verzet ben weggehaald. Voordat jullie mij kwamen interviewen heb ik ter voorbereiding nog wat archiefstukken opgevraagd. Daaruit bleek dat ik ook op de Pletterijkade 66 heb gewoond. Daar zat het Joodsch Weeshuis toen. Waarschijnlijk heeft het verzet mij daar tijdelijk ondergebracht, want dat was nog in functie. Dat weet ik dus pas sinds twee weken. Blijkbaar vond het verzet het weeshuis toch niet veilig, want al snel vonden ze een onderduikadres voor mij. Een jong gereformeerd echtpaar. Jan de Klerk en zijn vrouw Anna Swagerman namen mij op in hun huis. Vanaf toen heette ik Bertie. Ik heb een foto die in 1944 is genomen van ons drieën, ik sta tussen ze in. Ik had heel donkere haren en dat veroorzaakte wel wat geroddel in de buurt. Anna heeft me toen een tijdje ondergebracht bij haar familie, tot de kust weer veilig was.

Hoe was het leven na de oorlog?
Toen na de oorlog bleek dat mijn ouders nooit meer terug zouden komen, moest ik tot mijn verdriet naar aangetrouwde familie van mijn moederskant. Ik was veel liever bij Jan en Anna gebleven. Het was als jong jochie niet makkelijk om op te groeien zonder ouders. Ik ben na de oorlog nooit gepest omdat ik joods was, maar ik miste een vader en een moeder, zoals jullie die wel hebben. Mijn nieuwe ouders deden wat zij dachten dat het beste was, maar ik had soms gewoon behoefte aan een aai over mijn bol of een ‘goed gedaan schat!’ van iemand die onvoorwaardelijk van je houdt. In de klas moest ik soms ook huilen als het over familie ging of ik iets moest invullen over mijn ouders. Gelukkig was ik een sociale jongen en haalde ik veel plezier uit voetbal. Ik speelde bij de Ooievaars, dat was voor de oorlog een joodse voetbalclub geweest. Het contact met mijn onderduikmoeder was verwaterd, maar in de jaren negentig wist zij mij via een ouderling van haar kerk op te sporen en kregen we weer contact. Ik heb toen voor haar en haar man een onderscheiding aangevraagd, die ze in 1998 hebben gekregen. Anna zei toen dat ze het haar christelijke taak vond om mij te helpen tijdens de oorlog. Maar ik vind het tot op de dag van vandaag heel bijzonder en dapper.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892