Erfgoeddrager: Badreddine

‘Als we niet waren weggegaan, waren we allemaal dood geweest’

Frits Neijts (88) is een kind van een Joodse vader en niet-Joodse moeder. In buurtcentrum De Klinker, waar hij met zijn vrouw Ans in een aanleunwoning woont, ontvangt hij Umutcan, Badreddine en Kubilay van de Visserschool met limonade.

Hoe oud was u toen de oorlog begon?
‘Ongeveer zo oud als jullie, twaalf jaar. Het enige dat ik merkte was dat er geen school meer was. Ik woonde in de Bestevaerstraat en zat op Columbusschool, op de hoek van de Admiralengracht. Daar zaten de Duitsers in, we konden niet meer naar school. Ik herinner me een keer dat er bommenwerpers overvlogen. Het was een mooie dag en ik keek verwonderd naar boven. Dat je risico liep, besefte ik niet. Jullie weten door de tv en zo van alles, maar wij wisten niet wat oorlog was. Later wel. Mijn moeder was in de politiek, bij de SDAP, wat nu de PvdA is. Die hoorde van partijgenoten in Duitsland wat er allemaal gebeurde. Mijn vader, die Joods was, is toen ondergedoken. Omdat we als gezin toen geen inkomsten meer hadden, moesten we bij de gemeente om steun vragen en verhuizen naar Disteldorp in Noord.’

Heeft u in het verzet gezeten?
‘Twee huizen naast ons in Noord woonde de familie Douwma. Ik speelde vaak met hun zoon Pietje. Deze familie zat in het verzet, bekende verzetstrijders kwamen er over de vloer en N.F. Israël leidde de groep. Ik was een jaar of vijftien en werkte in een magazijn voor geneesmiddelen. Israël vroeg of ik wat vitaminepillen kon regelen. Dat wilde ik wel doen. Ik verborg kokers met pillen in mijn sportsokken. En steeds meer. Tot ik een keer werd gepakt. Bij de portier moest je namelijk elke keer bij het weggaan uit een kauwgomballenautomaat die gevuld was met rode en groene stuiterballen een bal trekken. Meestal was dat groen, dan kon je door, maar bij rood werd je gefouilleerd. Op een keer was de bal die ik trok rood! Ik moest mee, mijn diefstal kwam aan het licht en… de Duitser daar zei ‘Je bent nog maar een kind, ga maar.” Ik mocht weg en rende naar huis! Pas nu, later, besef je het risico dat je toen nam.’

Wat is het ergste dat u heeft meegemaakt tijdens de oorlog?
‘Er zijn een paar nare dingen gebeurd in mijn omgeving. Zo werd de familie Douwma verraden en door de Duitsers opgepakt. Israel stond bovenaan de trap en weigerde op commando naar beneden te komen. Hij werd door een Duitse soldaat doodgeschoten. Zelf zijn we aan de dood ontsnapt. We waren nog maar net verhuisd, omdat mijn moeder het niet veilig vond in Noord, toen er een bom op ons huis viel. Die was van de Engelsen en bedoeld om de Fokkerfabriek aan de overkant op te blazen. Als we niet waren weggegaan, waren we allemaal dood geweest. Mijn moeder probeerde ook de twee zussen van mijn vader duidelijk te maken dat ze moesten onderduiken. Dat deden ze niet, ze dachten dat ze alleen maar moesten werken in een kamp. Maar ze zijn daar vergast.’

 

Erfgoeddrager: Badreddine

‘Soms moesten we plat op de grond vallen om niet geraakt te worden’

Mevrouw Buijse was negen jaar toen de oorlog begon, ze is nu 86 jaar. Ze woonde toen in de Bestevaarstraat op 7-2 hoog met haar vader en twee oudere zusjes. Eddine, Badreddine, Emirhan van de Boomgaardschool en Glaudia, Diyae, Hadi en Fahim van de Mutatulischool zitten aan de grote ovale kamer in de hoek van de woonkamer. Ze kijken hun ogen uit in het gezellige volle huis op de Admiraal de Ruyterweg. Vooral de muur met de rode bakstenen vinden ze erg mooi. Ze krijgen limonade met een koek. Ondanks de grote groep stelt iedereen netjes om beurten zijn vraag. Aan het einde van het interview laat mevrouw ook nog een oude knijpkat en oude lucifers rondgaan.

Kende u mensen die in het verzet zaten?
Ja. Ikzelf, mijn zus en ook mijn vader zaten in het verzet. Ik was pas negen jaar maar ik hielp mijn zes jaar oudere zus al. Ze kon heel goed typen en ze heeft illegale krantjes getypt. Ik moest dan een stapel wegbrengen en iemand anders bracht ze weer rond. Henk, een jongen van 22 jaar, zat ook in het verzet en op een dag moest hij spullen brengen naar Friesland. Mijn zus durfde niet mee en vroeg toen aan mij of ik mee wilde en ik zei meteen ja. Ik moest mee als zijn beschermengel. Dat werd een heel spannende tocht, we gingen helemaal langs de oorlogslinie op weg naar Friesland, op een fiets met strobanden.  We werden onderweg vaak beschoten door Engelse vliegtuigen, die doken dan naar beneden en schoten op de Duitsers die daar op die landwegen reden. Maar wij fietsten daar ook. Soms moesten we plat op de grond vallen om niet geraakt te worden. Ook ging ik op de fiets langs de boeren voor aardappelen. Een keer werd ik staande gehouden door de Duitsers. Gelukkig zei een hele aardige meneeri: “Kom maar achter mijn rug staan, dan zien ze je niet”. Ik bracht de aardappelen naar zijn huis en ik mocht ze komen ophalen als er geen controle meer was.

Was u vaak bang?
Ja, toen Henk en ik werden aangehouden. Ik sprong meteen van mijn fiets zoals me was verteld. De Duitse politie schreeuwde: “Wat zit er in die koffer?”. Ik stond te trillen maar ik deed alsof er niets aan de hand was. Mijn kleren zaten erin maar Henk had zelf allemaal verboden dingen bij zich. Wat precies mocht ik niet weten, dat was te gevaarlijk. Toen was ik heel bang. Maar we mochten toch doorrijden! We waren blij, want Henk was er niet levend vanaf gekomen als hij gepakt was. Ik heb nooit geweten wat hij allemaal bij zich had. Ik bleef in Friesland achter en Henk is alleen terug gegaan. Hij is toen weer gepakt. Hij heeft later verteld dat hij er aan de voorkant van het politiebureau inkwam en er aan de andere kant weer uit was gelopen. Hij heeft heel veel geluk gehad.

Heb je nog wel leuke dingen gedaan in de oorlog?
Soms, want er was niet veel om mee te spelen. De Duitsers hadden ons land echt leeggeroofd. Thuis hadden we nog wel wat spelletjes. Mijn vader maakte mooie puzzels. Hij maakte ook wel spelletjes van papier en we speelden buiten, want er stonden nog helemaal geen auto’s in de straat. Ik weet nog dat op nummer 13 op één hoog NSB-ers woonden. Dan ging ik met de buurtkinderen aanbellen en roepen naar die NSB-ers. Maar ze reageerden natuurlijk niet.

Er gebeurde natuurlijk vreselijke dingen zoals de razzia’s maar soms gebeurde er ook wel iets goeds. Want op een avond was er een Duitser in de gracht gevallen en die heeft onze juf eruit gehaald, dat kan ik me goed herinneren.

Ik zou jullie nog wel een belangrijke les willen meegeven: “Respecteer elkaar. Jij gelooft misschien in Allah of in Boedha en ik in Jezus, maar dat maakt niks uit. Je bent allemaal een mens, dus ga in liefde met elkaar om en hou van andere mensen net zoals je van jezelf houdt”.

Fotografie: Saskia Gubbels

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892